Mathieu Gremmen (67) is met afstand de langst zittende waterschapsbestuurder van Nederland. En dat in Rivierenland, het domein van grote waterwegen als de Maas en de Waal. In ruim drie decennia zag hij de vaak onbeminde bestuurslaag snel veranderen.
Een hoofddocent uit de Ooijpolder, een gepensioneerde boekhouder, een gemeentesecretaris. Het algemeen bestuur van het polderdistrict Groot Maas en Waal – inmiddels opgegaan in waterschap Rivierenland – had in 1993 veel weg van een clubje oude heren. “De gemiddelde leeftijd lag hoog”, herinnert Mathieu Gremmen zich. Zelf moest hij nog veertig worden.
Fruitteler was hij toen nog. In Horssen, in het Land van Maas en Waal. “Al heb ik altijd veel bestuurlijke banen gehad. Het bedrijf deed ik erbij; ik ben er een paar jaar geleden mee gestopt.” De plantenbak in de voortuin herinnert nog aan zijn periode als boer. ‘M. Gremmen, Horssen 1994’, staat erop. Een ander relikwie: in het waterschapsbestuur vertegenwoordigde hij al die jaren de agrarische sector. Maar daarover later meer.
“Er lag een plan om in de uiterwaarden te bouwen, hier vlak bij in Druten”, blikt hij terug. “Daar heb ik toen flink oppositie tegen gevoerd. We hadden in 1993 net hoogwater gehad. Het ging toen allemaal goed. ‘Maar het kan nog een keer erger worden’, zei ik.”
12 uur lang dijkwacht
Die woorden bleken profetisch. In januari 1995 was het waterschap in het rivierengebied op slag geen saaie en abstracte organisatie meer. Door zware regenval in Duitsland en de Ardennen steeg het waterpeil in de grote rivieren snel. Vele tienduizenden mensen moesten worden geëvacueerd.
Gremmen was nog altijd lid van het algemeen bestuur – hij was dus een gekozen volksvertegenwoordiger, net als een gemeenteraadslid. Pas later dat jaar zou hij heemraad worden in het dagelijks bestuur: een functie vergelijkbaar met die van een wethouder.
“Ik werd in eerste instantie wakker geschud door mensen in het gebied”, vertelt Gremmen. “Door grote bedrijven die zich niet meer veilig waanden voor het water. Toen dacht ik: nu is het menens.” Gremmen ging dijkwachten draaien: 12 uur lang hield hij de waterstand in de gaten. “En dat in een gebied waar niemand meer was: lege huizen, geen koe of schaap in de wei. Toen heb ik hier voor het eerst een vos gezien.”
De situatie bij Dreumel was kritiek. Het water stond nog maar een paar decimeter onder de dijk. Er werd een stevige westenwind voorspeld, met alle risico’s van dien. “Wij stonden daar met zandzakken, maar toen draaide de wind.” Met die oostenwind kwam Ochten, vijftien kilometer stroomopwaarts aan de andere kant van de Waal, in de vuurlinie van het water te liggen. “Toen is heel het dorp in allerijl ontruimd.”
Computerruimte in de kelder
Kort na de watersnood werd het juist Gremmens taak om herhaling te voorkomen. Hij ging zich als dagelijks bestuurslid buigen over de portefeuille dijkversterking. Dat deed hij in elk geval met zo veel succes dat de situatie nooit meer zo kritisch werd als in 1995. Maar intussen verandert én groeit de opgave om ook in de toekomst droge voeten te houden. De watersnood na hevige regenval in Limburg, een kleine twee jaar geleden, ligt nog vers in het geheugen.
“Het klimaat blijft veranderen”, constateert Gremmen. “En in een gebied als dit heb je daar heel direct mee te maken.” Omdat bouwen in de uiterwaarden tegenwoordig voor iedereen een discussiepunt is. “Het is niet onmogelijk. Maar dan zul je huizen op een verhoging moeten bouwen. Zorgen voor evacuatieroutes. En slim omgaan met je kritische infrastructuur.”
Hij wijst op het VU Medisch Centrum in Amsterdam, dat in 2015 patiënten moest evacueren vanwege grote wateroverlast. “De computerruimte was daar in de kelder, waardoor alles stilviel. Nu kwam dat niet door hoogwater, maar door een gesprongen waterleiding. Maar het principe is hetzelfde: computers kun je beter op zolder zetten.” Zaken waar ziekenhuizen, maar ook gemeenten, lang niet altijd aan denken.
275 kilometer aan verbindingszones
In het begin van zijn carrière bij het waterschap was Gremmen verantwoordelijk voor versteviging van de dijken. Later volgde de andere kant van de operatie om nu en in de toekomst droge voeten te houden. Er moest meer ruimte komen om water op te vangen. Gremmen laat het graag zien, niet ver van zijn huis in Horssen. Net buiten het dorp, direct langs de grote weg tussen Nijmegen en Zaltbommel, ligt voor hem een bijzondere plek.
Daar loopt namelijk de Broeksche Leijgraaf. “Mijn eerste ecologische verbindingszone”, vertelt hij, inmiddels met rubberlaarzen aan zijn voeten. “Hier komen drie functies bij elkaar. We hebben de waterloop hier fors verbreed: waterberging is een belangrijke functie. Maar we proberen ook de kwaliteit te verbeteren. Daarom staat er riet omheen, dat een zuiverende werking heeft. En dat is ook weer goed voor de biodiversiteit.”
Gremmen heeft het laatst nog eens uitgerekend: in totaal legde hij zo’n 275 kilometer aan ecologische verbindingszone aan. Daar komt nog zo’n 225 hectare bij die hij specifiek voor waterberging bestemde. Dat is trouwens nog niet genoeg: er blijven aandachtsgebieden.
