Liever lokaal
De echt bewuste consument wil niet per se biologisch, maar vooral lokaal eten. Van de boer om de hoek, die hij kent en vertrouwt. Zo denken bijna tweehonderd Tilburgse consumenten, die lid zijn geworden van de voedselcoöperatie 'Goei Eete'.
Stel, u heeft de keuze uit een biologische komkommer uit Spanje of een niet-biologische uit Nederland. Welke kiest u? Biologisch is misschien beter dan regulier (want geen bestrijdingsmiddelen), maar Nederland is weer beter dan Spanje (want minder vervuilende kilometers).
Herman Fitters hoeft niet lang na te denken over deze vraag. "De Nederlandse", zegt hij beslist. "Dat een product lokaal is, vind ik belangrijker dan dat het biologisch is." Maar misschien nog wel belangrijker, vindt Fitters, is dat je weet wie die komkommer heeft gezaaid, geteeld en geoogst. Met andere woorden: wie de boer is. Fitters weet dat, want hij heeft zich aangesloten bij Goei Eete.
Goei Eete is een stichting die Tilburgse consumenten direct in contact brengt met Tilburgse boeren. Leden bestellen via een website hun groenten, fruit, vlees en zuivel bij de aangesloten boeren en halen deze op in een depot, bijvoorbeeld een schuur of school. Althans dat gaan ze doen, want dit burgerinitiatief zit nog in de beginfase. De eerste bestelling is nog niet geleverd, omdat nu nog gewerkt wordt aan de website waarop men bestellingen kan plaatsen (die zal deze winter of in het voorjaar van 2012 klaar zijn).
Initiatiefnemers Irma Lamers en Hans Alberts willen boer en consument direct met elkaar in contact brengen en verse, lokale seizoensproducten tegen een betaalbare prijs op de markt brengen, zonder dat de inkomenszekerheid voor de boeren in gevaar komt. Bovendien is de uitstoot van CO2 minimaal omdat boer en consument elkaars buren zijn. Dat is kort samengevat de filosofie van Goei Eete en vergelijkbare voedselcoöperaties.
Een ideëel initiatief, lijkt het. Maar Alberts, jurist met ervaring in de commerciële dienstverlening, benadrukt dat ze geen 'praatgroep' willen oprichten, maar juist een praktische bijdrage willen leveren aan een duurzame samenleving. Alberts pakt het zakelijk aan en spreekt over draagvlak creëren bij de vast majority (gemiddelde consument) en niet alleen bij de early adapters ('geitenwollenclubjes' die sowieso enthousiast zijn).
"Irma staat meer aan de ideële kant", zegt hij. Zij spreekt over het bereiken van gedragsverandering en over 'consuminderen'. "Maar we staan niet op de barricade, hoor. Wel willen we uiteindelijk een omslag teweeg brengen." Niet door mensen te confronteren met de zware last van macro-economische problemen of hen af te rekenen op het feit dat ze naar de supermarkt gaan, vertelt Lamers. "Wel door bijvoorbeeld activiteiten bij de boeren, zoals een aardappelraapdag. Hierbij kunnen gezinnen helpen met aardappels rapen en laten we zien dat wij niet veertig procent van de oogst op het land achterlaten, zoals bij de reguliere aardappel oogst soms wel gebeurt."
In tegenstelling tot andere voedselcoöperaties kiezen Alberts en Lamers er voor om eerst Tilburgers achter zich te scharen en te inventariseren wat hun vraag en voorkeur is. "We gaan uit van de markt zoals die nu is", zegt Alberts. Die Tilburgers hebben ze inmiddels gevonden. Herman Fitters en Pascal Gyselinck zijn twee van de honderdzestig leden. Gyselinck, de huisarts van Alberts, heeft zich aangesloten 'uit principe'. "Ik vind het een mooi en goed idee dat het lijntje tussen producent en consument zo kort mogelijk is", zegt hij, "en ik vind het prettig om te weten dat de kip die ik eet van boer X komt. Uit de buurt."
