De grote overdaad aan stikstof bedreigt soorten in hun voortbestaan. En het zijn niet alleen beschermde, kwetsbare planten en dieren die het moeilijk hebben. Vier voorbeelden.
Zondag 22 mei is de internationale dag van de biodiversiteit. Veel te vieren is er niet. Wereldwijd dreigen een miljoen van de acht miljoen soorten uit te sterven. Ipbes, het VN-platform voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten, waarschuwde hier drie jaar geleden al voor.
In Nederland is stikstof het grootste probleem. Een deel van de woning- en wegenbouw is stilgevallen, omdat vergunningen in strijd zijn met het belang van de natuur. Dat belang is dertig jaar geleden vastgelegd in de Europese Habitatrichtlijn. Die staat in onze omgang met de natuur bijna alles toe, behalve achteruitgang. En daar gaat het mis.
Om uit de stikstofcrisis te komen, zijn steeds drastischer maatregelen nodig. De Habitat-richtlijn streeft een ‘gunstige staat van instandhouding’ na van bepalende soorten in beschermde gebieden. Natuurbescherming is daarmee een zaak van juridische verplichtingen geworden.
De natuur aan het infuus
Bij het gat in de ozonlaag en zure regen kon het onheil worden afgewend door uitstoot van schadelijke stoffen te beperken. Maar de uitstoot van stikstof is zo verweven met de economie en de voedselvoorziening, dat elke oplossing pijn doet.
De politiek verkiest een oplossing via het poldermodel. Maar het is lastig onderhandelen met dieren en planten. En de natuur laat zich niet vastleggen in beschermde gebieden.
In plaats van de bron aan te pakken ligt de nadruk op herstel van wat door vervuiling kapotgaat. Dat legt de natuur aan het infuus. Kwetsbare soorten zoals veenmossen, amfibieën en weidevogels zijn levende doden geworden. Als we de zorg staken, verdwijnen ze onmiddellijk.
Ook buiten natuurgebieden is stikstof een probleem. Niet alleen beschermde, kwetsbare soorten, zoals de groenknolorchis of de kemphaan, maar ook algemene soorten als de veldleeuwerik of de haas kampen met forse verliezen, laat SoortenNL, een kennisnetwerk voor wilde planten en dieren in Nederland, zien in de reeks ‘Sluipmoordenaar Stikstof’ op de website Nature Today. We lichten er vier voorbeelden uit.
Met het ruige gras verdwijnen het blauwtje en het groentje
Koolwitje, gehakkelde aurelia, citroenvlinder, bont zandoogje en zo nog wat algemeen voorkomende vlinders redden zich wel. Zij zijn de krachtpatsers onder de vlinders, die zich aanpassen aan de omstandigheden en ook een overmaat aan stikstof wel kunnen verdragen.
De blauwtjes, groentjes en parelmoervlinders zitten in de verdrukking. Soorten die leven in schralere gebieden zoals duinen, heide en hoogveen ondervinden veel meer hinder van de hoge stikstofuitstoot, die hun leefomgeving verzuurt waardoor ruige grassen de kruiden verdringen die hun waardplant (gastheer) of voedselbron zijn. Meer dan de helft van de dagvlinders leeft hier.
Behalve duinen en stuifzand raken ook bloemrijke graslanden, die voedselrijker zijn, overgroeid door hoge grassen, ruigtekruiden en bramen. Met het verdwijnen van vlinders die hier voorkomen als treurig gevolg.
In dertig jaar tijd is het aantal dagvlinders in Nederland gehalveerd. In 1992 is de Habitatrichtlijn vastgesteld, aan de hand waarvan soorten in zogeheten Natura 2000-gebieden worden beschermd. Maar insecten behoren niet tot de soorten die zijn aangewezen als indicatoren voor de staat van de natuur. Vlinders zijn nauwelijks beleidsrelevant, er staan maar drie soorten op de lijsten.
Terwijl het massaal verdwijnen van insecten het begin is van de totale ineenstorting van het ecologisch systeem: bijen en zweefvliegen zijn belangrijke bestuivers, muggen, rupsen en kevers zijn voedsel voor vogels en kleine zoogdieren. Met hen valt de bodem weg onder het systeem.
Zonnedauw, mos en orchidee kunnen niet op tegen de braam
Niet alleen bramen, brandnetels en grassen varen wel bij een overdaad aan stikstof, ook een plant als look-zonder-look, uit de familie van kruisbloemen, doet het goed. Probleem: deze woekeraars en stikstoffans verdringen andere planten.
Schraalgraslandvegetaties als duinen, heide en hoogveen groeien dicht, omdat er te veel voedsel is. Daar hebben kwetsbaardere planten hinder van, net als vlinders en andere insecten, reptielen en vogels en zelfs zoogdieren als het konijn, dat graast van kort gras en verhongert als de sprieten te snel hoog opschieten.
