Een gezenderde veldleeuwerik. Beeld Rob Buiter
Een gezenderde veldleeuwerik.Beeld Rob Buiter

InterviewAkkervogels

Minder vaak maaien zou een zegen zijn voor de veldleeuwerik

Met speciale gewassen wilde Het Zeeuwse Landschap veldleeuweriken plezieren, maar uit onderzoek blijkt nu dat een goed gewas alleen niet genoeg is. De maaimachine moet ook lang genoeg wegblijven.

Rob Buiter

“Zo moet het walhalla voor een veldleeuwerik eruitzien!” Onderzoeker Raymond Klaassen van Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels kan zich nog als de dag van gisteren voor de geest halen hoe hij bij het begin van zijn onderzoek voor het eerst uit zijn auto stapte in de buurt van Burghsluis, op Schouwen-Duiveland.

“Ik zag een mooie afwisseling van granen en eiwitgewassen op de akkers. Er waren kruidenrijke akkerranden rond de percelen aangelegd, teelt in afwisselende stroken met ook nog mooie houtsingels rond het gebied. En dan dat geluid van al die jubelende leeuweriken boven je hoofd. Ik kon alleen maar denken: wow!”

Klaassen wist ook dat een groot aantal zingende leeuweriken niet per se een aanwijzing is voor succes van de soort. “Er wordt vaak alleen gekeken naar de aantallen broedvogels, maar uiteindelijk draait alles natuurlijk om het aantal jongen dat per nest groot weet te worden”, zegt hij. De onderzoeker werd dan ook pas echt enthousiast toen het kenniscentrum de vraag kreeg van terreinbeheerder Het Zeeuwse Landschap om precies dát uit te zoeken: hoe doen onze leeuweriken het écht?

Waarschijnlijke broedterritoria

Een nest veldleeuweriken. Van kuiken naar ‘vliegvlugge’ veldleeuwerik duurt ruim twee weken. Mits de boer met zijn maaimachine niet te vroeg gaat maaien. Beeld Rob Buiter
Een nest veldleeuweriken. Van kuiken naar ‘vliegvlugge’ veldleeuwerik duurt ruim twee weken. Mits de boer met zijn maaimachine niet te vroeg gaat maaien.Beeld Rob Buiter

De ogenschijnlijk simpele vraag bracht een onvoorstelbare hoop monnikenwerk met zich mee, lacht Klaassen: “Om te beginnen hebben we gedurende twee broedseizoenen, in 2021 en 2022, de zingende mannetjes in kaart gebracht. Gemiddeld vonden we ruim 18 zingende mannetjes – dus waarschijnlijke broedterritoria – per honderd hectare. Let wel: dat is ruim twee keer zoveel als in vergelijkbare akkerbouwgebieden in Noord-Nederland en zelfs ruim tien keer zoveel als in de akkerbouwgebieden op de Zuid-Hollandse eilanden.”

Vervolgens gingen Klaassen en collega’s vanuit de auto posten bij die territoria, om te zien waar de vogels na hun minutenlange zangvlucht precies het gewas indoken. “Soms zit je dan zomaar drie kwartier of langer te turen naar een perceel luzerne, om te kijken of je een vogel erin of eruit ziet vliegen. En vervolgens moet je dan tussen al die planten gaan zoeken naar een heel klein nestje op de grond.”

Uitgroeien tot ‘vliegvlugge’ leeuwerik

Uiteindelijk vonden de onderzoekers gedurende twee jaar onderzoek maar liefst 55 nestjes van veldleeuweriken. Ze telden de eitjes, namen de maten van de kuikens om de conditie te bepalen en volgden de gezinnetjes gedurende de dik twee weken die ze nodig zouden hebben om van uitgekomen kuiken tot ‘vliegvlugge’ leeuwerik uit te groeien. Maar net iets te vaak kwam het niet zover. Maaien bleek een belangrijke verliesoorzaak; de dodelijke maaimachine kwam dan net iets eerder dan het moment dat de kuikens zouden uitvliegen.

Aan het eind van twee jaar observeren, zagen de onderzoekers net geen drie op de tien nestjes succesvol jongen produceren. In totaal leverden alle gevonden nestjes gemiddeld minder dan twee uitgevlogen jongen op. “Dat is net onvoldoende om te compenseren voor de natuurlijke jaarlijkse sterfte van de oudervogels, oftewel om de populatie in stand te houden”, weet Klaassen.

De ontnuchterende conclusie van twee jaar onderzoek luidt dan ook dat het zorgvuldig ingerichte leeuwerikenlandschap niet het walhalla was. Misschien is het zelfs wel contraproductief geweest, omdat de leeuweriken door de eiwitgewassen worden aangetrokken, maar daar vervolgens onvoldoende succesvol weten te broeden, veronderstelt Klaassen. Al durft de onderzoeker zeker niet te beweren dat ze het elders, in regulier gewas beter hadden gedaan.

