In het Brabantse Oeffelt streden afgelopen weekend 170 deelnemers om de Gouden Hiep tijdens het NK maasheggenvlechten. Dankzij dit toernooi is de eeuwenoude traditie weer populair aan het worden.
De drieduizend nieuwsgierige bezoekers lopen de kluitige graspollen van Portaal de Vilt plat, terwijl ze van de ene meidoorn naar de volgende lopen. Een aantal jaar terug werd de eerste meidoorn in dit natuurgebiedje nabij het Brabantse Oeffelt geplant door prinses Máxima, maar voor de bezoekers valt haar bezoek in het niet bij het Nederlands kampioenschap dat zich vandaag voltrekt. Het Nederlands kampioenschap maasheggenvlechten welteverstaan: een eeuwenoude ambacht waarbij levend struikgewas wordt gevlecht.
Op het wedstrijdterrein gaan de 170 deelnemers, verdeeld over 44 teams, het gevecht met elkaar aan, en dat met het stekelige meidoornstruweel. Aan ieder team de opdracht om een tien meter lange heg te vlechten, binnen vier uur. De deelnemers zijn goed voorbereid. Ze zijn gehuld in stevige werkkleding en getooid met helmen en veiligheidsbrillen. Allemaal hopen ze die ene prijs te bemachtigen: de Gouden Hiep.
Hijgend en puffend probeert een vlechtersteam van Staatsbosbeheer een dikke meidoorn te vellen met een handzaag. Iets verderop sjort een team van de Brabantse Provinciale Staten aan een eigenwijze boom. Een van de teamleden doet een aantal stappen achteruit, kijkt naar het struweel en probeert de toekomstige heg voor zich te zien. Gelijkend een beeldhouwer die het sculptuur al in het ongehouwen gesteente ziet. Heggenvlechten is zagen, snoeien, buigen, trekken en tegelijkertijd een kunstig precisiewerk.
Een manier om runderen tegen te houden
“De oorspronkelijke functie van de vlechtheggen was veekering,” vertelt organisator Theo van Lankveld naast een splinternieuwe heg. “Als je een struik laat groeien, creëert hij schaduw en is het onderop te donker voor begroeiing. Met het vlechten komt er licht onderin, zodat de heg mooi vol wordt.”
De dichte begroeiing onderaan de stam van de struik kan met de juiste weeftechniek runderen tegenhouden. Maar er zijn ook voordelen voor de natuur. De kruidenrijkdom is hoger onder een vlechtheg, derhalve de insectenrijkdom. Ook grotere dieren profiteren van het dichte vlechtwerk. Van Lankveld somt de voordelen op: “Meer nestmogelijkheden, meer bescherming voor konijnen, martertjes en wezeltjes. De zoogdieren en vogels zitten veilig in de heg.”
De organisator vertelt hoe de gevlochten heg vroeger de goedkoopste oplossing was om vee binnen de perceelsgrenzen te houden. Na de Eerste Wereldoorlog werd de markt overspoeld met prikkeldraad uit de in onbruik geraakte loopgraven. Zelfs de armste boeren konden hun land ermee afrasteren.
Doorkijkje naar een eens wijdverbreid cultuurlandschap
De naoorlogse ruilverkaveling en agrarische schaalvergroting deed de heg uiteindelijk de das om. Het boerenland transformeerde van een mozaïek aan kleinschalige akkers en weides omgeven door hagen, naar een voornamelijk open landschap. Nu domineren biljartlakens van Engels raaigras en monotone akkerlanden het Nederlandse platteland.
Het Maasheggengebied heeft de tand des tijds overleefd, waarschijnlijk vanwege lokale armoede in het verleden en een langzaam ruilverkavelingsproces. Bij nader inzien een gelukkige samenloop van omstandigheden. Hierdoor heeft het Maasheggengebied gezonde autochtone populaties van onder andere meidoorn, sleedoorn, wilde kardinaalsmuts, rode kornoelje en Spaanse aak.
In de rest van Nederland is het kleinschalig heggenlandschap zo goed als verdwenen, en daarmee veel van de agrarische biodiversiteit. Portaal de Vilt biedt een doorkijkje naar een eens wijdverbreid cultuurlandschap. Maar ook naar een landschap dat een voorzichtige terugkeer maakt. In een tijd waar biodiversiteitsherstel, duurzame voedselsystemen en de leefbaarheid van het platteland hoog op de politieke agenda staan, is er weer aandacht voor de heg in het Nederlandse landschap.
