Natte landbouw, met lisdodde, helpt tegen klimaatverandering
Wanneer droge weilanden of maisakkers onder water worden gezet om er lisdodde op te telen, kan dat de uitstoot van CO2 uit veenbodems drastisch beperken. Maar de praktijk is weerbarstig.
Oké, ze zijn eetbaar, maar om nou te zeggen dat ze lekker zijn? Wanneer ‘lisdoddeboer’ Aldert van Weeren een plant uit het water heeft getrokken, pelt hij de onderkant van de stengel een beetje af, waardoor de helderwitte binnenkant zichtbaar wordt. De beet is krokant, de smaak weliswaar zoet maar ook erg weeïg. “Ze worden dan ook niet geteeld voor menselijke consumptie”, relativeert Van Weeren. “De onderzoekers hebben op dit proefperceel wel enorm veel last van ganzen”, weet hij. “Die vinden de basis van de stengel heel lekker. Ze knagen hem af en laten de rest van de plant voor oud vuil liggen.”
Van Weeren is met een internationaal gezelschap uit Estland, Letland en Litouwen op bezoek bij een proefveld van het Innovatieprogramma Veen, aan de oever van het Noordzeekanaal bij Nauerna, gemeente Zaanstad. Sinds dit voorjaar zijn daar enkele tientallen proefvelden van Landschap Noord-Holland in samenwerking met de Agrarische Natuurvereniging Water, Land en Dijken onder water gezet en ingeplant met lisdoddes, de planten die in de zomer van die mooie rietsigaren maken.
Potgrond
“Deze mensen uit de Baltische staten zijn bijzonder geïnteresseerd in dit soort natte landbouw”, weet Van Weeren. “In de tijd dat ze nog deel van de Sovjet-Unie waren, werden hout en andere natuurlijke hulpbronnen gewoon afgevoerd naar Rusland. Ze komen nu bij ons kijken hoe ze hun veengronden zelf op een duurzame manier te gelde kunnen maken.”
Duurzaam blijkt hier het sleutelwoord, want dat te gelde maken van veen gebeurt in de Baltische staten al op grote schaal, zegt Van Weeren. “Veen wordt afgegraven om het te verwerken in potgrond. En die gaat voor een belangrijk deel weer naar Nederland.”
Behalve dat die turfwinning een aanslag is op het landschap, is het ook een grote bron van het broeikasgas CO2. Veen dat in contact komt met lucht, wordt door bacteriën afgebroken, waardoor er CO2 uit vrijkomt. Op een vergelijkbare manier is veen onder landbouwgrond een grote bron van CO2, omdat de waterstand onder akkers en weilanden flink moet worden verlaagd, zodat de boer er met machines op kan. Al met al komt er naar schatting jaarlijks 4 miljoen ton CO2 uit de Nederlandse veenbodems. Dat is bijna 10 procent van de hoeveelheid CO2 die de overheid voor 2030 moet besparen om aan het Klimaatakkoord van Parijs te voldoen.
“Er is een heel eenvoudige oplossing”, stelt lisdoddeboer Van Weeren: “Stop met het droogmalen van veengronden en bedrijf daar natte landbouw op, bijvoorbeeld met lisdoddes.”
Tegelijk moet Van Weeren bekennen dat dit wat makkelijker is gezegd dan gedaan. Om te beginnen erkent Europa de lisdoddes en andere zogeheten paludicultuur niet officieel als landbouwgewas. Een boer die een maisakker of een grasland wil omtoveren in een nat perceel met lisdoddes, verliest zijn inkomenssteun uit Brussel. “Dus is er bijna niemand zo gek, tenzij die subsidie krijgt voor een onderzoeksproject.”
Dat Van Weeren zelf wel zo gek was, heeft te maken met de plek waar hij woont, in de Duitse Eiffel. “Mijn huis ligt midden in een stuk verlaten landbouwgrond waar spontaan al lisdoddes op groeiden. Officieel is een stukje van honderd vierkante meter voor de Duitse wet al natuur, die je niet mag oogsten. Maar omdat dit vroeger landbouwgrond was, kreeg ik toch toestemming om het te maaien. Ik heb de gedroogde stengels tot stevige isolatieplaten laten persen. Mijn hele huis is nu geïsoleerd met deze planten.”
Naast de Brusselse bureaucratie heeft Van Weeren nog een ander, veel praktischer probleem. “Er bestaan nog geen goede oogstmachines”, legt hij uit. “Er zijn wel rietmaaiers, maar die pakken de buigzame rietstengels tussen twee grote tanden en voeren het riet naar boven af, waar het wordt gebundeld. Als je met zo’n machine door de lisdoddes rijdt buigen de stengels niet, maar knakken ze”, aldus Van Weeren.
“Waar ik naar zoek is een machine die per vierkante centimeter minder druk op de grond uitoefent dan mijn voeten. Er wordt van alles geprobeerd, tot onderstellen van pistenbully’s uit de wintersportgebieden aan toe. Alleen zitten er onder de rupsbanden van die machines een soort messen, waarmee ze omhoog kunnen rijden op de besneeuwde hellingen. Als je die machines in het veen laat snijden, sloop je de bodem, waardoor er alleen maar meer CO2 de lucht in verdwijnt.”
Waterkwaliteit
Bij de proef in Nauerna kijken de onderzoekers van Landschap Noord-Holland, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en onderzoekcentrum B-ware niet alleen naar de opbrengst van de natte akkertjes. Ze willen ook onderzoeken wat deze vorm van landbouw doet met de waterkwaliteit, de bodem en met de natuur.
Dat effect op de natuur is bijna per definitie positief, voorspelt onderzoeker Gert-Jan van Duinen van de Stichting Bargerveen, die ook met het internationale gezelschap naar de proef in Nauerna is komen kijken. Met zijn stichting onderzoekt Van Duinen vergelijkbare experimenten aan de rand van natuurlijke veengebieden in Drenthe en Brabant.
“Je vervangt een monocultuur van gras of mais door een natte teelt waar veel ander leven op afkomt. Wij kijken daarom specifiek of dit soort natte percelen een soort buffer kunnen zijn tussen Natura2000-gebieden als het Bargerveen en de landbouwgronden in de omgeving.”‘, aldus Van Duinen.
“Maar ook wij lopen tegen veel praktische problemen aan. Zo willen veel boeren door de bestaande landbouwpraktijk niet meedoen, omdat ze op de natte percelen geen mest meer kwijt kunnen. Voor paludicultuur echt kan doorbreken, moet er een omslag in het denken komen, bij de boeren en vooral ook bij de overheid.”
Lees ook:
Ook rijst is straks een Hollands streekproduct
Koeien en tractoren zakken er weg in de zompige grond. Wat kun je dan nog verbouwen in het Groene Hart? Devooruitzichten lijken goed voor een verrassend gewas: rijst.