Gedecimeerde populatie

Ondanks die domper denkt Klaassen dat het onderzoek wel degelijk handvatten heeft opgeleverd om iets te betekenen voor de geplaagde vogels. En een blik op de statistieken leert dat ze dat goed kunnen gebruiken. Telden de verzamelde vogeltellers van Sovon Vogelonderzoek in de jaren tachtig nog met gemak honderdduizend paartjes veldleeuweriken, inmiddels is daar minder dan de helft van over.

“De eiwitgewassen, zoals die onder meer in Zeeland worden geteeld, zijn waarschijnlijk wel de sleutel”, denkt Klaasssen. “Een gewas als luzerne op de klei of een gras-klavermengsel op de zandgronden geeft een open structuur, waar de vogels goed in kunnen nestelen. In principe hoeft het ook veel minder vaak bemest te worden, omdat dit soort gewassen met hun speciale wortelknolletjes stikstof uit de lucht kunnen binden.”

“Er hoeven ook geen bestrijdingsmiddelen op te worden gebruikt; allemaal voorwaarden die een leeuwerik in principe voldoende tijd en voedsel zouden moeten geven om de jongen groot te krijgen. We zien ook dat de leeuweriken zo’n luzerneperceel nauwelijks hoeven te verlaten. Kennelijk scharrelen ze daar met gemak het kostje voor hun jongen bijeen.”

Een tweede of derde poging om te broeden

Het gaat mis op het moment dat een boer tussen de maaibeurten door gaat bemesten om de productie te verhogen. Dan groeit het gewas vervolgens zo snel dat er binnen zes weken weer gemaaid moet worden; te snel voor de leeuwerik om de hele cyclus van eitjes leggen tot uitvliegen van de jongen rond te maken. Na het maaien doet een leeuwerik meestal nog wel een tweede of een derde poging om te broeden, maar als de maaimachine binnen zes weken wéér langskomt, schiet de vogel daar niks mee op.

Klaassen put hoop uit het veranderende Europese landbouwbeleid. “Daar is recent een belangrijke plek ingeruimd voor eiwitgewassen als luzerne. Het past in het streven naar een meer circulaire landbouw. Als we in Europa meer eiwit gaan verbouwen, hoeven we ook minder soja te importeren uit bijvoorbeeld Brazilië.”

Toch zal die teelt dan minder intensief moeten plaatsvinden dan nu gebeurt. “En ook dat past goed in het Europees landbouwbeleid”, stelt Klaassen. “Met het stikstofprobleem en ook de problemen rond de waterkwaliteit is minder bemesten hoe dan ook een goed idee.”

Gewassen worden lui

“Je maakt dan bovendien beter gebruik van de capaciteiten van de planten zelf. Het is aangetoond dat stikstofbindende planten zoals luzerne en klaver ‘lui’ worden, wanneer je ze te veel mest geeft. De wortelknolletjes met de bacteriën die stikstof uit de lucht kunnen binden gaan dan minder efficiënt werken, waardoor je het meeste voordeel weer kwijtraakt.”

Al met al is er volgens Klaassen niet heel veel voor nodig om de problemen voor de Zeeuwse leeuweriken echt op te lossen. “Nèt iets minder intensief werken en daardoor nèt iets meer rust tussen de maaibeurten had voor de meeste nestjes die wij hebben gevolgd het verschil betekend tussen uitvliegen of kapot gemaaid worden.”

Pachtconstructie

Ondanks de wat sombere conclusie is opdrachtgever Het Zeeuwse Landschap blij met de resultaten van het onderzoek. Dat zegt ecoloog Wannes Castelijns namens de terreinbeheerder. “Sinds tien jaar werken we met een bijzondere constructie van pacht. Met steun van de Postcodeloterij hebben we 50 hectare akkers kunnen kopen. Die verpachten we tegen een relatief laag tarief.”

Maar, benadrukt hij, “wel met de voorwaarde dat de pachters ook op de rest van hun grond maatregelen nemen voor de akkervogels. De ‘honger’ naar landbouwgrond is hier groot genoeg, zodat verschillende boeren daar graag aan willen meewerken. Op die manier kunnen we nu op ruim 500 hectare akkers een natuurinclusieve manier van werken stimuleren.”

Met het rapport in de hand wil Castelijns nu samen met de boeren gaan kijken hoe ze de manier van werken verder kunnen aanpassen. “Voor de boeren moet het natuurlijk passen. Zij hebben er niets aan als een gewas te lang op het veld blijft staan en plat gaat liggen. Maar voor de natuur moet het ook passen. We zullen nu dus moeten kijken naar teelt met minder mestgift of misschien zelfs naar andere gewassen die wél beter bij de timing van de veldleeuweriken passen.”

Lees ook:

Deze kunstenaar maakt zich druk om wel- en niet-bestaande vogels en wil een monument oprichten voor de bedreigde leeuwerik

Kunstenaar E.C. Hooymeijer wil een monument voor de veldleeuwerik met de tekst: ‘ooit een algemene zangvogel in Nederland. Nu (bijna) uitgestorven.’

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden