BoekrecensieGeschiedenis
Hoe we verslaafd raakten aan ons werk
Antropoloog James Suzman bestudeert de geschiedenis van de relatie mens-arbeid en pleit voor bezinning.
Het is lang niet elke verslaafde gegeven, maar sommigen van hen beheersen de kunst om van een afstandje hoofdschuddend naar hun eigen zwoegen te kijken. Wayne Oates (1917-1999), uitvinder van de woorden ‘workaholic’ en ‘workaholisme’, kon op die manier boven zichzelf gaan hangen. De Amerikaanse psycholoog/predikant beschreef met zijn nieuwe terminologie feitelijk zichzelf. Hij was een drukbezet docent op het Southern Baptist Theological Seminary in Louisville, Kentucky, die daarnaast 53 (!) boeken schreef. Confessions of a workaholic (1971) werd zijn beroemdste.
Een beetje amateurpsychologie voldoet al om de werkverslaving van Oates te duiden. Zijn eigen succes dankte hij aan zijn moeder, die tijdens de Grote Depressie ellenlange dagen in de plaatselijke katoenfabriek had gemaakt om haar kinderen iets van een toekomst te geven. Dat schiep ook voor Wayne verplichtingen.
Maar er is ook het grotere plaatje. Want daarachter zit weer een aantal revoluties in de historie van de mens, met als belangrijkste de uitvinding van de landbouw, zo wordt duidelijk in ‘Werk. Een geschiedenis van de bezige mens’ van de Zuid-Afrikaanse antropoloog James Suzman. Ingegeven door zijn eigen ervaring besteedt hij in zijn historisch overzicht veel aandacht aan onze verre voorouders en de primitieve mens. Suzman deed jarenlang veldonderzoek bij de Ju/’hoansi, een volk in Namibië.
Relaxed bestaan
Op basis van zijn onderzoek en dat van anderen werd duidelijk dat zij zich met relatief gemak in leven houden met jagen en verzamelen. Als ze het nodig vinden, gaan ze op zoek naar eten en het lukt hen doorgaans uitstekend om zich te voeden. De calorieënaantallen, die ze binnenkrijgen, lijken op de hoeveelheden die voor de moderne mens wenselijk zouden zijn (in werkelijkheid heeft die de neiging om te veel te eten). Een uurtje of vijftien zijn de Ju/’hoansi daar gemiddeld mee zoet. Het geeft hen veel meer vrije tijd dan de moderne (post-)industriële mens. Alles wijst erop dat jager-verzamelaars in de prehistorie een al even relaxed bestaan kenden. De tijdelijke uitzonderingen daargelaten, maar in geval van incidentele ontberingen accepteerden de foerageurs uit vroeger tijden ze stoïcijns.
Landbouwers verloren die kalmte. Dat was verklaarbaar. De nieuwe activiteit vergde voortdurend vooruitdenken, plannen. Ziekte en rampspoed konden door de fixatie op een beperkt aantal gewassen, een kleiner stuk grond en een beperkte groep dieren veel grotere gevolgen hebben. Het betekende dat landbouwers het druk kregen met het zich beschermen tegen gevaren van buiten en met het aanleggen van voorraden. Nu een stapje extra doen, kon in een later stadium het verschil maken tussen leven en dood.
Later gingen nog grotere gaten gapen tussen de mate van inspanning en dat wat de mens in essentie nodig had. Benjamin Franklin, een van de founding fathers van de Verenigde Staten, had ijver in de lijst met dertien deugden staan, die hij altijd op zak had. Zijn werkdagen van vijf uur ’s ochtends tot tien uur ’s avonds propte hij vol met activiteiten. De generaties na hem zouden het rustiger krijgen, was Franklins overtuiging. Hij schreef: “Als iedere man of vrouw vier uur per dag aan iets nuttigs zou besteden, zou dat voldoende opleveren om alle behoeften en gemakken van het leven te bevredigen.” In de twintigste eeuw verwachtte ook de invloedrijk econoom John Maynard Keynes dat: het menselijk vernuft zou de toekomstige generaties behoeden voor een leven van hard werken.
