Kroongetuigen
Hoe moet het verder met de kroongetuige? ‘Het maakt de opsporing lui’
De inzet van de kroongetuige ligt onder vuur, terwijl het een cruciaal wapen is in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Waarom de criminele getuige al jarenlang tot discussie leidt. ‘Het is geen wondermiddel.’
In en op de media, bij de koffieautomaat en aan de toog viel de afgelopen dagen steeds hetzelfde woord: kroongetuige. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) oordeelde vorige week vernietigend. Er zijn tal van beveiligingsfouten gemaakt rond de moorden op de broer van kroongetuige Nabil B., diens advocaat Derk Wiersum en vertrouwenspersoon Peter R. de Vries.
Opnieuw stormt het rond de inzet van het controversiële middel, waarbij criminele getuigen belastende verklaringen afleggen in ruil voor strafvermindering. Het is een fataal bewijsmiddel gebleken in megaprocessen. Maar als de prijs voor dit middel zo hoog blijkt, is het dan niet erger dan de kwaal?
De politie moest na het OvV-rapport snel erkennen dat een nieuwe kroongetuigedeal sluiten op korte termijn onmogelijk is. “We begrijpen het belang van de kroongetuige, maar we kunnen de bewaking en bescherming niet of onvoldoende regelen", zei Liesbeth Huyzer, plaatsvervangend korpschef van de politie vorige week op NPO Radio 1. Een deel van de Tweede Kamer deelt die mening.
Hoogleraar Straf- en Strafprocesrecht Jan Crijns van de Universiteit Leiden weet niet anders dan dat het middel omstreden is. “Wél kent de discussie telkens weer andere zwaartepunten. Aanvankelijk ging het vooral om de vraag of je dat wel moet willen, boeven met boeven vangen.
Moet de overheid zich wel verlagen tot het inschakelen van hulp door het criminele milieu, is het wel ethisch om iemand die zelf ook strafbare feiten heeft gepleegd strafvermindering te geven?” Ook is veelvuldig gesoebat over de betrouwbaarheid van kroongetuigen. “En nu wordt het debat gedomineerd door de veiligheidsrisico’s.”
De eerste kroongetuige
De kroongetuige deed in de jaren 90 haar intrede in Nederland na de geruchtmakende IRT-affaire. Politie en justitie lieten grote partijen drugs door met hulp van burgerinfiltranten om criminele organisaties aan te pakken. Toen dat niet meer mocht, zocht Nederland naar nieuwe methodes om de georganiseerde misdaad klappen toe te brengen.
Justitie keek over de grens, waar Italië begin jaren 90 grote successen boekte met de inzet van de kroongetuige in de strijd tegen de nietsontziende maffia. Kopstukken werden opgepakt en veroordeeld, grotendeels op grond van informatie en getuigenverklaringen van criminele getuigen.
Het Nederlandse Openbaar Ministerie ging eind jaren 90 - zonder dat er een wettelijke regeling was - ook pionieren met de kroongetuige. Toenmalig officier van justitie Fred Teeven gebruikte het middel in het Hakkelaar-proces, tegen hasjbaronnen Johan V. – alias de Hakkelaar, Koos R. en Bertus K. Een criminele organisatie met Hollandse penoze die grootschalig handelde in softdrugs. Twee criminelen uit de groep besloten zich te keren tegen hun vroegere maten en te getuigen.
Zorgeloos in de Jordaan
De belastende verklaringen van deze twee kroongetuigen in ruil voor strafvermindering betekenden een revolutie in het strafproces. Advocaat Marcel van Gessel stond één van hen bij, Ad Karman. De Amsterdammer uit de Jordaan had de deal met justitie al gesloten toen de advocaat in beeld kwam.
“Ik was de eerste die hem op een objectieve manier vertelde wat de gevolgen waren van de afspraak die hij had gemaakt”, zegt Van Gessel. Toen hij zijn cliënt vertelde dat het was gedaan met zijn zorgeloze leventje in de Jordaan en de beloning tegenviel, krabbelde Karman terug. De inschatting van Van Gessel was dat hij een jaar of zes zou krijgen voor zijn aandeel. “Toen heb ik gezegd: wil je altijd over je schouder blijven kijken of gewoon een paar jaar zitten en er dan vanaf zijn?”
