ReportageVismigratie
Op zoek naar het perfecte zoet en zout tussen Waddenzee en kust
Bij nacht en ontij zijn vele tientallen vrijwilligers en studenten langs de Waddenkust in de weer met netten, fuiken en scanners. Doel: meer te weten komen over vismigratie. “In Drenthe zwemt ook zeevis rond.”
Het waait hard boven op de sluis van Nieuwe Statenzijl, in het uiterste puntje van Oost-Groningen, aan de grens met Duitsland. Aan de ene kant van de sluis de beek Westerwoldse Aa, aan de andere kant de Eems-Dollard, een estuarium verbonden aan de Waddenzee. Twee studenten van Hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden brengen een kruisnet in gereedheid. “Met dat net gaan we straks kijken welke vissen hier voor de deur liggen te wachten om het zoete water op te kunnen gaan”, legt student Chris van Schaik uit. “Wij kijken vooral naar spiering. Zes uur lang halen we elke tien minuten het net op. We doen het al een paar weken, dus we zijn echt in de kou begonnen. En we staan hier ook weleens ’s nachts en slapen dan in het kantoortje bij de sluis.”
Beneden klatert het water richting Dollard. “Nu spuit de sluis nog water naar zee, maar het wordt langzaam hoogwater en dan gaat het de andere kant op”, zegt vismigratieonderzoeker Jeroen Huisman, die vanuit de hogeschool de studenten begeleidt. Ook coördineert hij het hele monitoringsprogramma van drie mede door het Waddenfonds gefinancierde projecten in Noord-Nederland die vismigratie moeten verbeteren: Ruim Baan voor Vissen 2, Vissen voor Verbinding en Súd Ie.
“Naast professionele onderzoekers zijn zo’n dertig studenten en twee promovendi actief op heel veel plekken langs de Waddenkust van Groningen en Friesland. Ook is er een groep van vijftig vrijwilligers actief, sportvissers, vissenkenners van Ravon, maar ook gewoon mensen uit de buurt die niet aan een vereniging verbonden zijn”, zegt Huisman.
Interactie tussen Waddenzee en kustregio
Menig visje heeft in zijn levenscyclus verschillende typen water nodig. Sommige soorten worden geboren in een beek, leven een groot deel van de tijd in zee en zwemmen later weer dezelfde beek op om te paaien. Andere vissen, zoals de paling, doen het andersom. De mens heeft echter gezorgd voor harde grenzen tussen zoet en zout, en heeft de beken rechtgetrokken. “Door te kijken hoe de vissen zich verplaatsen, weten waterschappen welke maatregelen genomen moeten worden, en of reeds genomen maatregelen goed werken. Uiteindelijk willen we de interactie tussen Waddenzee en kustregio ontrafelen”, aldus Huisman.
“Op deze plek hebben we weer mogelijkheden gemaakt voor vissen om de sluis te passeren”, zegt Peter Paul Schollema, als aquatisch ecoloog van het Waterschap Hunze & Aa’s betrokken bij een deel van de projecten. “Ook als we niet spuien, zijn er doorgangen die we kattenluiken noemen, waar de vis een deel van de tijd doorheen kan zwemmen.”
Over de borstelbaan
Het zijn niet alleen doorgangen, maar ook detectiepoortjes. Schollema: “Door onderzoekers is een groot aantal spieringen, driedoornige stekelbaarzen, rivierprikken en palingen voorzien van een chip, zoals bij katten. Op meerdere plekken zijn er antennes, waardoor we de dieren kunnen volgen.”
Huisman en Schollema lopen naar de overkant van het water om de speciale voorziening te laten zien waarmee glasaaltjes – babypalingen die aankomen na een lange reis vanuit de Sargassozee – ook buiten de openingstijden van de kattenluiken kunnen intrekken. De aaltjes werken zich over een borstelbaan naar boven en aan de andere kant van de sluis komt de koker uit in het zoete water. Maar uiteraard niet voordat ze door onderzoekers geteld zijn. Schollema opent een luik boven op de dijk, waaronder in een kleine ruimte een net hangt waar de aaltjes in terechtkomen. “Hier controleren de studenten regelmatig of er aaltjes gebruik hebben gemaakt van de goot.”
