NatuurbeheerVlinders
Ooit een gentiaanblauwtje gezien? Vast niet. Deze koekoek onder de vlinders heeft het zwaar
De vlinder gentiaanblauwtje komt alleen voor op plekken waar de klokjesgentiaan bloeit én waar specifieke knoopmieren leven, een drie-eenheid die steeds schaarser wordt. Mogelijk zit het probleem in de genen, of in de neiging om mieren voor de gek te houden.
“Bijna niemand kent dit leefgebied van het gentiaanblauwtje, en dat wil de beheerder graag zo houden”, zegt onderzoeker Sheila Luijten van Stichting Science4Nature, aangekomen op een heideterrein op de Veluwe. Samen met Irma Wynhoff van de Vlinderstichting is ze deze weken op pad om genetisch en chemisch onderzoek te doen in de laatste bolwerken in Gelderland, Drenthe, Overijssel en Brabant. “Je ziet een klokjesgentiaan in knop zo over het hoofd, dus als mensen hier komen kijken en foto’s maken, worden de planten vertrapt en dat betekent dat ook de eitjes die op de knoppen zijn afgezet vertrapt worden. Dus volgend jaar minder vlinders zijn”, verklaart Luijten de geheimzinnigheid rond de locatie.
Niet alleen nieuwsgierige natuurvorsers worden als extra bedreiging gezien, zelfs het wild wordt geweerd. Om klokjesgentianen met eitjes staan kokers. “Het is bescherming tegen de reeën”, legt Wynhoff uit. “Dat zijn echte bloemensnoepers, dus als ze hier langskomen is er grote kans dat ze de bloem met de eitjes opeten.” En dat kan de vlinder op deze plek, waar nog maar zo’n 15 volwassen individuen zijn gevonden dit jaar, niet gebruiken. “De overleving staat al onder druk door verandering van hun leefgebied door droogte en stikstofdepositie”, zegt Luijten. “Verdwijnen van bloemknoppen met eitjes heeft dus direct invloed op de overleving van de soort.”
Het gentiaanblauwtje heeft een ingenieuze levenswijze, die hem tegelijkertijd kwetsbaar maakt. De rupsen van de vlinder zijn een parasiet voor de klokjesgentiaan, maar ook voor knoopmieren, die door de rups voor zijn karretje worden gespannen “De vlinder legt haar eitjes op de bloemknop van de klokjesgentiaan”, vertelt Wynhoff. “De rupsen voeden zich met de ontwikkelende, eiwitrijke zaadknoppen. De rups vervelt drie keer voordat hij zich van de plant op de grond laat vallen. Dan pakken knoopmieren ‘m op en nemen ‘m mee naar het nest. Daar verzorgen ze de rups.” De hele winter lang krijgt het koekoeksjong voedsel, waarna hij verpopt en als vlinder uit de grond kruipt. De vlinder leeft vervolgens gemiddeld slechts twee dagen. Belangrijkste taak: paren en eitjes leggen.
Vandaag is het de bedoeling deze kortlevende vlindertjes te vangen voor genetisch onderzoek. Na enkele minuten zoeken wordt het eerste gentiaanblauwtje met een vlindernet gevangen, een vrouwtje. “Kijk, met een mooie dikke eierkont. Die gaat vandaag nog eitjes leggen”, aldus Wynhoff. Met een pincet houdt ze het diertje voorzichtig vast, zet met een stift een stip op de vleugel en knipt er een klein stukje uit. “Een vogelbeet”, zegt Wynhoff.
De oorzaak van achteruitgang kan ook liggen in inteelt
“Vlinders hebben van nature ook vaak van dit soort beten in de vleugel, doordat ze net aan een vogel zijn ontsnapt. Daarom merken we de vlinders ook voor de zekerheid. ”Luijten neemt de vleugel in een klein buisje met alcohol mee voor genetische analyse in het lab. “Daarmee kunnen we vaststellen of inteelt of verlies van diversiteit problemen vormen”, verklaart Luijten. “Natuurbeheerders en ecologen kijken altijd naar de habitatkwaliteit. Dat is zeker belangrijk, maar de oorzaak van achteruitgang kan ook liggen in inteelt, omdat er nog zo weinig individuen over zijn.” Of dat probleem hier speelt is dus nog niet bekend, ook niet welke gevolgen dat zou kunnen hebben. “Het kan bijvoorbeeld zijn dat ze kleiner worden dan soortgenoten in andere populaties, gebreken krijgen, minder eitjes leggen of eitjes die niet goed uitkomen. Sowieso kunnen populaties met weinig genetische diversiteit zich minder makkelijk aanpassen aan veranderingen.”
