Opinie
Supermees kan begin zijn van revolutie
MATTHIJS SCHOUTEN Met de 'supermees' zetten we voor het eerst genetische selectie in voor de natuur. Maar de ontwikkeling heeft ook keerzijden, schetst hoogleraar Matthijs Schouten.
Onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) gaan proberen een koolmees te fokken die de klimaatverandering kan bijhouden (Trouw, 19 november). Met de term 'supermees' gaf de redactie al aan dat met dit fokprogramma een maatschappelijk gevoelig terrein wordt betreden. We voelen ons in het algemeen niet zo prettig bij gesleutel aan de erfelijkheid.
Nu is het zo dat we het proces van genetische selectie in de natuur, zonder dat we dat bewust willen, al beïnvloeden sinds de mens als soort homo sapiens op deze planeet verscheen. Dat begon met selectieve jacht en in de loop der tijd zijn we op steeds grotere schaal de natuur gaan gebruiken en omvormen om in onze levensbehoeften te voorzien. In de laatste eeuw leidt ons gedrag zelfs tot een mondiale verandering in het klimaat. Door het veranderen van leefcondities hebben we invloed uitgeoefend op genetische selectieprocessen in de natuur. Dat hebben we ook gedaan door veel planten- en diersoorten vanuit hun oorspronkelijke leefgebieden over de planeet te slepen, ongewild maar ook opzettelijk omdat we ze mooi of nuttig vonden.
Van wolf tot hond
Daarnaast hebben we ook heel bewust gestuurd in de genetische selectie en wel bij de domesticatie van planten en dieren. Zo is uit de wolf de hond voortgekomen en uit het oerrund onze koe. Dat hebben we gedaan door gericht te telen en te fokken. Door de ontwikkeling van de gentechnologie kunnen we nu zelfs genmateriaal transplanteren om eigenschappen in soorten in te brengen die van nature niet in het genoom ervan verankerd lagen.
Met de fok van een 'supermees' die de klimaatverandering kan bijhouden, lijkt er op het eerste gezicht dan ook niets nieuws aan de hand te zijn. Toch is dat niet het geval. Hier gebeurt wel degelijk iets nieuws. Dat is niet dat dierveredeling nu op een wild dier wordt toegepast, zoals een van de onderzoekers in het artikel stelt, want dat doen we eigenlijk al heel lang, alleen niet met de technieken die we nu hebben. Nieuw is dat we genetische selectie nu niet proberen te sturen voor ons eigen nut, maar ten behoeve van de natuur. Dat hebben we op deze wijze nog niet eerder gedaan.
Wetenschappelijk gezien is dat wat de onderzoekers voor ogen hebben bijzonder interessant. We krijgen meer inzicht in de snelheid waarin soorten zich genetisch kunnen aanpassen aan het veranderende klimaat. Dat inzicht is - zoals de onderzoekers terecht stellen - ook van betekenis voor beleidsmakers.
Het venijn zit echter in de staart. In de laatste zinnen van het artikel staat dat de nieuw gefokte mezen na de laboratoriumfase in de natuur uitgezet zullen worden, omdat dan pas werkelijk vastgesteld kan worden hoe ze zich zullen handhaven onder een veranderend klimaat. Hier gaat nu, zoals de Engelsen dat zo mooi noemen, 'het blik met wormen' open.
Ethische vragen
Het is voorstelbaar dat de koolmees door dit fokprogramma de klimaatverandering veel beter aankan dan ze anders gedaan zou hebben. Dan komt onmiddellijk een aantal filosofische en ethische vragen naar voren. Als wij op deze wijze de koolmees kunnen helpen te overleven, moeten we dat dan ook niet met andere soorten doen? En voor welke soorten dan? De meest bedreigde? De meest nuttige? De sleutelsoorten in ecosystemen? En wie moet dat bepalen? En hoe natuurlijk laten we de natuur dan nog?
Bovendien, als blijkt dat soorten zich door gerichte fok- en kweekprogramma's sneller kunnen aanpassen aan de veranderingen in het klimaat, is het niet ondenkbaar dat de klimaatagenda daardoor beïnvloed zal worden. Als we op deze wijze de natuur een handje kunnen helpen, zou een graadje méér wel eens wat minder onaanvaardbaar kunnen lijken.
Nieuw is dat we genetische selectie nu niet proberen te sturen voor ons eigen nut, maar ten behoeve van de natuur. Dat hebben we op deze wijze nog niet eerder gedaan.