Interview
Paul Shapiro snapt niks van de Nederlandse weerzin tegen kweekvlees
Hij is al jaren een boegbeeld van de dierenrechtenbeweging in de Verenigde Staten. Nu reist Paul Shapiro de wereld over om een lans te breken voor kweekvlees. ‘Na schone energie komt schoon vlees.’
Gisteren Brussel, vandaag Amsterdam, morgen Parijs. De verschijning van zijn boek ‘Nooit meer slachten’ in het Nederlands en het Frans gaat voor Paul Shapiro gepaard met een marathon van interviews en televisieoptredens. Niettemin oogt hij in een bovenzaal van het Amsterdamse wetenschapsmuseum Nemo opgewekt. De vertaling van het boek, dat vorig jaar in de VS verscheen, was een idee van de Belgische dierenrechtenorganisatie Gaia, zegt Shapiro. Drie vertegenwoordigers van de organisatie zijn in zijn kielzog vanuit Brussel meegereisd naar Amsterdam. Voor Gaia is de verschijning van ‘Nooit meer slachten’ het startschot van een campagne om meer aandacht voor vlees-uit-het-lab te vragen. Want, stelt Shapiro in zijn boek: vlees dat niet ín maar buiten het dier groeit, is duurzaam, gezond en ethisch verantwoord.
U beantwoordt nu al dagenlang vragen. Misschien wilt u zelf ook iets vragen?
“Als dat mag, zeker. Hoe kan het, vraag ik mij af, dat in Europa de weerstand tegen voedseltechnologie zoals kweekvlees zo groot is?”
Lastig te zeggen. Nieuwe ontwikkelingen roepen bij sommige mensen weerstand op, denk ik.
“Neofobie speelt vast een rol, ja. Maar die lijkt in Europa sterker dan elders in de wereld. Jullie hebben bijvoorbeeld wetgeving voor levensmiddeleninnovaties die je nergens anders hebt. Wellicht is dat een resultaat van een lobby uit de agrarische sector, maar het kan ook een cultureel fenomeen zijn: hoe open wil je staan voor nieuwe ontwikkelingen? Het gekke is: we hebben allemaal een smartphone, die vroeger niet bestond. Díe nieuwe technologie roept blijkbaar geen weerstand op.”
Een smartphone stop je niet in je mond.
“Zeker, dat is een verschil. Voedsel heeft te maken met je lichaam en je gezondheid, en daardoor staan mensen misschien argwanend tegenover technologie om dat voedsel te maken. Maar dan moet ik denken aan de uitvinding van de vriezer, die we tegenwoordig allemaal in ons huis hebben. In de negentiende eeuw bestond er een levendige handel in natuurijs, dat uit meren en rivieren werd gezaagd. Toen vervolgens kunstijs werd uitgevonden en toegepast in vriezers, waarschuwden de handelaren in natuurijs het publiek: het kunstijs werd gemaakt in een chemisch proces, misschien kon je wel ziek worden van gevaarlijke stoffen die erin zaten. Maar het tegendeel was waar: kunstijs op basis van water dat eerst was gekookt of gefilterd was juist veel schoner dan het natuurijs uit vervuilde rivieren en meren. Ik wil maar zeggen: dat iets een natuurlijke oorsprong heeft, wil dat nog niet zeggen dat het schoner of beter is. Dat geldt ook voor vlees dat groeit in een laboratorium in plaats van aan een dier. In kweekvlees kunnen bijvoorbeeld nooit poepbacteriën uit de darmen van een geslacht dier zitten.”
Wat is er eigenlijk tegen op vlees van een geslacht dier?
“Het is bijzonder inefficiënt om een heel organisme groot te brengen en daarna weer in kleine stukjes af te breken, louter en alleen om het weefsel te eten dat we zo lekker vinden.
Het gaat namelijk gepaard met ontbossing om plaats te maken voor akkers om veevoer te verbouwen, en het kost veel water en energie. Het zorgt voor vervuiling en de uitstoot van broeikasgassen.
De wereldbevolking groeit en de mondiale consumptie van vlees ook, maar we kunnen niet 10 miljard mensen het vleesrijke eetpatroon van Europeanen en Amerikanen bieden. Tenzij we voedsel gaan verbouwen op Mars, zal al dat vleeseten de aarde uitputten. Daarnaast kunnen er gemakkelijk ziektes uitbreken als je veel dieren op een klein oppervlak houdt, zoals gebeurt in de intensieve veehouderij. Ten slotte kun je ethische vragen stellen bij het doden van dieren.”
Is het kweken van vlees in een laboratorium niet een erg gecompliceerde manier om die bezwaren weg te nemen?
“Dat woord laboratorium wekt misschien een verkeerde indruk. Je zou ook kunnen spreken van een brouwerij, want het chemisch proces van vlees kweken heeft veel overeenkomsten met het maken van yoghurt en met bierbrouwen. Je kunt dat gecompliceerd noemen, maar ik zie vooral de voordelen: het is veel schoner, kost veel minder water en energie en je hoeft nooit meer te slachten. Je hebt echt dierlijk vlees, dat is gegroeid uit echte dierlijke cellen, maar zonder alle nadelen. Zo kunnen we vlees blijven eten op een duurzame manier.
En zoals je nu hobbybrouwers van bier hebt, voorzie ik in de toekomst thuisbrouwers van vlees. Dat wordt volgens mij een heel nieuwe culinaire ervaring, omdat alles mogelijk is, zelfbedachte combinaties van bijvoorbeeld kippencellen en kalkoencellen. Vlees uit eigen brouwerij dus. Ook leuk om cadeau te doen als je bij vrienden op bezoek gaat.”
