Prentenboeken staan traditioneel vol met dieren. Maar de biodiversiteit is nog voor verbetering vatbaar, constateert onderzoeker Michiel Hooykaas van de Universiteit Leiden. Schrijvers kiezen vaak voor charismatische of knuffelbare zoogdieren.
Bijna iedereen kent ’m wel: de prentenboekklassieker Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft, van Werner Holzwarth en Wolf Erlbruch. Het arme ondergrondse zoogdier verdenkt de duif, de koe, het paard, het varken en de geit. Maar het is de hond die de boosdoener blijkt.
Michiel Hooykaas, onderzoeker aan de Universiteit Leiden, kijkt met heel andere ogen naar zo'n verhaal. Hij deed onderzoek naar de biodiversiteit in 217 prentenboeken die de afgelopen tien jaar prijzen wonnen en turfde ruim 2200 dieren. Zijn belangrijkste bevinding: het zijn vaak dezelfde dieren die glansrollen vervullen. Herkenbare (landbouw)huisdieren als hond, kat, paard en varken, en tot de verbeelding sprekende exoten als bruine beer, tijger of olifant. Maar een doodgewone pimpelmees – toch ook best mooi én schattig? – komt er bekaaid af.
Wat valt er in al die prentenboeken vooral op?
“Dat zoogdieren vaak op de voorgrond staan, is te begrijpen. Mensen herkennen zich meer in dieren die wat meer op ons lijken, met ogen aan de voorkant. Je ziet ook dat zoogdieren veel vaker dan bijvoorbeeld vogels worden vermenselijkt. Ze lopen rechtop, hebben kleren aan of gaan naar de wc. Dat gebeurt bij vogels en insecten veel minder.”
“Bovendien worden vogels, insecten en vissen vaak op een veel hoger taxonomisch niveau weergegeven. Een vogel is meestal simpelweg een vogel. Terwijl dat dus ook een pimpelmees zou kunnen zijn. Bij zoogdieren maken schrijvers en illustratoren veel gedetailleerder onderscheid.”
Is dat erg?
“Ik wil de creativiteit van kinderboekenschrijvers natuurlijk niet in de weg staan. Toch hoop ik wel dat dit onderzoek mensen aan het denken zet. We worden ons op meer terreinen bewust van de gevolgen van scheve representatie in kinderboeken. Bijvoorbeeld als het gaat om de rollen van mannen en vrouwen. Maar ook bij de natuur is dit een thema. We hebben te maken met een afname van de biodiversiteit. Er is al minder wildernis om ons heen. De culturele representatie – bijvoorbeeld via prentenboeken – wordt belangrijker om kinderen een beeld te laten vormen van wat er allemaal om hen heen is.”
Maar vinden kinderen een beer of hond niet gewoon leuker dan een garnaal of fruitvliegje?
“Ik begrijp dat een herkenbaar, harig zoogdier een logischere keuze lijkt dan een kleine en minder menselijke ongewervelde. Maar kinderen hebben een brede interesse. Ze leren ook allemaal soorten dinosaurussen uit hun hoofd, of Pokémon. Het is ook een vicieuze cirkel: kinderen vinden een olifant of tijger leuk. En als kinderboeken daar vooral over gaan, worden ze telkens in dat beeld bevestigd. Waardoor ook nieuwe kinderboeken weer over dezelfde populaire dieren gaan.”
“Zelf heb ik eerder onderzoek gedaan naar de kennis bij basisschoolkinderen over veelvoorkomende diersoorten. Toen bleek bijvoorbeeld dat minder dan één op de veertig een pimpelmees kan benoemen. Prentenboeken kunnen daar een bijdrage aan leveren. Door dus niet simpelweg een vogel af te beelden, maar voor die pimpelmees te kiezen. En door eens wat vaker te gaan voor dieren uit de eigen omgeving in plaats van exoten.”
Welke voorbeelden zijn u vooral bijgebleven?
“Dan denk ik bijvoorbeeld aan Een afspraakje in het bos van Sylvia Vanden Heede. Daar speelt het vliegend hert een belangrijke rol. En de clou in dit liefdesverhaal is dat het vliegend hert dus geen zoogdier, maar een mooie keversoort blijkt te zijn. Of Zoveel als de wereld hou ik van jou van Imme Dros, waarin een dagpauwoog de show steelt.”
En die bekende kleine mol? Dat is eigenlijk ook best een goeie. Want ondanks al die bekende landbouwdieren zijn het daar toch de minder populaire soorten die de show stelen. De mol zelf natuurlijk. Maar vooral ook de twee bromvliegen die hem weten te vertellen dat de poep van een hond afkomstig moet zijn...
Correctie: in een eerdere versie van dit artikel stond dat Hooykaas voor zijn onderzoek ruim 2200 kinderboeken bestudeerde. Dat moeten er 217 zijn.
Lees ook:
Freds avonturen zijn onvoorspelbaar, en nog steeds even grappig
Pépé Smit maakt innemende krijttekeningen bij de ontregelende avonturen van het hert Fred.