Het vlot al jaren niet met de verkoop van biologisch voedsel in Nederland. Andere landen kunnen juist indrukwekkende groeicijfers overleggen. Wat gaat er mis? En hoe kan het beter?
Op een modern bedrijventerrein in Waddinxveen is Volkert Engelsman de koning te rijk. Hij is de de baas van Eosta, marktleider in de internationale handel van biologische landbouwproducten, vooral overzees en tropisch fruit. In dertig jaar was hij getuige van menig doorbraak in de biologische fruitteelt, in verschillende uithoeken van de wereld. Maar in Eosta’s thuishaven, Nederland, blijft zo’n doorbraak uit.
Engelsman, de nummer 1 in de Trouw Duurzame 100 van 2017, richtte Eosta in 1990 op met een studievriend. De bedrijfsnaam is een verwijzing naar Eos, de Griekse godin van de zonsopgang. Want destijds gloorde biologisch als het nieuwe normaal aan de horizon.
Op verschillende plekken in de wereld staat die zon inmiddels helder aan de hemel. Duitse supermarkten bieden bijvoorbeeld een breed scala aan biologische voedingsmiddelen aan. De voorsprong op Nederland is groot en dat is al jaren het geval.
‘In Nederland geldt maar één principe: opbrengstmaximalisatie per hectare’
De in 2011 opgeheven Taskforce Biologisch wilde dat het marktaandeel van biologische producten bij grote Nederlandse supermarktketens in 2007 5 procent zou bedragen. Dat lukte niet. Sterker nog, dertien jaar later is die 5 procent nog steeds niet bereikt. Vorig jaar zomer was het marktaandeel van biologisch in de schappen van de grote ketens als Jumbo en Albert Heijn slechts 3,21 procent. Nederland loopt een straatlengte achter op Europees koploper Denemarken (11,5 procent). De zon lijkt hier maar niet te willen opgaan voor de biologische sector.
“Een mogelijke oorzaak voor deze achterstand ligt in de geschiedenis van de Nederlandse landbouw,” betoogt Engelsman. “Na de Tweede Wereldoorlog was voedselschaarste het probleem, waarop intensieve landbouw hier het antwoord was: zo efficiënt mogelijk zo veel mogelijk voedsel produceren.” Dat leverde Nederland ontzettend veel op, meent Engelsman. “Nederland is een van de grootste spelers in de wereldwijde handel in landbouwproducten.”
Een kleine eeuw later veranderde de vraag; de consument wilde gevarieerd, gezond en duurzaam eten en de internationale vraag naar biologisch voedsel explodeerde. “Daar is het Nederlandse systeem niet op ingericht”, aldus Engelsman. “Onze technocratische instelling is al jarenlang gebaseerd op één principe: opbrengstmaximalisatie per hectare.”
Als voorbeeld noemt hij de kassenlandbouw: “We hebben het zonlicht daar deels vervangen door led-verlichting, omdat slechts een klein deel van het zonlicht echt belangrijk zou zijn om een eetbaar product te kweken. Er wordt gekweekt op substraat, een vervanger van grond die vrijwel alleen de strikt noodzakelijke voedingsstoffen bevat. De gedachte heerst dat planten slechts 4 procent relevant DNA zouden bezitten, en de rest overbodige troep is.”
Kernbegrippen: gezondheid en vitaliteit
Het is volgens Engelsman exemplarisch voor een nogal beperkte kijk op landbouw en voeding. Tegenover de Nederlandse benadering staat volgens Engelsman de meer op mens en natuur gerichte kijk die de internationale markten op voedsel hebben. “Iedereen erkent dat je met heel weinig middelen een stuk fruit of groente kan telen, maar in het buitenland wil men méér dan dat.”
Volgens hem is er daarbij sprake van twee kernbegrippen: gezondheid en vitaliteit. “Ze zien een compleet product daar als iets dat groter is dan de som der delen. Op de internationale markt wil men producten die zijn gekweekt met méér dan alleen de strikt noodzakelijke bouwstoffen. Gezonde en vitale gewassen die afkomstig zijn uit de échte vruchtbare aarde, die in écht zonlicht zijn gegroeid.”
Engelsman spreekt van het ‘nieuwe normaal’. “Het oude normaal van intensieve landbouw en monocultuur past niet meer bij de wereld waarin we nu leven. Van de Nederlandse landbouwsector wordt daardoor een veel grotere omslag in mentaliteit gevraagd dan in veel landen het geval is. Het is behoorlijk wennen aan het nieuwe normaal, al helemaal als je in het oude normaal wereldkampioen was.” Hij omschrijft de angst voor verandering als ‘smetvrees voor biologisch’. “Door die vrees zijn andere landen de gidslanden geworden en wij de volgers.”