Staanders en leggers
“Er moeten meer heggen komen – of het nou struweel, vlechtheg of een knipscheerheg is”, stelt Van Lankveld. “Minder puntdraad, meer heggen.” Nadat streekgenoot Marius Grutters op basis van de verhalen van zijn grootvader de traditie van het maasheggenvlechten nieuw leven inblies, besefte Van Lankveld dat het vlechten alleen blijft voortbestaan als hij beleidsmakers en streekgenoten kon enthousiasmeren. Dus zette hij het NK Maasheggenvlechten op.
Vader en zoon Nelissen doen al voor het zeventiende jaar mee met het kampioenschap, sinds de eerste editie. Vader Bert Nelissen – zonder helm, maar met blauwe flapmuts met vlechtjes – vertelt precies hoe het maasheggenvlechten in zijn werk gaat, terwijl zoon Joep de spaanders in het rond laat vliegen.
“Eerst moet je alles kort maken.” Hij wijst naar stompje van ongeveer 15 centimeter. “Zo moet het worden. De lange takken haal je eraf, zodat je achter de stompjes andere takken kunt haken.” Om elke meter hebben vader en zoon Nelissen een stevige ‘staander’ geblest, om hier de ‘leggers’ omheen te vlechten.
Een boom wordt een legger door op ongeveer 40 centimeter van de grond een staminsnede te maken. Bij het buigen van de boom splijt de stam verticaal naar beneden. De boom is alleen nog met zijn wortels verbonden via een dun reepje bast. Deze lip, zoals dit in vlechtersjargon heet, is net genoeg voor sapstroom, waardoor de boom blijft leven. De stam onder de insnede wordt vrijgemaakt van hout, zodat op het overgebleven stronkje nieuw leven kan opschieten.
Het gaat om het ambacht
“De leggers moeten oplopen, net als een dak. De sapstroom loopt omhoog. Als je de stam naar onder buigt, valt de sapstroom stil en gaat de tak dood”, zo legt Nelissen de finesse van een vlechtheg uit. “Je staat niets te doen”, roept zijn zoon met een kwinkslag. Er moet doorgewerkt worden.
Groot gelijk, want aan de andere kant van Portaal de Vilt zit het team van Milieuvereniging Land van Cuijk genoegzaam naar hun reeds gevlochten heg te kijken, op klapstoeltjes en met een warm kopje koffie. Het team hoeft alleen nog zijn staanders net boven het vlechtwerk in te snijden, neer te leggen en in te vlechten. Dan is de Maasheggen weer een aantal meter heg rijker.
Ooit lag in het Maasheggengebied 2000 kilometer aan heg. Daar is 250 kilometer van over. “Ieder jaar komt er op deze manier ongeveer drie kilometer aan heg bij. We volgen de hegpatronen uit 1850 en proberen die terug te vlechten”, vertelt organisator Van Lankveld. “Het zal nooit helemaal terugkomen, maar het gaat erom dat het ambacht behouden wordt.”
Vervlochten met het landschap
De Maasheggen is een Unesco Mens- en Biosfeergebied, dankzij het evenwicht tussen de bewoners en hun leefomgeving. “Het zijn mooie, kleine weilandjes omringt door mooie heggen. In het voorjaar is het voor insecten goed vertoeven, in de zomer is er heel mooie bloesem van de sleedoorn en de meidoorn en in het najaar en winter heb je bessen voor vogels. Dat komt doordat we aandacht hebben gekregen voor het terugpoten en vlechten van heggen. Deze traditie moet van mijn generatie overgaan op de volgende. Het moet leven bij mensen, zoals ook een heg leeft. Mensen moeten in verbinding staan met het landschap waarin ze leven, zoals ook een heg mooi vervlochten is.”
Voor Van Lankveld is de winnaar van vandaag niet belangrijkste. De driekoppige jury controleert alle heggen op losse takken, mooi vlechtwerk, open ondergronden en goed ingevlochten staanders, maar de organisator geniet het meest van de jonge telgen in het veelal oude vlechtersgezelschap.
De jury passeert de heg van Marijn Filius uit Team Haagridders, die ondanks zijn stoppelbaardje en borstelsnor nog voor prima jong door kan. Hij is trots op de structuur van zijn heg en evenwijdigheid van zijn leggers. Hij kent de klappen van de hiep, zegt hij gekscherend.
En al valt zijn heg niet in de prijzen, dankzij zijn vlechtwerk blijft wel de traditie van het heggenvlechten en het cultuurlandschap in leven. De Gouden Hiep ging dit jaar naar team Grutters.
Lees ook:
Waar is de heg gebleven?
De heg moet terug in het landschap. Die simpele ingreep is goed voor de natuur, soortenrijkdom, opvang van koolstof, voorkomen van overstromingen en nog veel meer, concludeert onderzoeker Kenneth Rijsdijk.