Soortenrijkdom

Nederland investeerde elf miljard tevergeefs in de natuur. ‘Er moet iets rigoureus veranderen’

null Beeld Fadi Nadrous
Beeld Fadi Nadrous

Het verlies aan biodiversiteit is niet afgewend door dertig jaar natuurbeleid, blijkt uit onderzoek van Trouw. De natuur is nog even versnipperd en soorten gaan in Nederland nog steeds achteruit.

Jasmijn Missler

Het is een zeldzaam lentetafereel op de vroege ochtend: het korhoen maakt een wals door de heide, zijn witte staart opgezet als die van een pauw, zijn vuurrode kam uitstekend boven het gras. Bij de aanblik van een concurrent, die ook de aandacht van een hen wil trekken, verandert de heide plots van een balzaal in een arena. Er klinkt een snerpende krijs, gevolgd door vleugelslagen en pikkende snavels.

Er mag dan wel ritueel worden gedanst, veel concurrenten zijn er niet meer op de Sallandse Heuvelrug. Het is de laatste plek in Nederland waar nog enkele exemplaren van het korhoen te vinden zijn. Een schril contrast met de eerste helft van de twintigste eeuw, toen er nog duizenden hoenders verspreid door het land leefden.

De aantallen waren volgens Sovon Vogel­onderzoek in 1976 teruggelopen tot zo’n vierhonderd broedparen. Vanaf de jaren negentig resteerde alleen de populatie in het Salland, die ooit begon met dertig hanen. Nu is daar slechts een enkeling van over.

“De soort is praktisch uitgestorven in Nederland”, zegt Ruud Foppen, onderzoeker bij Sovon en bijzonder hoogleraar dierecologie aan de Radboud Universiteit. Om de populatie in leven te houden, zijn Zweedse korhoenders naar de Nederlandse hei gehaald. Een laatste noodgreep, die op de Veluwe al door natuurbeheerders is opgegeven.

Het nieuws in het kort

- De soortenrijkdom in Nederland is afgenomen, ondanks elf miljard aan investeringen

- Veel natuurgebieden zouden met elkaar worden verbonden, maar dat is nooit gebeurd

- Maatregelen om milieuvriendelijker te boeren, schieten tekort

Landschap uit het verleden

Het korhoen staat dus op de rand van de afgrond. Dit komt allereerst omdat zijn leefgebied is uitgekleed, zegt Foppen. “We denken dat het een vogel van de heide is, waar hij nu zijn laatste adem uitblaast, maar dat is niet zo.” De soort gedijt juist bij een mozaïek van open land afgewisseld met beschutting, vertelt Foppen, zoals hier en daar een struik, boom of ruige akkerrand vol bloemen.

Maar zo’n landschap is iets uit het verleden. Begin twintigste eeuw werden de kleine akkertjes van heideboerderijen ontgonnen om plaats te maken voor grote landbouwpercelen, die waren ontdaan van kneuterige overhoekjes, bosjes en houtwallen. Hoogveen besloeg 90.000 hectare in 1900. In 2012 was daar nog 6000 hectare van over. “De heidegebieden zijn drastisch verkleind en het korhoen is er geïsoleerd”, zegt Foppen.

Hetzelfde verhaal gaat op voor vogels als de duinpieper, die uit Nederland is verdwenen, en de met uitsterven bedreigde tapuit. Ook talloze vlinders, reptielen en amfibieën verliezen door het gladgestreken landschap belangrijke elementen van hun habitat.

null Beeld Louman & Friso
Beeld Louman & Friso

Veel Europees beschermde soorten in Nederland kunnen daarom niet behouden blijven, waarschuwen ecologen de Tweede Kamer in april dit jaar: 90 procent van de leefgebieden, 70 procent van de soorten en tot 40 procent van de vogels is geen lang leven beschoren, stellen onderzoekers van de Wageningen Universiteit.

Landelijk netwerk van verbonden natuurgebieden

Dat de leefgebieden van dieren steeds verder versnipperen, rapporteerde het Natuurplanbureau al in 2000. Tien jaar ervoor had Den Haag afgesproken om een landelijk netwerk van verbonden natuurgebieden aan te leggen: de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In 2018 zou die bijna 730.000 hectare groot moeten zijn. Nederland liep daarmee voor op veel andere landen: de EHS is een voorbeeld voor het latere Natura2000-netwerk in Europa.

