De wondere vogelwereldvan O.C. Hooymeijer
Langsnavelachtige sneuvelde in ‘Wein, Weib, Gesäng und Gevögelte’
Schrepel
Creppi creppius
L 32 cm
Uitgestorven. Was algemeen voorkomende bewoner van de bloemrijke, kruidige velden, doch kon evengoed op de drogere heide en verdorde hoogveenvlaktes met laagblijvende heesters en ander struikgewas worden aangetroffen.
Sierlijke echte langsnavelachtige. Verenkleed overwegend vuilwit met rossig bruine stuit en redelijk lange staart. Derde staartpen alsmede de zwaardere vleugelpennen kunnen helderrood kleuren. Zie spitse gitzwarte steekstokvorm-snavel en de lange, roze poten.
Maaltijd bestond meest uit knoppen, zaden, bessen en ander vegetarisch aanbod. Voorafgaand aan de baltsperiode met de daaruit voortvloeiende, nogal langdurige, inspannende paring, ging de Schrepel echter over op een calorierijker menu van wormen, rupsen, larven, geleedpotigen zoals sprinkhanen, krekels, kreeftachtigen en spinnen. In de nattere biotopen met plassen en ondiepe poelen vormden kleine vissen, kikkers, salamanders en jonge ringslangen een welkome variatie.
In deze ‘pre-baltstijd’, kon met name het wijfje een aanzienlijke gewichtstoename vertonen. De vergrote lichaamsomvang met de vettige, hangende onderbuik was namelijk onmisbaar bij het uitbroeden van de twee, soms zelfs drie, nogal omvangrijke legsels, welk ieder uit tussen de vijftien en twintig roestbruine eieren bestond. Een enkel paartje kon per broedseizoen dan ook wel voor gemiddeld vijftig nakomelingen zorgen.
De smakelijkheid en de relatief ruime vleesaanhang van de Schrepel hebben ertoe bijgedragen dat deze al sinds mensenheugenis fanatiek bejaagd werd. De bereidingsbeschrijvingen en recepten stammen vaak al uit de vroege middeleeuwen en de Schrepel stond door de jaren heen in vele variaties op tafel bij zowel de arme als de meer gefortuneerde mens.
Ondanks het aanpassingsvermogen qua biotoop en de garantie voor een jaarlijkse ruime aanwas van jonge Schrepeltjes, is de Schrepel door eeuwenlange overbejaging uiteindelijk langzaam maar zeker van de aardbodem verdwenen. Tragisch hoogtepunt van deze uitroeiing was de hongerwinter van 1944. In deze, door de Duitse bezetter veroorzaakte, zeer schrijnende periode, was volgens een verslag van Tweede Wereldoorlog beschrijver Lou de Jong, voor menig uitgehongerde Nederlander een Schrepel het laatste reddende maal.
Het verhaal gaat dat enkele dagen voor de capitulatie de allerlaatste circa honderd in Nederland broedende Schrepels tijdens een ware orgie in de traditie van ‘Wein, Weib, Gesang und Gevögelte’ van de Duitse Wehrmacht, in Kasteel Wildzicht te Amerongen letterlijk en figuurlijk de nek zijn omgedraaid. Het enig overgebleven, zeer vakkundig, realistisch opgezette paartje Schrepels is te zien in het Natuurhistorisch Museum Leuven in België.
Volkvogelwijsheid Herkomst, Nederland, 17de eeuw. “Ener maeltheydt is pas ener fhan den reycken, whanneer den kock ener Schreepel in den schootel heeft doen preycken”.
Iedere week beschrijft O.C. Hooymeijer een vogel die aan zijn brein is ontsproten. Eerdere afleveringen in de serie ‘De Wondere vogelwereld van O.C. Hooymeijer’ leest u hier.