Onder wetenschappers klinkt de roep om economische groei te stoppen steeds luider, toch is er maar weinig maatschappelijke steun voor. Terwijl groei niet alleen de planeet, maar ook de mens uitput, schrijven Matthias Olthaar en Paul Schenderling.
In 1973 bracht het Grenzen aan de groei-rapport van de Club van Rome een schokgolf teweeg. Daarna ontstond er in vele landen, waaronder Nederland, een beweging om grenzen te stellen aan economische groei. In de jaren 70 en 80 raakte vrijwel iedereen met deze beweging bekend, onder andere door het boek Hou het klein van E.F. Schumacher en, in eigen land, het concept ‘economie van het genoeg’ van Bob Goudzwaard en Harry de Lange.
De beweging bestaat al bijna een halve eeuw, maar is de invloed ervan klein gebleven. Er is weliswaar sprake van een herleving van dit gedachtegoed sinds de opkomst van de internationale degrowth-beweging, die er onomwonden voor pleit om te stoppen met groei, of letterlijker gezegd, om te ‘ontgroeien’. Ook deze beweging is sterk geworteld in de wetenschap. Maar desondanks is de bredere maatschappelijke steun voor een ‘groeistop’ nog steeds marginaal. In de Tweede Kamer is er slechts één partij, de Partij voor de Dieren, die ervoor pleit. Hoe kan dat?
Het ligt in elk geval niet aan de inhoud. Het betoog tegen groei is grondig onderbouwd. Het kernargument is dat economische groei en ecologisch herstel niet samengaan, omdat economische groei altijd gepaard gaat met een stijgend verbruik van natuurlijke hulpbronnen, zoals grondstoffen, water en schone lucht. Hiervoor zijn zowel theoretische als empirische bewijzen. Het theoretische bewijs is in 2012 door een team van wetenschappers onder leiding van de Duitse onderzoeker Monika Dittrich blootgelegd door middel van geavanceerde computersimulaties van het hulpbronnenverbruik. Deze simulaties laten zien dat zelfs als hulpbronnen in de toekomst veel efficiënter worden ingezet, groei nog steeds zal leiden tot een stijgend verbruik. Het is dus met de huidige kennis onmogelijk om de economie verder te laten groeien zonder de aarde verder te beschadigen.
Uitputting van de aarde
De empirische aanwijzingen die we hebben, leiden tot exact dezelfde conclusie. In het verleden is groei namelijk nog nooit samengegaan met een daling van het hulpbronnenverbruik. Met andere woorden: in het verleden leidde groei altijd tot verdere uitputting van de aarde. Er is geen enkele reden, noch theoretisch noch empirisch, om aan te nemen dat dit in de toekomst anders zal zijn.
Bovendien zullen de hulpbronnen één voor één opraken als het verbruik ervan blijft stijgen. Dit stond al in het rapport van de Club van Rome en wordt in de laatste jaren door steeds meer wetenschappers erkend. Zelfs al zou het wenselijk zijn om de economie verder te laten groeien, oneindige groei op een eindige planeet is praktisch onmogelijk. Het is om die reden extra verstandig om te bouwen aan een economie die niet op groei gebaseerd is.
Het wonder van de techniek
Kortom, de redenen om te stoppen met groei zijn ijzersterk. Toch is er een tegenargument dat telkens op overweldigende maatschappelijke steun kan rekenen, namelijk: technische vooruitgang lost de problemen op die groei veroorzaakt.
De kracht van dit argument is dat het tot de verbeelding spreekt. Technische oplossingen zijn concreet, tastbaar en opwindend. Denk aan de talloze tv-programma’s over de technische mogelijkheden van de toekomst, die allemaal het geloof in zogenaamde ‘groene groei’ aanwakkeren. Zoals het in alle andere opzichten uitstekende VPRO-programma Tegenlicht of het recente BNN/Vara-programma met de wervende titel De toekomst is fantastisch.
Inhoudelijk is het betoog tegen grenzen aan de groei simpel. Enerzijds, zegt men, zorgt technische vooruitgang ervoor dat we natuurlijke hulpbronnen veel efficiënter inzetten, zodat het verbruik omlaag kan. Anderzijds zorgt het ervoor dat we hulpbronnen die opraken, kunnen vervangen door andere hulpbronnen. Zo zullen economie en ecologie in de toekomst wél samengaan. “Immers, toen we nog paarden als vervoermiddel hadden, voorzagen we de auto nog niet!” (De ironie dat een auto meer hulpbronnen verbruikt dan een paard lijkt techniekgelovigen te ontgaan.)