De zaak leidde ertoe dat Van Gessel anders naar het middel kroongetuige ging kijken. “Sinds Karman heb ik geen kroongetuige meer bijgestaan en ik zou het nooit meer doen. Je kunt dat iemand niet aan doen in een samenleving waarin je de veiligheid van een kroongetuige niet kan garanderen. Dat was toen al zo.”
Uiteindelijk kreeg Karman een andere advocaat en ging de deal door. Voor justitie pakte het goed uit. Op basis van twee kroongetuigen uit de criminele organisatie gingen zij jarenlang de gevangenis in.
Vijftig procent strafkorting
Ondertussen bleef grote behoefte aan een wettelijke basis voor de kroongetuige. Die kwam er na jarenlange discussie in 2006. In de regeling werd vastgelegd dat criminelen alleen mogen getuigen tegen iemand die verdacht wordt van georganiseerde criminaliteit, of van misdrijven waar minstens acht jaar gevangenisstraf op staat. Het OM mag maximaal vijftig procent strafkorting bieden aan de kroongetuige in ruil voor de verklaringen.
In de jaren erna gebruikte justitie de kroongetuige maar sporadisch, mede vanwege de strenge eisen die eraan worden gesteld sinds de IRT-affaire. Hoogleraar Crijns schat dat tien tot vijftien kroongetuigen zijn ingezet sinds 2006. De ultieme beproeving was de deal die het OM in dat jaar sloot met Peter La Serpe in het Passageproces, dat draaide om een serie liquidaties in de Amsterdamse onderwereld. Hij werd 35 dagen verhoord, wat leidde tot een schat aan belastende informatie voor justitie. Na zijn medewerking kreeg hij acht jaar cel, in plaats van de oorspronkelijke zestien jaar.
Spijt van de deal
De deal mondde al snel uit in geruzie tussen het OM en La Serpe over zijn bescherming en de vergoeding die hij daarvoor zou krijgen (1,4 miljoen euro). In hoger beroep in het Passageproces maakte justitie ook gebruik van een tweede kroongetuige, ‘moordmakelaar’ Fred Ros, die in eerste aanleg 30 jaar cel kreeg.
Ook hij verklaarde belastend in het Passageproces in ruil voor forse strafvermindering. Mede op basis van de verklaringen van de kroongetuigen belandden een aantal verdachten in het Passageproces levenslang achter de tralies.
Een andere recente, omvangrijke zaak is die rond motorclub Caloh Wagoh. Het proces draaide om vijf liquidaties en elf moordopdrachten. Ook daar sloot het OM een kroongetuigedeal. Tony de G., zelf betrokken bij een van de liquidaties, zag de getuigenissen als een kans om uit de criminele wereld te komen en liep over. Daarop kwam de moordzaak in een stroomversnelling.
Verklaringen bijzonder gedetailleerd
Hij werd al snel weggezet als een onbetrouwbare getuige, net als de kroongetuigen in het Passageproces. De betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuige is een veelgehoorde kritiek, voornamelijk vanuit de advocatuur. Het gevaar ligt op de loer dat een criminele getuige zijn straf afkoopt en daardoor niet naar waarheid verklaart.
Advocaat van Gessel is het daar niet mee eens. “In alle gevallen zijn de verklaringen van kroongetuigen bijzonder gedetailleerd en betrouwbaar”, zegt hij. “En ja, je koopt in feite verklaringen, maar dat neemt niet weg dat de verklaringen betrouwbaar kunnen zijn.”
De kroongetuige blijf een zeldzaam middel ondanks de successen, bleek uit een eerder onderzoek van de Universiteit Leiden. Het zijn vooral de verdachten van zware delicten die van de regeling profiteren. “Terwijl het juist de bedoeling van de regeling was om met kleine vissen grote vissen te pakken”, zegt Marieke Dubelaar, hoogleraar Straf(proces)recht en één van de onderzoekers van destijds.