Waarom is dat prettig? Waarschijnlijk omdat dit vertrouwen geeft. Voor de consument is een komkommer van de boer om de hoek betrouwbaarder dan een anonieme komkommer uit een willekeurige supermarkt. Zeker nu voedselveiligheid door onder meer de EHEC-bacterie hoog op de agenda staat. En natuurlijk, zegt Fitters, "je kunt alles in supermarkten kopen. Dan ben je sneller en misschien ook goedkoper uit. Maar door lokaal te kopen, ben je minder afhankelijk van de grote aanvoerlijnen, kleven er minder benzinekosten aan en ik vertrouw de lokale producten meer".
Dat vertrouwen is ook belangrijk voor de producent. "Als ik weet wie mijn groente gaat eten, doe ik mijn uiterste best", zegt Adrie Oppers uit Middelbeers, een van de bijna twintig leveranciers van Goei Eete. "Natuurlijk doe ik ook mijn best voor producten die wel naar de veiling gaan", vervolgt hij snel, "maar dan verdwijnen ze in de bulk en heb ik geen idee voor wie ik het doe. En ik teel groenten voor de smaak, niet voor de bulk."
De doperwten van Oppers hebben een reputatie die tot ver buiten Middelbeers reikt. Vandaar dus de zin: 'Doppers van Oppers zijn toppers', vertelt Alberts.
Een tweede boer die zich bij Goei Eete heeft aangesloten, is Corné van Roessel. Zijn boerderij De Walhoeve staat in Goirle, Zuid-Tilburg. Van Roessel, geboren tussen vleesvee, heeft stieren, geiten, rosékalveren en een uitgebreide boerderijwinkel, waar ook de groenten van Oppers liggen. Van Roessel: "Veel mensen zijn op zoek naar goed en traceerbaar eten."
Goed eten betekent niet per se biologisch eten, volgens Oppers. "Ik ben er niet voor en niet tegen", zegt hij over de biologische teelt. "Soms zijn bestrijdingsmiddelen nodig, maar ik gebruik ze zo min mogelijk." Van Roessel stelt dat biologisch eten ook een 'goed gevulde portemonnee' vereist. "In Amsterdam lukt dat misschien, maar in Tilburg zijn meer modale inkomens en is de vraag hiernaar dus kleiner."
Zijn de boeren voordelig uit? Enerzijds krijgen boeren van Goei Eete hogere prijzen voor hun producten dan als ze aan de veiling leveren. Anderzijds gaat het bij de voedselcoöperaties natuurlijk wel om kleinere hoeveelheden. De boeren leveren in ieder geval niet onder de productieprijs, vertelt Alberts, en de afspraak is dat leden een jaar lang wekelijks producten bestellen, zodat de omzet van de boer ook gegarandeerd wordt.
En de consument? Oppers: "Veel groenten zijn bij ons goedkoper dan in de supermarkt, maar de boontjes bijvoorbeeld niet. Die zijn drie euro per kilo, omdat we ze handmatig plukken, wat heel tijdrovend is." De prijs is belangrijk, volgens Oppers, want Nederlanders kijken eerder naar prijs dan naar kwaliteit. En voor kwaliteit zijn we afhankelijk van de natuur.
Door de zware wind- en regenbuien van deze zomer heeft Oppers bijvoorbeeld minder sla kunnen oogsten. "Het is een apart jaar geweest, maar onze grond kan gelukkig wel wat water verdragen", zegt hij. Zijn oogst heeft er niet erg onder geleden, maar hij heeft wel zijn teeltplan aangepast, omdat met de regen soms te veel meststoffen wegspoelden. "Dan groeit de sla niet meer en moet je een beetje corrigeren met wat kunstmest." Ook vertelt Oppers dat hij door de vele regen meer heeft moeten schoffelen: "Niet om onkruid weg te halen, maar om de grond wat losser te maken, want door de regen slaat de grond compleet dicht." Mede hierom ziet Oppers wel mogelijkheden in de website van Goei Eete, waar op kan staan dat hij bijvoorbeeld nu niet, maar over twee weken wel veel sla verwacht te oogsten.
