Jelles WeekdierWalrus
Walrus Freya is een metafoor voor de hele natuur
De dood, vorige week, van de zwervende walrus Freya gaf en geeft veel ophef. Op last van de autoriteiten van Noorwegen werd het dier afgemaakt omdat het een te groot gevaar opleverde. Walrussen zijn geen ijsberen die soms een mens grijpen, het zijn schelpeneters en dus in principe ongevaarlijk. Maar daar is wel een voorwaarde aan verbonden, namelijk dat de mensen zich een beetje weten te gedragen. En daar ging het mis.
Dezelfde walrus was al eerder in Nederland gezien. Zij was gespot op een zandplaat bij Schiermonnikoog en bij Terschelling en ze verbleef even in de marinehaven van Den Helder bij een onderzeeboot van de Walrus-klasse – nomen est omen. Vervolgens verdween het enorme dier richting Noorwegen en een roemloos einde. De walrus kreeg daar een naam: Freya, genoemd naar de Noorse godin van de vruchtbaarheid en de wellust.
Het is een vreemde gewoonte om wilde dieren een naam te geven. Dat we onze huisdieren van namen voorzien (Minoes, Fikkie, Flappie) is logisch, maar waarom wilde dieren ook? Het heeft vast te maken met identificatie. Een dier met een naam is geen willekeurig anoniem exemplaar maar het is dat éne dier.
Wanneer een willekeurig wild dier het loodje legt, is dat de natuurlijke gang van zaken, maar wanneer een dier met een naam doodgaat of wordt geëuthanaseerd, dan vinden we dat extra zielig en soms zelfs schandalig. Een bekend voorbeeld was de ophef in 2019 toen een Amerikaanse tandarts in Zimbabwe een mannelijke leeuw doodschoot die de naam Cecil had gekregen.
Publiciteitsfenomeen
Een walrus (Odobenus rosmarus) is een wild dier, lid van de zoogdierorde der roofdieren of Carnivora. Walrussen horen thuis in het Arctische gebied en zakken hooguit in de winter een beetje af naar het zuiden om het pakijs te ontlopen. Zo ver zuidelijk als de Noordzee komen ze in principe nooit – tenzij ze hopeloos verdwaald zijn. De walrus die deze zomer een tijdje in onze contreien verbleef, was zo’n hopeloos en zeldzaam geval. Juist die zeldzaamheid maakte haar uniek en zorgde voor belangstelling en een identiteit.
Freya kreeg een naam en werd een publiciteitsfenomeen. Zelfs nuchtere mensen zoals mijn collega-columnist Willem Pekelder raakten hopeloos door haar vertederd; hij omschreef de mariene dikhuid deze week als ‘dit aanbiddelijke wezen’. Hij was niet de enige; in Noorwegen wilde iedereen van de dikke knuffel meegenieten en naderde men het dier tot op minder dan een meter afstand. Zelfs kinderen!
Maar stel je eens voor dat er iets zou zijn misgegaan en het dier zich zo belaagd had gevoeld dat zij in angst een kind had aangevallen. Dan was de wereld te klein geweest. Dus greep de overheid in en werd de aanbedene afgemaakt.
De walrusmanie ging vervolgens zover dat in Noorwegen een inzameling is gehouden om een standbeeld voor Freya op te richten, die al 20.000 euro opleverde. Men had echter beter een beetje afstand kunnen houden, dan had het dier nog geleefd. Wat dat betreft is Freya een metafoor voor de hele natuur: het grootste gevaar is en blijft de mens.
Jelle Reumer is paleontoloog. Voor Trouw bespreekt hij iedere week een dier dat het nieuws haalt.