Zoals Groesbeek, een atypische plek binnen het door grote rivieren gedomineerde waterschap. “Een heuvelachtig gebied, net als in Limburg. Een gebied zonder sloten ook. Daar stroomt het water bij hevige regenval bij mensen door de keuken.” Er is flink geïnvesteerd om de beek die door het dorp loopt – niet toevallig de Groesbeek – meer ruimte te geven. En om water te bergen in natuurgebied De Bruuk. Belangrijk bij overvloedige regen, maar ook bij droogte. “Als je meer water op de berg vasthoudt, komt dat ook de grondwaterstand ten goede. En dat draagt weer bij aan de kwaliteit van de natuur.”
Het boerenbelang
In het waterschapsbestuur vertegenwoordigt Gremmen de fractie Ongebouwd. Een wat cryptische naam, maar hij bezet daarmee een zogeheten geborgde zetel. Hij was al die jaren de vaste vertegenwoordiger voor de agrarische sector, die ongeacht de verkiezingsuitslag in het dagelijks bestuur plaatsnam. Mits zijn achterban daarmee instemde, natuurlijk.
“Ik heb altijd twee dingen gezegd voor ik aan een nieuwe periode begon”, benadrukt Gremmen. “Een: ik zit er zonder last of ruggespraak. Als ik denk dat de landbouw of de natuurpartijen fout zitten, dan zeg ik dat. En twee: ik ben géén belangenbehartiger. Ik zit er voor het algemeen belang en alle partijen zijn me even lief. Dat hebben ze altijd geaccepteerd; op die manier hou je het ook het langste vol, denk ik.”
Over geborgde zetels is bij deze verkiezingen veel discussie. Op initiatief van D66 en GroenLinks veranderde de wet: er zijn nu minder geborgde zetels in het algemeen bestuur – de gekozen volksvertegenwoordiging. De verplichte geborgde zetel in het dagelijks bestuur komt te vervallen. Een stap om de waterschappen democratischer te maken, zo is het idee.
In de waterschapscarrière van Gremmen ging de structuur al veel vaker op de schop. Hij begon in de tijd dat álle zetels geborgd waren. Pas in 1995 konden ‘gewone’ burgers zonder een specifiek belang voor het eerst direct stemmen voor het waterschap. Eerder kozen gemeenteraden de vertegenwoordiging namens burgers. Politieke partijen deden pas in 2008 hun intrede: daarvoor kenden de waterschappen een personenstelsel.
Polarisatie en draagvlak
Het waterschap is daardoor politieker geworden, merkt Gremmen. Dat is niet altijd erg: zelf voerde hij dertig jaar geleden dus óók wel eens oppositie. “Maar ik maak me wel zorgen over de polarisatie die ook binnen het waterschap ontstaat. We zijn een functionele democratie met een specifieke taak. Die kunnen we alleen uitvoeren met een zo groot mogelijk draagvlak.”
Een tegeltjeswijsheid die daarbij vaak wordt gebezigd: ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder’. “Maar alleen ga je bij een waterschap niet sneller”, vindt Gremmen. “In de Alblasserwaard hebben ze bijvoorbeeld een plan gemaakt om bodemdaling tegen te gaan”, legt hij uit. Broodnodig, want bij een waterstand die laag wordt gehouden en een dalende bodem komt CO2 vrij.
“Landbouw- en natuurpartijen zijn daar samen tot afspraken over CO2-reductie gekomen. Moeten wij dan als politiek gaan zeggen: dit is onvoldoende? Terwijl er daar in een relatief conservatief gebied een initiatief ligt dat toch al forse stappen zet. Als wij dan vanuit ons kantoor in Tiel gaan zeggen dat het anders moet, werkt dat averechts.”
Waterschappen in Senegal
En dan is er nog de discussie of we waterschappen überhaupt wel nodig hebben. Kan een provincie, die óók bij uitstek over zaken als natuur en ruimtelijke ordening gaat, die taak niet prima vervullen? Nee, antwoordt Gremmen gedecideerd. Waterveiligheid is in een dichtbevolkte delta een thema dat een eigen organisatie nodig heeft. “Bij de provincie – of bij een gemeente – sneeuwt dat politiek al snel onder. Een sporthal is heel zichtbaar, de riolering daaronder niet.”
Volgende maand, niet lang voor zijn afscheid als bestuurder, reist Gremmen nog een keer naar Afrika. Naar de delta van de Senegalrivier, waar waterschap Rivierenland al jaren betrokken is bij een project. “Daar worden nu een soort waterschapjes opgezet.” Die moeten kennis gaan opbouwen om het lokale waterbeheer te verbeteren. “Ze hebben daar bijvoorbeeld veel last van een soort lisdodde, waardoor de rivier en alle zijtakken dichtgroeien.”
Het waterschapssysteem werkt: boeren betalen er nu heffingen, maar daarmee gebeurt nu wél iets aan die woekerplan. “Zo'n systeem dient als voorbeeld voor veel andere delta’s. En dan zouden we het hier opheffen?”
Mathieu Gremmen (67)
Woonplaats: Horssen
1991-1995: Algemeen bestuurslid Polderdistrict Groot Maas en Waal (later opgegaan in waterschap Rivierenland)
1995-2002: Heemraad Groot Maas en Waal
2002-nu: Heemraad Rivierenland
2018-2019, 2022: plaatsvervangend dijkgraaf Rivierenland
Lees ook:
Meer democratie brengt het waterschap ook meer onrust
Het waterschap opereert voornamelijk in stilte, beroering is er zelden. Totdat een nieuwe wet, ingediend door GroenLinks-Kamerlid Laura Bromet en D66-collega Tjeerd de Groot, de gevestigde belangen worden bedreigd. ‘We voelen ons als oud vuil behandeld.’