EssayHans Goslinga
Het liberalisme loopt hard op zijn grenzen. Hoog tijd dat PvdA en GroenLinks de politiek weer ziel geven
Na decennia van liberaal beleid verkeert het politieke bestel in diepe crisis en gaapt er een ideologisch gat. Er is dringend tegenmacht nodig, schrijft Trouw-columnist Hans Goslinga. De samenwerking tussen PvdA en GroenLinks komt dus geen moment te vroeg.
In de vroege ochtend van woensdag 13 november 1918 stond er op de statige Johan van Oldenbarneveltlaan in Den Haag een vrouw driftig te wenken naar een aansnellende man. ‘Kom gauw binnen’, riep ze. ‘Piet wil zelfmoord plegen.’
De vrouw was Sjoukje Troelstra, de man die ze aanspoorde Willem Albarda, Tweede-Kamerlid voor de SDAP en vertrouweling van haar man, Pieter Jelles Troelstra, de leider van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. Met hem ging het niet goed, nadat hij daags tevoren in de Tweede Kamer in een wirwar van woorden de regering had opgeroepen te wijken ‘nu de politieke macht aan ons is’.
Dat was niet gebeurd. Anders dan in Duitsland, waar de revolutie van 9 november op slag een eind maakte aan het keizerrijk en de sociaal-democraten aan de macht bracht, dacht de Nederlandse regering onder leiding van de eerste rooms-katholieke premier Ruijs de Beerenbrouck er niet over om in te gaan op ‘de eisen van het historisch ogenblik’. Zij mobiliseerde militaire troepen in de grote steden om een mogelijke opstand neer te slaan.
Hans Goslinga (1948, Baambrugge) is politiek columnist van Trouw. Vanaf 1978 maakte hij deel uit van de parlementaire redactie. In 1993 werd hij politiek commentator en columnist van de krant.
De vrijzinnig-democraat Marchant hielp Troelstra nog in hetzelfde Kamerdebat uit de droom met de retorische vraag waarom de revolutie moest ophouden bij Zevenaar. Hij gaf zelf het ontnuchterende antwoord: ‘Om de eenvoudige reden dat Zevenaar in Nederland ligt en niet in Duitsland’.
Volgens de Troelstra-biografie van Piet Hagen trof Albarda zijn voorman de volgende ochtend in de woonkamer aan, ‘voor oud vuil liggend’ op de bank, als ‘een gebroken man’. Hij vreesde voor zijn politieke einde nu hij zich zo had verkeken op de machtsverhoudingen en de stemming.
Een wig in het volk
1918 is een brandpunt in de politieke geschiedenis van ons land. Het bracht niet de revolutie die Troelstra zich in een vlaag van overmoed wenste, maar wel een stille revolutie, het begin van de ‘tweede democratie’, na de eerste, exclusieve democratie van Thorbecke, waaraan alleen mannen met vermogen mochten deelnemen.
Te midden van het kanongebulder over de grens legde de liberale premier Cort van der Linden daarvoor eind 1917 de basis. Na jaren van politieke en maatschappelijke onrust kwam hij met een compromis dat een einde maakte aan de sociale en culturele strijd, die volgens een tijdgenoot ‘een wig in het volk’ had gedreven. Met de invoering van het algemeen kiesrecht, een stelsel van evenredige vertegenwoordiging en de gelijkberechtiging van christelijke en openbare scholen kon iedereen zich deelgenoot voelen van de politieke gemeenschap als de essentiële drager van het democratische bestel.
Het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck voegde er in 1919 de invoering van het actieve kiesrecht voor vrouwen en de achturige werkdag aan toe, waarmee nog twee belangrijke eisen van de sociaal-democraten werden ingewilligd.
Nu de samenleving in onze dagen opnieuw door een heftige strijd om culturele, materiële en fysieke ruimte uit elkaar wordt gedreven, kan een spiegeling aan 1918 verhelderend zijn en wellicht uitzicht geven op mogelijkheden het tij te kenteren. In politieke zin ligt een vergelijking voor de hand, omdat de liberalen nu opnieuw de dominante macht zijn, die de teugels van het kapitalisme opnieuw laat vieren.
Die liberale dominantie is inmiddels dusdanig ontwrichtend, dat een stevige ideologische tegenkracht node wordt gemist. Kan die komen van linkerzijde, waar PvdA en GroenLinks bouwen aan verregaande samenwerking?
Was het revolutionaire vuur wel echt gedoofd?
‘We shape our buildings, thereafter they shape us’, zei Winston Churchill. Deze logica klopt in de zin dat socialisten in ons stelsel geleidelijk democraten zijn geworden: zij maakten de keuze om hun idealen langs parlementaire weg tot stand te brengen. Troelstra was dat in die turbulente novemberdagen even vergeten, tot schade van zijn beweging die nog decennialang met argwaan werd bekeken.