Maar zelfs als de EHS er komt, waarschuwde het Natuurplanbureau toen al, schieten verbindingen te kort. Infrastructuur zit in de weg, beoogde ecologische verbindingen zijn te klein of slecht afgestemd op de te beschermen soorten. De duinpieper stond toen al te boek als toekomstig slachtoffer, net als de tot op heden kwetsbare boommarter. Nieuwe, zogeheten robuuste verbindingen moesten deze problemen wegnemen, vond ook het oude ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer.

Het plan voor aaneengeschakeld groen was gestoeld op een belangrijk wetenschappelijk inzicht uit die tijd: door natuur te verbinden, wordt het totale leefoppervlak voor planten en dieren groter. In een klein land als Nederland is dat noodzakelijk om biodiversiteit te behouden, legt hoogleraar ecologie Han Olff van de Rijksuniversiteit Groningen uit. Een verkruimeld leefgebied maakt de toch al kleine populaties nog kwetsbaarder. “Eén droge zomer of strenge winter kan een kleine groep al doen uitsterven en het risico vergroten dat die soort verdwijnt.” Als dieren zich tussen natuurgebieden kunnen bewegen, worden kwetsbare populaties weer aangevuld. Olff: “Dit maakt de kans groter dat een soort blijft bestaan.”

Succesjes zijn er ook. Zo ging de zeearend broeden in de Oostvaardersplassen. Beeld Ruben Smit
Succesjes zijn er ook. Zo ging de zeearend broeden in de Oostvaardersplassen.Beeld Ruben Smit

Plannen in de prullenbak

Maar bij het aantreden van kabinet-Rutte I, in 2010, belandden de voor deze robuuste verbindingen die voor soortbehoud zo belangrijk zijn, in de prullenbak. Er werd fors bezuinigd op natuur en de natuurtaken verschoven van het Rijk naar de provincies. De waarschuwing dat de leefomstandigheden van planten en dieren onomkeerbaar zal verslechteren, zoals de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur in een doorrekening schreef, werd in de wind geslagen.

“Het huis is nog steeds niet af”, zegt hoogleraar Olff. De EHS, voortaan Natuurnetwerk Nederland geheten, mag nog 680.000 hectare groot worden. En in plaats van in 2018 moet de groene keten in 2027 zijn afgerond. “Dat is dus vijftigduizend hectare kleiner en negen jaar later dan gepland.”

En die robuuste verbindingen nog altijd niet gerealiseerd, zegt Olff. Knelpunten rondom infrastructuur zijn wel grotendeels aangepakt, onder meer met faunabruggen, maar ecologische barrières zijn niet echt verwijderd. De helft van de landnatuur heeft een ‘slechte ruimtelijke samenhang’: die is te klein of te geïsoleerd is voor soorten om te kunnen overleven. Die verhouding is bijna onveranderd sinds 1990. “Planten en dieren zijn nog evenzeer opgesloten in gefragmenteerde natuurgebiedjes.”

Stikstofuitstoot

Een versplinterd leefgebied is niet het enige dat soorten als het korhoen nekt. De kwaliteit van natuur staat ook aanhoudend onder druk door andere factoren. Iets minder dan 70 procent van de Nederlandse natuur heeft een gammel ecosysteem: hier komt minder dan de helft van de typerende vlinders, vogels en planten voor, blijkt uit gegevens van soortenorganisaties Floron, Sovon en deVlinderstichting. Sinds 2000 is het aandeel ondermaatse natuur alleen maar toegenomen. Op dit moment scoort bijna 90 procent van de leefgebieden in Nederland een onvoldoende, zowel op ruimte als kwaliteit.

“Al had hij genoeg ruimte, dan nog zou het korhoen het niet overleven”, zegt bijzonder hoogleraar Foppen. Jonge korhoenders worden namelijk in hun eerste weken grootgebracht op rupsen en larven, voegt boswachter Ine Nijveld van de Sallandse Heuvelrug daaraan toe. Maar die zijn er haast niet meer. “Er wordt volop gebaltst, er worden zelfs nestjes gebouwd. Maar de kuikens overleven het niet, jaar in jaar uit.”