En veranderingen, daar heeft de vlinder in ieder geval wel mee te kampen. De habitat verslechtert door verzuring als gevolg van stikstofdepositie, en klimaatverandering lijkt een nog groter probleem voor het beestje. Afwisseling van heel droge perioden met enorme stortbuien kunnen een probleem vormen, onder andere door het onderlopen van mierennesten. Ook deze mieren worden aan onderzoek onderworpen. Luijten loopt naar een blauw stokje dat boven de begroeiing uitsteekt. Ze maakt voorzichtig een polletje open en knoopmieren lopen driftig op en neer. “Kijk, dit zijn moerassteekmieren, één van de twee waardmieren. De bossteekmieren hebben we gemarkeerd met rode stokjes. De waardmieren kunnen nog weleens de belangrijkste schakel zijn voor de overleving van de vlinder”, zegt Luijten.
Dat de rups door de mieren wordt verzorgd en niet wordt opgegeten, komt doordat ze de geurstoffen van de mieren gebruiken, legt Wynhoff uit. “Ze communiceren met geurstoffen, feromonen. Er leven vaak meerdere mierensoorten door elkaar en de eigenlijke rol van de feromonen is dat ze weten wie hun broers en zussen zijn, maar daar maakt die rups schaamteloos gebruik van. De rups laat de mieren met een zeer gelijkend geurprofiel geloven dat hij bij hen hoort, dus nemen ze hem mee en verzorgen hem. Bovendien bootsen ze de geluidjes van mierenlarven na, en scheiden ze met een speciale klier op de rug een verleidende lokstof uit.”
In dit project worden ook de mieren genetisch onderzocht, evenals hun chemische communicatie. “Uit Deens onderzoek blijkt dat waardmieren uit verschillende gebieden ook andere chemische geurprofielen hebben”, zegt Luijten. “In Nederland is dat nog niet onderzocht. De geurprofielen zijn mogelijk heel specifiek en kunnen per gebied verschillen. Dat betekent dat het chemische profiel van de rups ook heel specifiek moet zijn.” Een mogelijke oplossing voor het tegengaan van inteelt bij het gentiaanblauwtje, het uitwisselen van individuen tussen versnipperde leefgebieden, is daarmee riskant. “Je kunt niet zomaar vlinders verplaatsen. Wellicht wordt een niet-gelijkende rups uit een ander gebied niet meegenomen, en dan verkommert hij, of wordt hij gedood.”
De tweede locatie die de onderzoekers bezoeken geeft een totaal ander beeld. Hier geen verdroogde natte heide op zand, met veel pijpenstro, maar een groen en kleurrijk grasland op leemrijke bodem, met bloeiende dophei, blauwe knoop, beenbreek en diverse orchideeën. Een heischraal grasland in vaktermen. Her en der zijn ook klokjesgentianen te zien en het duurt niet lang of het eerste gentiaanblauwtje wordt voor bemonstering aangeboden. Een mannetje deze keer. De een na de andere vlinder wordt gevangen, een heel ander beeld dan op de vorige plek. Maar schijn bedriegt. “Hier zitten er zo’n 200. Een stuk meer, maar nog steeds een kleine populatie”, nuanceert Wynhoff. Sowieso vallen de gentiaanblauwtjes in het niet bij de duizenden heideblauwtjes die hier ronddwarrelen. “Zo hoort het eigenlijk te zijn”, zegt Wynhoff. “Zo ziet een levensvatbare populatie eruit.”
Lees ook:
Het vuur van de grote vuurvlinder schittert vooral in de Weerribben
Alleen op de veenmosrietlanden van de Weerribben en de Rottige Meente komt ’s zomers de grote vuurvlinder voor. Het hoogtepunt van zijn vliegtijd is nu.
Blauwtjes
Blauwtjes zijn kleine maar fijne vlinders met poëtische namen. Het bekendst is het zeldzame gentiaanblauwtje, dankzij zijn aparte levenscyclus.