Opjagen
Het tegendeel bleek waar. Ondanks de ene na de andere innovatie, enorm toegenomen opbrengsten per gewerkt uur, lieten mensen zich alleen maar verder opjagen. Of ze jaagden zichzelf op.
Suzman laat scherp zien hoe de mens getrouwd raakte met zijn werk. De opkomst van steden speelde een belangrijke rol. Zonder hun oorspronkelijke familie- en groepsverbanden was het fijn om toch ergens iets als een nieuw sociaal thuis te vinden. Je omringen met vakgenoten was een aantrekkelijke optie. Bepaalde beroepen kregen hun eigen buurten in de stad. De collegia, waarin ambachtslieden zich in het oude Rome organiseerden, kwamen op voor hun gezamenlijke belangen, droegen bij aan de vorming van een burgerlijke identiteit en boden bovenal een zekere geborgenheid en vertrouwdheid. Iets soortgelijks kan worden gezegd van de gildes in de Middeleeuwen. En nog altijd zoeken veel mensen hun vrienden en zelfs hun partner op of rond hun werk.
Hersenloze hamsters
Werk bevat meer dan alleen geschiedenis. Al vanaf het begin van het boek is duidelijk dat Suzman ook een pamflet wil afleveren. In zijn ogen doet de moderne mens er verstandig aan om zich nog eens te bezinnen op zijn verhouding met werk. Bij de zucht naar steeds meer, in de regel niet echt broodnodige zaken, rennen werknemers als hersenloze hamsters in hun molentjes. Van logisch verband tussen prestatie en beloning is in veel gevallen geen sprake. Mensen met essentiële beroepen verdienen meestal een schijntje van het geld dat degenen met bullshitbanen mee naar huis nemen.
Als explosieve toename van het aantal burn-outs al niet tot nadenken stemt, dan zijn er volgens Suzman voldoende andere aanleidingen om werk anders te gaan bekijken. Klimaatverandering vergt meer duurzaamheid en minder materialisme. De snelle opkomst van artificiële intelligentie gaat veel banen overbodig maken. De auteur vindt dat niet alleen een gevaar. Het biedt kansen de werktoekomst in te richten. En soms forceren de omstandigheden al kleine en grotere arbeidsrevoluties. Kijk maar hoe de coronapandemie mensen van hun traditionele werkplekken naar huis heeft gejaagd en meer zelfstandigheid heeft gegeven.
Houvast en ritme
Verandering hoeft niet per se verschraling te betekenen, benadrukt Suzman bij herhaling. Een van zijn voorbeelden: alleen de meest kosmopolitische mensen hebben een menu dat qua diversiteit nog een beetje in de buurt komt bij de variatie die jager-verzamelaars zichzelf op grond van hun scharrelen in niet eens zo’n groot gebied wisten voor te schotelen. Want welvaart staat niet per se gelijk aan een rijkdom aan variëteit.
Zijn historisch overzicht/pamflet had aan kracht gewonnen als Suzman behalve inzicht ook uitwegen uit de huidige tredmolen had getoond. Banen geven velen houvast en ritme en levens zin. De geschiedenis laat zien hoe groot de aanzuigende werking is. Probeer daar maar eens effectieve tegenkrachten tegenover te zetten.
James Suzman
Werk. Een geschiedenis van de bezige mens – van de oertijd tot heden
Vert. Fred Hendriks
Thomas Rap; 448 blz. € 24,99
Lees ook
Klappen voor de zorg, meer loon: er zijn betere manieren om werknemers gelukkiger te maken
Toen het aantal coronapatiënten dit voorjaar opliep, klapten burgers hun handen stuk voor de zorg en klonk de roep om hogere lonen in die sector. Er zijn effectievere manieren om het arbeidsgeluk te verbeteren, schrijft hoogleraar Paul de Beer op basis van onderzoek.