Voor de kleine vissen is de regeling onaantrekkelijk. Zij krijgen maar een lage straf, waardoor de strafkorting van hoogstens enkele jaren nauwelijks loont. “Tegelijkertijd loop je wel een enorm risico door te getuigen tegen verdachten van zeer ernstige georganiseerde criminaliteit”, zegt Dubelaar.
Wie praat die gaat
Al in 2013 sprak toenmalig justitieminister Ivo Opstelten over een noodzakelijke verruiming van de regeling. De druk binnen de georganiseerde misdaad is groot (“wie praat die gaat”), waardoor criminele getuigen weigeren te verklaren, zelfs in ruil voor strafvermindering.
Opstelten pleitte voor meer strafvermindering of zelfs helemaal geen straf en een financiële tegemoetkoming voor kroongetuigen. De huidige minister van justitie, Dilan Yeşilgöz, spreekt sinds vorig jaar ook steeds nadrukkelijker over uitbreiding van de kroongetuigeregeling. Een aantrekkelijkere regeling om ook kleinere vissen te bewegen te getuigen tegen kopstukken.
Advocaat Van Gessel is uiterst kritisch. “De inzet van de kroongetuige maakt de opsporing lui”, zegt hij. “Ten onrechte is destijds gefocust op de kroongetuige als konijn uit de hoge hoed. Maar ministers verwaarloosden daarmee de opsporingsmethodes.”
Is er nog toekomst?
Het standpunt van Van Gessel verbaast hoogleraar Crijns niets. “Het OM en de minister presenteren de kroongetuige vaak als soort wondermiddel, de advocatuur zegt dat ze het verschrikkelijk vindt.” En de wetenschap? “Die zit daar toch wel tussenin. Een wondermiddel is het zeker niet. Maar als je het goed regelt, kan het hier en daar wel helpen. Kijk naar het Passageproces, daarin zijn toch een stuk of tien mensen veroordeeld van wie sommigen tot levenslang.”
Maar goed geregeld, dat is het nu allerminst. “De teneur na het OvV-rapport is natuurlijk: maak een pas op de plaats. Tegelijkertijd denk ik dat op de langere termijn, als de storm weer een beetje is gaan liggen, het middel wel weer ingezet gaat worden. De problemen die er nu zijn, liggen minder aan het instrument van de kroongetuige, meer aan de kant van de beveiliging.”
Wie maakt de keuzes?
Dat zijn twee zaken die hand in hand gaan, erkent Crijns. Zonder beveiliging geen kroongetuige. Maar de hoogleraar heeft gelijk: de conclusies van de OvV zien vooral op hoe de bescherming in Nederland is geregeld. Die is ondermaats. Zo is er te weinig capaciteit, blijkt uit het rapport, en is de organisatie versnipperd geraakt.
“Op zichzelf kan de kroongetuige in sommige zaken een nuttig middel zijn en kun je dit best weer gebruiken wanneer de beveiliging op orde is.” Wat dat betreft vindt hij dat de politiek aan zet is. “Die moet veel nadrukkelijker invulling geven aan de zorgplicht die de overheid heeft voor de veiligheid van de getuigen en diens familie. Er moet een helder kader komen voor wat zij nu kunnen en mogen verwachten, en wat niet. Nu is er niks.”
Crijns denkt dat de wetgever aan de slag zal gaan met de conclusies van de Onderzoeksraad. “Maar de vraag is, durven ze ook tot duidelijke normen te komen? Durven ze bijvoorbeeld te zeggen: beveiliging regelen we tot een bepaalde kring rond de kroongetuige of tot een bepaalde intensiteit afhankelijk van het dreigingsbeeld. Dat is ingewikkeld, maar je moet op een gegeven moment ook wel keuzes maken. Of de wetgever bereid is dit soort keuzes te maken, zullen we moeten afwachten.”
Lees ook:
Een kroongetuige is moeilijk te beveiligen. Toch wil de minister ze vaker inzetten
Het lukte politie en justitie niet om de omgeving van kroongetuige Nabil B. te beschermen, met drie doden tot gevolg. Is het nog wel verantwoord om zo’n getuige in te zetten?