Ondertussen komt er een klant van Oppers' boerderijwinkel binnen met de vraag of hij geen selderij heeft met langere stengels. "Over twee weken", antwoordt Oppers. "Ze moeten nog groeien."
Heel idyllisch dus, dat eten van de boer om de hoek. Maar is het gemak dat supermarkten bieden haalbaar voor voedselcoöperaties? "De vraag is eerder: moet het allemaal zo gemakkelijk zijn als nu?", antwoordt Goei Eete-lid Gyselinck. "Veel mensen kopen nu blind bij de supermarkt en ik denk dat we meer verantwoordelijkheid zouden moeten nemen en in het algemeen bewuster met eten moeten omgaan."
Omdat vrijwel niemand tijd heeft om wekelijks alle boeren in de omgeving af te fietsen, is de online bestelmodule bedacht. "Kwaliteit, een goede prijs en gemak staan voorop", aldus Alberts.
Kleven er nadelen aan dit lokaal willen eten? De logistiek blijft het grootste obstakel, zegt Oppers. Dat beaamt Meike Vierstra, coördinator VersVoko, een organisatie die onder meer het opzetten van voedselcoöperaties in Nederland stimuleert. "Het is veel werk om alle partijen bij elkaar te brengen en in de praktijk kan je er nog niet van leven", zegt Vierstra. "Voedselcoöoperaties zijn een aanvulling op, maar nog geen substituut van de supermarkt."
Andere voedselcoöperaties, zoals de Amsterdamse 'Vokomokum' (opgericht door twee New Yorkers; een stad waar veel grote voedselcoöperaties zijn) lopen al een aantal jaren en in Vlaanderen bestaan al ruim honderd coöperaties, die daar Voedselteams heten. "Nederland heeft geen eetcultuur, zoals Vlaanderen", zegt Vierstra. "Daarom lopen wij achter. Maar ook voor Nederlandse boeren is het belangrijk om te weten wie hun groenten eten. Dat geeft toch veel meer voldoening."
Alleen eten van Groningse bodem
Laura Spierdijk, hoogleraar econometrie aan de Rijksuniversiteit Groningen - geen lid van een voedselcoöperatie - heeft een jaar lang zoveel mogelijk lokale producten uit de provincie Groningen gegeten. "Een voedselcoöperatie was voor mij wel makkelijker geweest, want nu heb ik voor slechts twee personen heel veel moeite gedaan, terwijl je in een coöperatie de lasten deelt."
Eet u nog steeds lokaal? "Ja, ongeveer zeventig procent van wat ik eet komt uit de provincie Groningen. Maar ik eet bijvoorbeeld wel sinaasappels, want ik wil geen scheurbuik krijgen en met kleine dingen als zongedroogde tomaten of parmezaanse kaas smokkel ik wel eens."
Welk niet-lokaal product mist u het meest? "Bananen."
Zijn lokale producten goedkoper? "Mijn indruk is dat groente van de boer goedkoper is en zuivel iets duurder. En verder kost het mij natuurlijk meer tijd. Als je boodschappen bij de supermarkt haalt voor de hele week, ben je misschien een uur kwijt. Ik besteed nu mijn hele zaterdag, gemiddeld acht uur, aan het verzamelen en bewerken van eten."
En de smaak? "Dat is een gigantisch verschil. Je proeft dat het voedsel vers is, en niet dagen in koelcellen heeft gelegen, maar wat ook meespeelt, is dat je eigen bloed zweet en tranen erin zitten. Dus tuinbonen, waarvoor je kilometers hebt gefietst en die je eigenhandig hebt geoogst, smaken sowieso veel beter."
Hebt u een beginnerstip? "Begin niet te ambitieus. Dat is een tip die ik uit het boek '100 Mile Diet' heb. Zoek uit waar boerderijwinkels zijn in jouw omgeving en probeer eerst gewoon één lokale maaltijd te maken."
Kijk voor meer informatie over voedselcoöperaties in Nederland op www.versvoko.nl
undefined