Huisman wordt gebeld, verderop bij het dorpje Hongerige Wolf staan twee andere onderzoekers op het punt een fuik te legen. Aangekomen bij het gelijknamige gemaal ligt een beroepsvisser al met zijn kleine bootje op het water, waar hij een onderzoeksfuik leegt in twee grote tonnen. Tientallen vissen, van kleine zilverkleurige visjes tot dikke palingen, plonzen in de bakken. Terug aan de kant wordt nog even met een handscanner gekeken of er gezenderde vissen tussen zitten, waarna het uitzoeken en meten kan beginnen. Een voor een worden de vissen op de meetplank gelegd en daarna vrijgelaten. “Brasem, 42, snoekbaars 54, blankvoorn 12.”
Terwijl de visser routinematig de vissen opmeet, noteert een vrijwilliger van Sportvisserij Groningen-Drenthe zittend op de dijk alle bevindingen. “Dat is een mooi voorbeeld van zo’n enthousiaste vrijwilliger”, zegt Huisman terwijl de mannen hun werk voortzetten. “Hij rijdt in februari gerust ’s avonds om tien uur nog 80 kilometer naar de Waddenkust om daar tot laat in de kou vis te monitoren. Zo zijn er meer die met nacht en ontij hiermee bezig zijn.”
Zeevissen zwemmen langs het huis
De bevindingen op deze plek laten zien wat vissen doen als ze eenmaal de zoet-zoutbarrière zijn gepasseerd. “Dat helpt ons bij maatregelen die we bovenstrooms kunnen nemen”, aldus Schollema. “Het heeft namelijk geen zin om de deur open te zetten als het huis niet op orde is. Alle beken waar bijvoorbeeld een soort als de rivierprik ooit paaide, zijn vroeger rechtgetrokken en voorzien van stuwen. Daardoor had je geen stromende meanderende beek meer, maar een rij bakken met stilstaand water. Door de huidige herinrichting krijgt de beek weer plekken met stroomversnellingen waar de bodem bestaat uit kaal zand, de plek voor veel vissen om eitjes te leggen. Vispassages maken het mogelijk dat vissen kunnen trekken van het Bargerveen in Zuid-Drenthe tot aan de Waddenzee en andersom. Mensen in Drenthe beseffen niet dat er zeevissen voor hun huis langszwemmen.”
Terug bij de sluis hebben de studenten netten gehangen aan beide kanten, nu ook in het zoete water. “Nu staan de kattenluiken een tijdje open, aan de rimpelingen kun je zien dat hier een zoute bel ontstaat. Dit is een van de weinige plekken in Nederland waar een gecontroleerde hoeveelheid zout water naar binnen mag stromen, heel belangrijk voor vis”, aldus Schollema. De studenten vangen een spiering. Snel wordt de vis naar binnen genomen om hem te wegen en op te meten, waarna hij in een doorzichtige bak wordt vrijgelaten, waar inmiddels flink wat soortgenoten en een enkel glasaaltje rondzwemmen. “Deze hebben we vaak hier staan voor alle mensen die langskomen”, zegt student Niels Prinsen. “Ze vragen toch allemaal wat we aan het doen zijn, dus zo kunnen we ook een beetje educatie geven, en snappen mensen dat vissen zowel de Waddenzee als de binnenwateren nodig hebben om als soort te kunnen blijven bestaan.”
Lees ook:
Een ‘dramatische’ afname van zoetwatervissen
Populaties trekkende zoetwatervissen zijn in vijftig jaar met liefst 93 procent afgenomen in Europa. Wereldwijd gebeurde dat met 76 procent. Ook in Nederland is de zwemroute nog vol hindernissen.