Was het revolutionaire vuur wel echt gedoofd, of stond het slechts op een waakvlam? Toen het kabinet-Den Uyl in de steigers werd gezet, schreef de katholieke politicus Beel, een man van de gevestigde macht, voor zichzelf: ‘Ongeluk dreigt voor het land’. Het hielp nauwelijks dat Den Uyl zich een reformist noemde, zich scherp bewust van ‘de smalle marge van democratische politiek’.
Ons stelsel heeft zijn voordelen, maar het voert ook een schemering mee waarin alle katjes grauw dreigen te worden en een zekere vlakheid om de hoek ligt. De historicus Huizinga ontleende daaraan zijn bezwaren tegen het partijenbestel dat zich na 1918 verder ontwikkelde, omdat het de wezenlijke tegenstellingen tussen de drie voornaamste temperamenten in de politiek zou verdoezelen: behoud, hervorming en radicaliteit.
De radicaal of revolutionair was in zijn ogen degene die de onvolmaaktheid van de wereld niet kan verdragen, het moet volledig anders en wel hier en nu. In onze dagen herken je in dit profiel de trekken van de populist, die niets moet hebben van compromissen en hapklare oplossingen presenteert.
Het democratisch bestel leeft niet, maar poogt te overleven
Volgens Huizinga was het logisch dat de behoudende en hervormingsgezinde krachten, indien nodig, zouden samengaan tegen de radicale stokebranden. Ook dit patroon is herkenbaar in de bonte en in wezen onnatuurlijke coalities onder premier Mark Rutte, nadat zijn poging met de populist Wilders samen te werken al snel was mislukt.
Maar wat Huizinga als een tijdelijke cohabitatie zag van politieke rivalen, heeft nu al bijna een permanent karakter. Het levert een democratisch bestel op dat niet leeft, maar poogt te overleven. ‘Elke democratie waarin een alternatief dreigt te gaan ontbreken, is in gevaar’, schreef Den Uyl in 1970 in zijn beroemde opstel over ‘de smalle marge van democratische politiek’.
In dat licht was het niet onverstandig van Rutte om na de Kamerverkiezingen van 2021 de combinatie van PvdA en GroenLinks uit de coalitie te weren. In lijn daarmee lag dat hij beide partijen een paar weken geleden, als startschot voor lopende verkiezingscampagne, uitriep tot directe tegenstander: pas op kiezer, deze ‘linkse wolk’ wil ‘een graai in de portemonnee’ doen.
Dat dwingt de twee linkse partijen op hun beurt tot een verscherpt politiek profiel en, wie weet, een links en groen reveil.
‘Wees niet roze, maar rood’
Ook Ruttes voorganger Bolkestein wilde een tegenstander met wie hij de strijd kon aanbinden. Bij zijn aantreden als VVD-leider in 1990 riep hij de PvdA op: ‘Wees niet roze, maar rood’. Hij kreeg niet zijn zin. Achteraf kun je vaststellen dat de PvdA zich te snel en te veel heeft laten meeslepen in het liberale moment, dat met de val van de Muur op 9 november 1989 aanbrak en vrijwel meteen een taboe legde op elke vorm van collectiviteit. Het communisme was verslagen, de toekomst was aan het individu en de vrije markt.
Daarmee werd ook de macht van haar sociale arm, de vakbeweging, verzwakt en verloor de solidariteit, de grondslag van de sociale regelingen, haar kracht als electoraal bindmiddel.
In de tweede democratie waarvoor Cort van Linden eind 1917 na jaren van strijd de basis legde, was de macht verdeeld tussen verschillende levensbeschouwelijke groeperingen. Het landsbestuur kon functioneren op basis van geven en nemen.
Het probleem nu is dat niet alleen de levensbeschouwelijke zuilen zijn omgevallen, maar ook dat de staat is losgezongen van de politiek en geregeld meer weg heeft van een monster van Frankenstein dan van de hoeder van het algemeen welzijn, zoals de schandalen rond de toeslagen kinderopvang en het Groningse gas hebben laten zien. Helemaal vreemd is het niet, gezien alle politieke crisisverschijnselen, dat de staat zich eigenmachtig is gaan gedragen. Die schandalen staan niet op zich, maar zijn symptomen van de ontwrichting van de tweede democratie.
Het politieke krachtenveld is ten prooi gevallen aan fragmentatie. De oude staatsdragende partijen zijn niet meer bij machte de onvrede en het verzet te kanaliseren en richting te geven aan het politieke debat. In het vacuüm zijn allerlei pop-up- en protestpartijen opgedoken, die veel lawaai maken, maar geen blijk geven van het scheppend en vormgevend vermogen dat politiek een ziel geeft.