Eerlijk gezegd denken wij dat dit tegenbetoog zijn kracht nooit volledig zal verliezen. Voorstanders van groene groei claimen namelijk slim iets dat in de toekomst zal gebeuren. En een claim over de toekomst is nooit te weerleggen, al wijst het beschikbare bewijsmateriaal de andere kant op.
Catastrofaal
We denken daarom dat het essentieel is om het betoog tegen groei te verbreden. Als we dit niet doen, dan kan alleen de toekomst nog uitwijzen dat verdere groei catastrofaal is. En dan is het al te laat.
Zo’n verbreding is goed mogelijk. Want groei kent nog een ander groot probleem: het vraagt niet alleen steeds meer natuurlijke hulpbronnen maar ook menselijke hulpbronnen. Groei vereist namelijk een continue stijging van het aantal arbeidsuren én van de productiviteit per gewerkt uur.
Er bestaat al enige bewustwording over de keerzijde van dit tweede aspect, de continue druk op mensen om productiever te worden. Denk aan de aandacht voor burnouts. Volgens hoogleraar maatschappelijke gezondheidszorg Johan Mackenbach is de helft van de ziektegevallen in Nederland vermijdbaar. Een belangrijk deel hiervan hangt samen met werkgerelateerde stress.
Van de keerzijde van de continue vraag naar meer arbeidsuren zijn we ons echter nauwelijks bewust. Dit komt doordat deze vooral buiten Nederland wordt uitgeoefend, aangezien het productiewerk grotendeels naar lagelonenlanden is verplaatst. Hoeveel mensen werken er eigenlijk buiten Nederland ten dienste van de Nederlandse economie? Dit was nog nooit uitgerekend.
Grootschalige uitbuiting
Aan de hand van een nieuwe Oeso-database gingen wij aan de slag en kwamen tot een onthutsende conclusie. In niet-westerse landen worden maar liefst 14 miljoen voltijds banen (fte) ingezet ten dienste van de Nederlandse economie. Dat is 1,8 fte per Nederlands huishouden. Ter vergelijking: in Nederland zelf zijn er 7 miljoen banen (0,9 fte per huishouden). Werkenden in niet-westerse landen verdienen gemiddeld minder dan 2 euro per uur, tien keer zo weinig als het gemiddelde Nederlandse uurloon.
Om groei mogelijk te maken, is er dus sprake van grootschalige uitbuiting. Dit blijkt ook uit het feit dat niet-westerse landen in termen van arbeid 22 keer zo veel bijdragen aan eindproducten voor Nederland dan andersom. Net als het hulpbronnenverbruik is de uitbuiting van moderne dagloners de laatste decennia fors gestegen. Je kunt je afvragen: waarom krijgen de optimisten nou nooit eens gelijk? Technische vooruitgang leidt toch tot meer efficiëntie, waardoor we minder hulpbronnen en goedkope arbeid nodig hebben?
De paradox van Jevons
Dat is een relevante vraag, die al speelde in de negentiende eeuw. Toen raakten in Engeland de kolenreserves steeds sneller op, terwijl het kolenverbruik juist steeds efficiënter werd. In 1865 schreef de Britse econoom William Stanley Jevons een boek waarin hij uitlegde dat grotere efficiëntie leidt tot lagere gebruikskosten. Dit moedigt mensen aan om meer te verbruiken in plaats van minder. Zo leidt meer efficiëntie tot een hoger verbruik. Dit wordt de paradox van Jevons genoemd.
Deze paradox herhaalt zich keer op keer. Neem bijvoorbeeld elektrische auto’s. Ja, ze rijden schoner dan benzineauto’s. Maar de productie ervan kost juist meer hulpbronnen (vanwege de accu’s) en leidt tot meer uitbuiting van mensen (bij de productie van accu’s, maar ook van banden, die bij elektrische auto’s sneller slijten). Plus: omdat elektrisch rijden vanaf een bepaald aantal kilometers goedkoper is, worden mensen aangemoedigd om meer te consumeren. Meer efficiëntie leidt tot meer inzet van hulpbronnen en goedkope arbeid, niet minder.
De nieuwe feiten over de sociale keerzijde van groei zijn schokkend. Kunnen we niet blijven groeien én beter omgaan met mensen? Werkenden uit niet-westerse landen beter betalen, bijvoorbeeld door Fairtrade te kopen, is zeker nuttig. Maar de loonkloof is zo groot, dat Fairtrade geen oplossing is. Bovendien dwingt de schaal van het sociale vraagstuk ons tot radicalere herbezinning. Er werken 14 miljoen mensen voor ons, terwijl ze die tijd veel beter kunnen besteden aan de opbouw van hun eigen economie. Daarbij komt dat internationale handel de ongelijkheid in niet-westerse landen vergroot. Een hoofdoorzaak hiervan is dat bedrijven telkens de productie verplaatsen naar landen met de laagste lonen.