Het voedseltekort heeft alles te maken met de stikstofuitstoot van verkeer, industrie en – vooral – landbouw. De stikstofdeken boven Nederland verstoort en verzuurt het bodemleven, vertelt ecoloog Olff. Dit tast planten en insecten aan, waar vogels van moeten leven.

Insectensterfte bezorgt onderzoekers al langer kopzorgen. Tussen 1890 en 2017 nam het aantal vlinders in Nederland volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek met wel 80 procent af. Ook de bij is zijn leven niet zeker: bijna de helft van de bijensoorten is in aantal en verspreiding teruggelopen sinds 1950, blijkt uit gegevens van het Kenniscentrum Insecten. Met name in Europa neemt de hoeveelheid landinsecten nog jaarlijks af.

Bestrijdingsmiddelen in de landbouw

Stikstof is lang niet de enige boosdoener. Ook het grootschalig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de landbouw vormt een bedreiging voor de beestjes. “Het gif dat bedoeld is om plaagdieren te lijf te gaan, doodt ook belangrijke bestuivers zoals bijen en hommels”, zegt Frank Berendse, emeritus hoogleraar natuurbeheer en plantenecologie aan Wageningen Universiteit.

En daar zijn insectenetende vogels ook de dupe van, concludeerden onderzoekers van de Radboud Universiteit enkele jaren terug. Zo’n 70 procent van de Europees beschermde broedvogels leidt onder landbouwgif, meldt WUR.

Plannen om het gebruik van bestrijdingsmiddelen drastisch terug te dringen, hebben nog weinig resultaat gehad. Hoewel het gebruik van insecticiden sinds 1996 is verminderd, stagneert die afname de laatste jaren weer. Door het hele land zijn normoverschrijdende hoeveelheden insecticiden in het oppervlaktewater te vinden.

“Middelen worden verboden, maar er komen ook weer nieuwe middelen bij”, zegt Berendse. Hij schreef in 2015 mee aan een kritisch rapport over bestrijdingsmiddelen van Europese wetenschapskoepel EASAC, waarna een drietal giftige stoffen door de Europese Commissie werd verboden. “Er worden wel kleinere hoeveelheden gebruikt, maar omdat insectensoorten resistent worden, moeten er steeds nieuwe stoffen bijkomen die vaak nog giftiger zijn.” De vele normoverschrijdingen in water zijn dan ook toe te schrijven aan een handvol stoffen die het meest vervuilend zijn.

Kraanvogels kunnen weer uit de voeten in gebieden waar de natuur de ruimte krijgt, zoals het Fochteloërveen. Beeld Buiten-beeld
Kraanvogels kunnen weer uit de voeten in gebieden waar de natuur de ruimte krijgt, zoals het Fochteloërveen.Beeld Buiten-beeld

Natuurvriendelijk boeren

Om de weerslag van de landbouw op de biodiversiteit te verminderen, is natuurvriendelijk boeren het devies. Zo zijn agrariërs sinds 2014 verplicht hun akker te vergroenen, willen zij Europese landbouwsubsidie ontvangen. Dit geeft soorten weer beschutting en kan insecten aantrekken die bladluizen opeten in plaats van bespuiten.

Het gros van de Nederlandse landbouwbedrijven maakt hier gebruik van: ruim 90 procent van het boerenland heeft in 2018 ten minste één vergroeningsverplichting. Maar diezelfde boeren planten vrijwel nooit een rij bomen of struiken. In plaats daarvan kiest het merendeel voor generieke gewassen, zoals Engels en Italiaans raaigras, met een ‘geringe ecologische meerwaarde’, staat in een recent monitoringsrapport van WUR. De 2 miljard euro subsidie die boeren sinds 2014 voor vergroening hebben ontvangen, draagt zelden bij aan het verbeteren van de biodiversiteit. Sterker nog, het areaal akkerranden is de laatste jaren afgenomen.