Fusies komen altijd voort uit het machtsmotief
In dat perspectief is het gunstig dat PvdA en GroenLinks hebben besloten naar bundeling van hun krachten te streven, mogelijk uitmondend in een fusie. Van partijvernieuwing is, als basis voor regeermacht en tegenmacht, meer te verwachten dan van gesleutel aan het stelsel, dat als grote voordeel heeft dat het de verscheidenheid uitdrukt en minder aanzet tot polarisatie dan de Angelsaksische tweepartijenstelsels.
Fusies in de politiek komen altijd voort uit het machtsmotief. De PvdA poogde direct na de oorlog door te breken naar alle gezindten en een tweedeling te forceren. Dat mislukte, net zoals na 1966 de strategie van polarisatie om de christelijke kiezers in het midden tot een keuze tussen links en recht te dwingen.
Met de diepe crisis in ons bestel komt er een ander, nobeler motief bij; de noodzaak om de ideologische leegte na ruim dertig jaar liberaal beleid nieuwe inhoud te geven en de vrijheid en solidariteit als de kern van onze democratische rechtsstaat opnieuw te organiseren.
De liberaal Rutte trad in 2006 als VVD-leider aan om ‘de deken van negativisme’, die in zijn beleving over het land lag, weg te trekken. ‘Het individu is nog helemaal niet bevrijd, maar zit opgesloten in de nivellering. Het is allemaal zo verschrikkelijk middelmatig hier’, zei hij in een vraaggesprek met deze krant.
Net als zijn partijgenoot Bolkestein voelde hij bij de individualisering wel de noodzaak van een bezielend verband, maar anders dan zijn voorganger zag hij niets in het moralisme van het CDA. Liever gooide hij zijn anker bij het liberalisme zelf. ‘De overheid moet jou als burger stimuleren het beste uit jezelf te halen. Als mensen zich gewaardeerd en uitgedaagd voelen, zullen ze zich met elkaar verbinden.’
In het publieke debat regeren wantrouwen en cynisme
Het heersende politieke klimaat laat zien dat er van dat ideaal weinig terecht is gekomen. Misschien is de integratie van het privébelang en het publieke belang, een voorwaarde voor verbondenheid met de natie als politieke gemeenschap, wel verder weg dan ooit. In het publieke debat regeren wantrouwen en cynisme.
Dat is niet allemaal de schuld van Rutte. Het laat wel zien hoe hard het liberalisme op zijn grenzen is gelopen. De kern van die ideologie, de vrije ontplooiing van het individu, wordt gefnuikt door de wetten van de vrije markt, waarin efficiency en volgzaamheid van uitvoerders vooropstaan. Naar de wijsheid van de vloer wordt zelden geluisterd.
Het toeslagenschandaal heeft blootgelegd hoezeer dit marktdenken de staat heeft geïnfecteerd. Er is dringend politiek tegenwicht nodig aan een VVD, die de uitvoerende macht heeft verwaarloosd en zelfs tot een amorele dommekracht heeft laten transformeren.
PvdA en GroenLinks kunnen in hun gedachtegoed genoeg aanknopingspunten vinden om een ideologische tegenkracht te ontwikkelen, een keerpunt tegen wat de schrijver Rudy Kousbroek noemde ‘de zachte en schunnige verwoesting’ van onze democratie.
Bevrijding van de individuele burger moet nog beginnen
De ideeënstrijd moet voorafgaan aan de strijd om de macht, wil deze tot succes leiden. Het duidelijkst is dat de bevrijding van de individuele burger, waarop Rutte destijds doelde, nog moet beginnen. Den Uyl gaf al in 1957 een schot voor de boeg in een opstel over fundamentele democratisering: ‘Alleen als we de burger de kans geven verantwoordelijkheid te dragen, zal hij niet revolteren’.
De notie van Den Uyl laat zien dat uitgangspunt voor politieke vernieuwing de vloer van de samenleving zal moeten zijn. In dat perspectief ligt voor PvdA en GroenLinks aansluiting bij het gedachtegoed van het CDA voor de hand, temeer daar dat in de partij zelf weinig uit de verf komt. Misschien is deze tijd wel rijp om de na-oorlogse doorbraakgedachte af te stoffen en te komen tot een links-christendemocratische samenwerking.
Put u hoop uit een linkse samenwerking? Reacties (max. 150 woorden) zijn welkom via tijdgeestreacties@trouw.nl. Graag naam en woonplaats vermelden.
Lees ook:
De linkse samenwerking tussen PvdA en GroenLinks is in een nieuwe fase beland
De linkse samenwerking tussen PvdA en GroenLinks is in een stroomversnelling beland. ‘Ook mensen die niet op ons stemmen hebben als eerste respons: Wat goed dat partijen samenwerken.’