Welvaartsverschillen
Nederlandse boeren en exporteurs zullen dus hun zeilen bij moeten zetten om hun internationale rol te kunnen behouden, meent Engelsman. “Voorstanders van het oude normaal beweren verder dat intensieve landbouw de enige manier is om de groeiende wereldbevolking te voeden. In dat argument gaan steeds minder mensen mee.” Hij legt uit: “Er is ruim voldoende voedsel beschikbaar voor iedereen op de planeet. Al helemaal als we minder vlees gaan eten, omdat dan een kleiner deel van de landbouw naar veevoer hoeft te gaan. Honger ontstaat vooral door welvaartsverschillen. Die worden er niet kleiner op als ontwikkelingslanden nóg afhankelijker worden van westerse leveranciers van bijvoorbeeld kunstmest en bestrijdingsmiddelen. De vraag is dus vooral: hoe houden we onze natuurlijke hulpbronnen zó in stand dat iedereen kan delen in het wereldwijde voedselaanbod.”
De grote rol van de intensieve landbouw in Nederland is ook sterk bepalend geweest voor de Nederlandse consument, meent Michaël Wilde, directeur van ketenorganisatie voor de biologische sector Bionext. “Nederlanders groeien op tussen grote landbouwbedrijven. Met meer natuurlijke vormen van voedselproductie, zoals moestuinen, zijn we minder bekend. Daardoor stellen we minder hoge eisen aan wat we eten.” Dat bepaalt ook waar we in de supermarkt geld aan uitgeven, meent hij: “Biologische producten zijn vrijwel overal duurder, maar wij kiezen in verhouding toch vaker voor onze portemonnee.” Zuinig zijn op geld past sowieso bij Nederlanders, zegt hij. “Daar staan we in Europa bekend om.”
Op die zuinigheid kan de regering goed inspelen. Wilde en Engelsman willen daarom allebei dat de overheid meer op duurzaamheid gaat letten in haar begroting. “De samenleving worstelt ermee dat de grote vervuilers alsmaar wegkomen met belasting- en concurrentievoordelen, terwijl de gewone burger opdraait voor het opruimen van hun rommel.”
0 procent btw
“Laten we de vervuiler nou eindelijk eens harder fiscaal aanpakken”, zegt Engelsman. Belastingvoordelen voor biologisch verantwoorde ondernemingen kunnen uitkomst bieden, legt Wilde uit: “Als we bijvoorbeeld 0 procent btw zouden heffen op biologische producten, dan is dat een enorme boost voor de sector.”
En, vindt Engelsman, de overheid moet vooral haar oor niet meer te luisteren leggen bij voorstanders van het ‘oude normaal’. Aalt Dijkhuizen bijvoorbeeld, voormalig bestuurder van de Wageningen Universiteit en tegenwoordig actief in de agrobusiness én strijdmakker van de boze boeren in het stikstofprotest. Maar ook Dijkhuizens opvolger in Wageningen, Louise Fresco. Zij was lid van de raad van commissarissen van de Rabobank, en tegenwoordig commissaris van Syngenta, een multinational die onder andere handelt in genetisch gemodificeerde gewassen. “Die mensen moeten echt met pensioen, hun houdbaarheidsdatum is verstreken”, zegt Engelsman stellig. “Het is tijd om het nieuwe normaal volledig te omarmen.”
Ondanks het uitblijven van de grote doorbraak, zijn Engelsman en Wilde optimistisch over de toekomst. Bijvoorbeeld over de Europese Green Deal van EU-commissaris Frans Timmermans, waarin als doel is gesteld dat in 2030 een kwart van alle Europese landbouw biologisch moet zijn, zo zegt Engelsman. “We merken bij alle betrokkenen, van ministers tot boeren en van supermarkten tot leveranciers, dat ze veel meer over biologisch willen praten”, aldus Wilde.
Engelsman: “We hebben in Europa jarenlang zitten muggenziften, het is uitstekend dat de Europese Commissie nu één lijn heeft getrokken en dat er een helder plan ligt.” Dat gaat niet over een nacht ijs: Europa blijft de komende zeven jaar immers ook gangbare landbouw met miljarden subsidiëren. “Maar jarenlang was ‘biologisch’ een vies woord, dat tijdperk is nu echt voorbij”, meent Wilde. Ook in Nederland zal de smetvrees verdwijnen.
Lees ook:
Biologische boer worden in Nederland? Het wordt steeds minder populair
Nederlandse boeren zijn niet snel meer te porren om over te schakelen naar een biologische bedrijfsvoering.
Door corona herontdekken we lokaal voedsel. ‘Nu nog 250 mensen op de wachtlijst’
Er moesten meer boontjes en wortels de grond in vlak na de eerste lockdown in maart. Aan huis en omgeving gebonden, ontdekken mensen de charme van lokaal voedsel.