Ook het natuurbeheer door boeren, dat sinds de start van het natuurnetwerk wordt toegepast, heeft weinig vruchten afgeworpen. Dat komt allereerst door het kleine oppervlak: van in totaal 1,7 miljoen hectare landbouwgrond, wordt slechts 4 procent als natuur beheerd. Landbouwers kiezen veelal voor kleine lapjes grond met licht beheer, meldt het Planbureau voor de Leefomgeving. Daarnaast gaat het om kortlopende contracten die in de helft van de gevallen niet worden verlengd, waardoor de weinige inspanningen gauw verloren gaan.

Pogingen, zoals later maaien en nestbescherming om vogels en insecten te begunstigen, leveren te weinig op. Typische soorten van het boerenerf zijn in drie decennia in aantallen gehalveerd. Van de vlinders in het agrarisch gebied is ten opzichte van 1992 nog een kwart over en boerenlandvogels zijn sinds 1960 met wel 70 procent afgenomen. Zij komen net als de hoenderkuikens nog steeds voedsel en beschutting tekort. Nergens anders in Nederland is het soortverlies zo groot als in het agrarisch gebied.

Ten dode opgeschreven

De variatie aan soorten komt nog altijd in de knel door de versnippering en de slechte kwaliteit van de natuur. Dit kan desastreuze gevolgen hebben volgens ecologisch onderzoeksinstituut Alterra. Al in 2002 concludeert het dat hierdoor ‘populaties vroeg of laat, maar onherroepelijk, zullen uitsterven’. Zo’n populatie kan nog wel tientallen jaren voortbestaan, schrijft het instituut, maar zij is feitelijk al ten dode opgeschreven.

Klopt, want een soort kan zich pas herstellen als zijn leefgebied op orde is, zegt ecoloog Olff. Maar daar gaan jaren overheen. Voor een vogel kan het misschien tien jaar duren, voor planten tientallen jaren. “Het is te vergelijken met CO2-uitstoot: de schade die je nu aanricht, is niet zomaar verholpen en het effect ervan blijft nog lang doordenderen.”

Dat ruimte en natuurkwaliteit elkaar versterken, kan natuurlijk ook positief uitpakken. “Als de kwaliteit van het agrarisch gebied rond natuurgebieden verbetert, zijn soorten ook veel minder geïsoleerd”, zegt Paul Opdam, onderzoeker bij Alterra en oud-hoogleraar landschap in ruimtelijke planning aan Wageningen Universiteit. Hij schreef mee aan diverse kritische beleidsrapporten. “In de toekomst wordt dit nog belangrijker, omdat soorten nu niet opgewassen zijn tegen extremere weersomstandigheden door klimaatverandering.”

Het is logisch dat soorten komen en gaan, zegt oud-hoogleraar Berendse, en ja, er zijn ook successen behaald. Met name op plekken waar natuur de ruimte krijgt, zoals het Fochteloërveen en de Oostvaardersplassen, kunnen eerder verdwenen soorten als de kraanvogel en de zeearend weer uit de voeten. “Tegelijkertijd tast ons menselijk handen de natuurlijke dynamiek ingrijpend aan.” En een tekort aan insecten betekent ook een tekort aan natuurlijke plaagbestrijders en bestuivers van groenten en fruit. “Dat proberen we kunstmatig op te lossen, zoals met steeds giftigere insecticiden, maar hier zit een grens aan.”

De korhoenders dansen nog over de Sallandse heide, maar de tijd tikt. Beheerders trekken alles uit de kast om de zure bodem een handje te helpen, zegt boswachter Nijveld, door te maaien, plaggen en strooien met kalksteen. Toch laten de gele bloemen die normaal tussen de heidestruiken bloeien en rupsen voeren zich al jaren niet meer zien. “Wat wij doen is puur tijd rekken zolang de bron niet wordt aangepakt. En daarvoor moet er iets rigoureus veranderen.”

Lees ook:

Nederland moet meer doen om de diversiteit van planten en dieren te behouden

Honderd milieuwetenschappers die hebben gestudeerd aan de Universiteit van Cambridge vinden dat landen veel sneller grote stappen moeten maken om het verlies aan soorten dieren en planten te beteugelen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden