Topmanagers zijn te star voor een groene economie: ‘Ik ben niet zo’n cursustype’
Ideale, flexibele topbestuurders kunnen de circulaire economie stimuleren. Maar ze zijn er niet.
Om echt een slag te maken naar een groene, circulaire economie, moet er een nieuw type bestuurder plaatsnemen in de bestuurszetel. Dat zeggen Nederlandse topbestuurders over zichzelf en hun collega’s. De huidige bestuurders zijn te veel gericht op korte termijn winst, ze vermijden risico’s en hebben te weinig contact met de buitenwereld. Daardoor blijft het maatschappelijke wantrouwen in bestuurders bestaan en komt de omslag naar een circulaire economie geen stap dichterbij.
Dat vertelden tachtig bestuurders anoniem tijdens een onderzoek van Bureau Hofkes Reputatiemanagement. De resultaten zijn verwerkt in het rapport ‘De toon aan de top’. De geïnterviewden zien het liefst een nieuw type leider aan de top, een bestuurder met zelfreflectie en verbindend vermogen, dienstbaar aan de maatschappij en gericht op de lange termijn. Maar dat zien ze niet bij zichzelf en bij collega-bestuurders.
Hoewel de bestuurders een gat zien tussen het gewenste profiel aan de top en het daadwerkelijke profiel, doen zij niet massaal hun best om te veranderen. Dertig procent van de mannelijke bestuurders zegt nooit een training gevolgd te hebben om hun manier van besturen te veranderen, de vrouwen hebben dat wel allemaal gedaan. Een van de mannelijke bestuurders zegt dat het in het ‘old boys network’ als een zwakte wordt gezien om trainingen te volgen, een ander zegt erover: “Ik ben niet zo’n cursustype. Onze boardroom heeft een goede samenstelling – goede mensen met veel ervaring – dan gaat het vanzelf.”
Ziekelijk businessmodel
De ondervraagden zien weliswaar de noodzaak van een groenere, circulaire economie, een economie waarin grondstoffen optimaal (her)gebruikt worden en afval eigenlijk niet bestaat. Maar slechts een derde van de bestuurders heeft er vertrouwen in dat het gaat lukken. Ze vinden dat de overheid te weinig concrete kaders geeft en dat het lef om zelf grote veranderingen door te voeren ontbreekt.
“We zitten gevangen in een ziekelijk businessmodel. Ik ervaar een fundamenteel gebrek aan kennis bij de bestuurlijke top over duurzaamheid, daardoor wordt alles defensief dichtgetimmerd”, zegt een van hen. Over zichzelf zijn de bestuurders overigens wel positief: 78 procent van de ondervraagde vrouwen vindt dat ze zelf een goede circulaire bestuurder zijn, bij de mannen geldt dit voor veertig procent.
Vertrouwenskloof
BHRM voerde dit onderzoek twee keer eerder uit, in 2009 en 2014. Zeventig procent van de bevraagde bestuurders is man, de gemiddelde leeftijd is 56 jaar. De helft van de ondervraagde bestuurders werkt in de publieke sector, veertig procent in de private sector en tien procent in het openbaar bestuur. Een derde van de organisaties waar zij aan het hoofd staan heeft meer dan 250 medewerkers, nog een derde meer dan 3000.
De opvattingen over de circulaire economie zijn dit jaar voor het eerst bevraagd. Bij de eerdere onderzoeken waren de conclusies over de vertrouwenskloof tussen maatschappij en bestuurlijke elite ongeveer hetzelfde: die is groot. Dat erkennen de bestuurders elk jaar weer.
Geen verandering
“Na de economische crisis was duidelijk dat het anders moest, er ontstond een algemene consensus over wat wenselijk is aan de top”, zegt initiatiefnemer Mildred Hofkes. “Dat gewenste profiel is al sinds 2009 hetzelfde, maar ondanks allerlei inspanningen, gedragscodes en commissies is er weinig veranderd.” Het is een illusie dat, zoals sommige bestuurders zeggen, verandering vanzelf komt, zegt Hofkes.
“We zien in tien jaar onderzoek nauwelijks verandering in de toon aan de top.” Het goede nieuws is volgens Hofkes wel dat steeds meer bestuurders zich realiseren dat er überhaupt iets moet veranderen. “Nu het gedrag nog.”
Lees ook:
Zo wil het kabinet de circulaire economie gaan stimuleren
Leerlingen op de basisschool, maar ook in het middelbaar onderwijs, moeten allemaal les krijgen in duurzaamheid en het belang van een circulaire economie. Daarnaast komt er een publiekscampagne én gerichte productinformatie om het bewustzijn hierover te stimuleren.