Vegetarisch eten lijkt me eenvoudiger.
“Een stuk vlees brouwen kost je zo een paar weken. Het zal nooit zo simpel worden als brood uit een broodbakmachine. Ik beweer ook niet dat kweekvlees het enige antwoord is, maar het is wel een van de oplossingen. Zoals we verschillende alternatieven hebben voor fossiele energie, moeten we ook zoeken naar verschillende alternatieven voor vlees. Tot nu toe blijft de groep die helemaal geen vlees eet vrij klein. Veel mensen willen gewoonweg vlees.”
Hoe komt dat?
“Ethisch gezien is er veel in te brengen tegen vleeseten. En toch gaan we ermee door. Dat zit in onze genen. Miljoenen jaren lang was vlees voor onze voorouders een rijke bron van voedingsstoffen. Maar het was relatief schaars, net als suiker. Dus als je er aan kon komen, nam je het. Nu zijn suiker en vlees in overvloed aanwezig, maar we reageren er nog met hetzelfde instinct op.”
U zegt: we zijn verslaafd aan vlees?
“Dat zijn we. Absoluut.”
Als we vlees voortaan kweken, welke rol hebben dieren dan nog in de landbouw?
“Hoe meer vee we houden, hoe minder ruimte er is voor wilde dieren. Waar we veevoer verbouwen kunnen immers geen wilde dieren leven. De vraag is volgens mij niet wat kweekvlees betekent voor vee op de boerderij maar voor dieren in het wild. Welke van die twee vinden we belangrijker?”
In uw boek bent u optimistisch over de toekomst van kweekvlees: de techniek zal zich verder ontwikkelen, er komen steeds meer investeerders. Dus nu alleen nog de consument overtuigen?
“Zo simpel ligt het niet. De consument wil het wel. De grootste belemmering voor kweekvlees is wetgeving. We kunnen al een paar jaar vlees brouwen, maar door de regelgeving kun je het niet op de markt brengen. De VS hebben nu uiteengezet onder welke voorwaarden kweekvlees op de markt kan komen. Dat is heel goed nieuws. Zover is het in Europa nog niet. De EU laat kweekvlees ondanks alle voordelen ervan domweg niet toe. Europa stelt zich net zo op als de natuurijsverkopers van vroeger.”
U hebt zelf een bedrijf dat plantaardige eiwitten levert aan fabrikanten van etenswaren die deels plantaardig en deels vlees zijn. Benadrukt u de nadelen van vlees niet mede uit commerciële motieven?
“Mijn bedrijf bestaat pas een jaar. Bezorgd over onze vleesconsumptie ben ik al bijna mijn hele leven. Ik wil niet alleen nadenken en schrijven over oplossingen maar die ook in de praktijk brengen.”
Paul Shapiro: Nooit meer slachten. Hoe kweekvlees ons bord en de wereld zal veranderen. Uitgeverij Van Halewyck / Balans, 256 blz. €21,99
Wie is Paul Shapiro
Paul Shapiro (1979) is schrijver, spreker, activist en ondernemer op het gebied van dierenbescherming. Hij is oprichter en eigenaar van The Better Meat Co., dat plantaardige eiwitten produceert voor hybride (dierlijk en plantaardig gecombineerd) voedingsmiddelen. Daarvoor was hij jarenlang bestuurder bij de Humane Society of the United States, een prominente dierenbeschermingsorganisatie. Shapiro kwam vorig jaar in opspraak toen Amerikaanse media onthulden dat zes vrouwelijke collega’s in 2016 klachten tegen hem hadden ingediend wegens grensoverschrijdend gedrag. Shapiro werd daarop overgeplaatst naar een andere functie bij de Humane Society, waar hij bleef werken totdat hij in 2018 zelfstandige werd.
Kweekvlees, de stand van zaken
Kweekvlees is een Nederlandse uitvinding. Al in de jaren vijftig kreeg de Nederlandse arts Willem van Eelen een patent om vlees te produceren uit stamcellen. De eerste die het lukte om in een laboratorium een stuk dierlijk vlees te laten groeien en te bereiden als een hamburger, was de Nederlandse hoogleraar Mark Post in 2013. Met zijn bedrijf Mosa Meat ontving Post vorig jaar een investering van 7,5 miljoen euro van de Duitse farmaceut Merck, en de Zwitserse vleesverwerker Bell Food Group. Vooruitlopend op toestemming om kweekvlees op de Europese markt te brengen wordt het geld gestoken in een productielocatie. Een ander Nederlands kweekvleesbedrijf is het Amsterdamse Meatable, dat bij durfinvesteerders drie miljoen euro ophaalde. Wereldwijd zijn er enkele tientallen bedrijven die kweekvlees ontwikkelen. Dat gebeurt door stamcellen uit een levend dier te nemen en die in een kweekvloeistof van suikers, aminozuren en vetten te leggen. In de vloeistof vermeerderen de cellen zich en vormen spiervezels waarvan hamburgers of gehaktballen gemaakt kunnen worden.
Lees ook:
Insectenkoekjes en kweekvlees zouden een duurzame keus zijn in het winkelschap.
Maar ze roepen ook weerzin op. Daar is iets aan te doen: een andere taal gebruiken.
Kweekvlees komt steeds dichterbij.
Wat moet er nog gebeuren voor het op ons bord ligt? En is vlees uit het lab wel zo milieuvriendelijk als wordt aangenomen?