Voedselarmoede betekent in de natuur soortenrijkdom. Planten worden aangemoedigd om op een creatieve manier voedsel te vinden, zoals de zonnedauw die insecten vangt en verteert met zijn kleverige tentakels, mossen die zich hechten aan stenen en orchideeën die met hun weelderige vormen en kleuren insecten lokken. De rijkdom aan strategieën op plekken waar niet veel voedsel te halen is, is ongekend. Is er te veel voedsel, dan verdwijnen de soorten die het juist van die strategieën moeten hebben.
Planten hebben stikstof nodig, het bevordert de groei en de aanmaak van bladgroen dat nodig is voor fotosynthese waarbij de plant met behulp van zonlicht koolstofdioxide (CO2) omzet in glucose en zuurstof. Maar te veel is niet goed. Zoals te veel friet eten niet goed is voor de mens, is een hoge stikstofuitstoot niet goed voor de natuur, die erdoor wordt overvoerd. De natuur heeft obesitas.
Voor de wezel en de haas is er geen eten of verstopplek meer
Met veel zoogdieren gaat het goed. Zwijnen zijn er veel te veel en ook reeën eten hun buikjes rond aan de planten die welig groeien dankzij het rijke stikstofaanbod. Zij zijn weer voedsel voor de wolf, die na anderhalve eeuw terug is in Nederland.
Ook met damherten gaat het zo goed dat ze al met te veel zijn in het duingebied. Het damhert is gewend in grotere groepen op uitgestrekte vlaktes te leven, maar in de duinen wordt het dan al snel te vol waardoor afschot nodig is. Veel nut heeft dat niet, want de herten zorgen steeds voor nieuwe aanwas.
Voor vossen geldt hetzelfde. Ondanks de jacht verspreiden ze zich steeds meer over Nederland. Dat doet ook de bever, die begin 19de eeuw in Nederland was uitgestorven. Sinds zijn herintroductie in 1988 gaat het zo goed met de bevers dat waterschappen in Brabant en Limburg dieren mogen afschieten die met hun graafwerk dijken instabiel maken.
Zoogdieren waarmee het niet goed gaat, zijn de soorten in het buitengebied waar het kleinschalige boerenland sinds de ruilverkaveling is veranderd in een landschap voor industriële landbouw.
Hermelijn, wezel, bunzing en haas kunnen zich niet meer verstoppen in heggen en boomgroepjes en met het eentonige raaigras verdwijnt ook hun voedsel van muizen en ratten, vogeleieren en kruiden. Elf van de zestien soorten op de rode lijst van bedreigde zoogdieren zijn gebonden aan het agrarisch gebied.
Boeren en andere beheerders van het buitengebied zijn dus hard nodig voor het natuurbeheer.
Paddenstoelen, de grote verbinders, gaan op en weer af
Paddenstoelen worden miskend. Als verbinders spelen ze een cruciale rol in de biodiversiteit met hun ondergrondse netwerken van schimmeldraden, waarmee ze mineralen vervoeren en ruilen met planten. En de zogeheten mycorrhiza-soorten, die in symbiose leven met bomen, geven adequate informatie over de effecten van de stikstofaanpak, blijkt uit tellingen van het paddenstoelenmeetnet van de Nederlandse Mycologische Vereniging. Veel mycorrhiza-soorten gaan al sinds vorige eeuw achteruit, maar ze vertoonden vanaf 1994 een opvallende opleving die zo’n vijftien jaar standhield.
In die tijd daalde de uitstoot van stikstof, vooral dankzij maatregelen in de landbouw. Sinds een jaar of dertien nemen de aantallen weer af, volgens de paddenstoelenvereniging doordat de afname van stikstofuitstoot stagneert, de uitstoot van ammoniak is toegenomen en door enkele extreem droge jaren.
Met name stikstofgevoelige paddenstoelen hebben er last van, vooral in het zuiden van het land, waar de stikstofuitstoot hoger is dan elders.
Paddenstoelen, en met name de 36 stikstofgevoelige soorten, zijn dus goede milieu-indicatoren. Vliegenzwam, gewoon varkensoor en rimpelige gordijnzwam laten zien hoe de natuur eraan toe is. Maar de gegevens van het meetnet worden buiten de vereniging nauwelijks gebruikt. Hoe functioneel deze grote verbinders ook zijn, naar het verhaal van de paddenstoel wordt niet echt geluisterd.
Lees ook:
Hoe de natuur door regelzucht haar ziel verloor (en wij die weer kunnen teruggeven)
Een dier dat zijn leefomgeving ziet veranderen past zich aan. Maar de mens, schrijft Sander Turnhout, die denkt: laat de leefomgeving zich maar aanpassen. Droogte en overstromingen, honger en sterfte zijn het gevolg, want de natuur laat zich niet managen. Wat gebeurt er als we dat onder ogen zien?