Ten slotte leidt de export vanuit lagelonenlanden tot importafhankelijkheid in deze landen. Steeds meer mensen gaan in exportindustrieën werken en dat gaat ten koste van de eigen productie. Zo is de gemiddelde importafhankelijkheid van basisvoedsel in Afrikaanse landen in de laatste decennia gestegen van een kwart tot een derde van de basisvoedselconsumptie. Tijdens de coronacrisis heeft dat tot acute voedseltekorten geleid waar wéér de armen de dupe van worden.
Nieuwe levensvreugden
De enige oplossing voor dit wereldwijde sociale vraagstuk is dat niet-westerse landen hun eigen markten beschermen en ontwikkelen en westerse landen minder goedkope spullen importeren. Het goede nieuws is dat we daar nu al, van onderop, mee kunnen beginnen. De eerste stap is om meer spullen te delen en te repareren. Voor het produceren van spullen worden namelijk niet alleen veel moderne dagloners uitgebuit, ze veroorzaken ook meer ecologische schade dan bijvoorbeeld vlees eten of vliegen. Uiteraard heb je soms nieuwe spullen nodig. De tweede stap is dan om nieuwe spullen te kopen die zo rechtvaardig mogelijk zijn gemaakt, reparabel zijn en lang meegaan.
Spullen delen en nieuwe spullen kopen die lang meegaan, levert na verloop van tijd een forse geldbesparing op. Het is cruciaal om nu de paradox van Jevons te voorkomen!
De derde stap is daarom om stapsgewijs minder te gaan werken voor geld. Zo onttrekken we geld aan de economie en temmen we het groeimonster en de kwalijke sociale en ecologische gevolgen ervan.
Maar het mooiste van allemaal is misschien dit: ontgroeien van onderop brengt nieuwe levensvreugden. Het leven delen in plaats van het te ‘winnen’ levert meer rust op, passie, tijd, sociale contacten, aandacht, gezondheid, betekenis en ontspanning. Niet langer bijdragen aan economische groei is goed voor ons allemaal.
Kortom, de wetenschappelijke bevindingen zijn onontkoombaar: omwille van groei worden niet alleen ecosystemen maar ook ongelofelijk veel mensen uitgebuit, in Nederland en vooral daarbuiten. De bewustwording over de relatief onbekende sociale keerzijde van groei staat weliswaar nog in de kinderschoenen maar versterkt het betoog van de ontgroeibeweging ons inziens enorm: stoppen met groei is óók goed voor mensen! Wij hopen daarom dat de ontgroeibeweging haar pleidooi verbreedt, zodat er vijftig jaar na de Club van Rome eindelijk bredere maatschappelijke steun komt voor grenzen aan de groei.
Matthias Olthaar & Paul Schenderling
Hoe handel ik eerlijk
Skandalon; 240 blz. 19,95 euro
Dit essay belicht een aspect van het boek Hoe handel ik eerlijk dat deze week verschijnt bij uitgeverij Skandalon. Voor meer informatie, zie genoegomteleven.nl.
Maandag 25 januari volgt de boekpresentatie op een symposium met sprekers uit wetenschap, bedrijfsleven, politiek en kerken. Voor meer informatie, zie 14miljoen.nl.
Moet er een einde komen aan het streven naar economische groei? Reacties (max. 150 woorden) zijn welkom via tijdgeestreacties@trouw.nl. Graag naam en woonplaats vermelden.
Lees ook:
Economische groei maakt weinigen gelukkig en veel kapot
Overbevolking aanwijzen als oorzaak is niet de oplossing voor het verlies aan biodiversiteit, betogen de Wageningse hoogleraren Esther Turnhout en Bram Büscher. De schuld ligt bij de huidige groei-economie, waarin het Westen het grootste aandeel heeft. We moeten het dus zelf oplossen, niet wijzen naar anderen.
Ecomodernisten versus ontgroeiers: is het echt een kwestie van meer of minder?
Kunnen we het klimaat redden met ‘groene groei’ of is dat bij lange na niet genoeg en moet de wereld de broekriem aanhalen? Esther Bijlo ziet een richtingenstrijd ontkiemen die het wel heel simpel voorstelt als een keuze tussen meer of minder.