InterviewKoos Dijksterhuis
Koos Dijksterhuis is al 15 jaar de Freek Vonk van Trouw. ‘Het mooiste is als het me lukt mensen te ontroeren’
Toen hij acht was, was hij al een wandelende schelpenencyclopedie. ‘Maar met een schelpenfascinatie versier je natuurlijk niemand.’ Inmiddels heeft Koos Dijksterhuis (60) zijn publiek helemaal gevonden.
Hij zit net lekker in zijn verhaal over slijmzwammen als er een vogel in de boom van zijn tuin gaat zitten. Automatisch grijpt hij met zijn linkerhand naar de verrekijker op zijn eettafel. “Wat hebben we hier? O, het is een roodborstje”, zegt Koos Dijksterhuis.
Hier in zijn jarenzeventigwoning in Groningen Oost zit hij altijd op een strategische plek. Zodat hij ook tijdens dit interview goed uitzicht heeft op de tuin. Meer een tuintje eigenlijk. Een paar vierkante meter gras, mos, een stenen paadje, in het midden een boom, daarachter een vijver en langs de schutting klimop met blauwe besjes.
Geen bijzondere plek, zo op het eerste oog. Toch is het een grote inspiratiebron voor zijn natuurdagboeken in Trouw. Die schrijft hij nu al vijftien jaar. “En het verveelt nooit”, zegt de natuurkenner.
‘Het zijn net aliens!’
Maar even terug naar de slijmzwammen, de heksenboter om precies te zijn. Die had Henk van Halm, zijn voorganger bij deze krant, een keer in een potje meegenomen naar huis, met in de deksel gaten ter grootte van een pink. De volgende dag was de hele slijmzwam uit het potje gekropen. “Bizar toch!”, zegt hij terwijl hij een gebaar maakt alsof zijn hoofd ontploft. “Net aliens!”
En zo wil hij benadrukken dat je over de natuur nooit uitgeschreven raakt. “De mens is maar één soort en daar kun je een miljoen boeken over schrijven. De natuur heeft talloze soorten en daar zitten oneindig veel boeken in verstopt”, legt hij zijn denkwijze uit.
Hij draagt twee grijze truien, het is 10.30 uur en het miezert en waait buiten. Of hij wel eens geen zin heeft om een natuurdagboek te schrijven? “Bijna nooit. Zeker niet als ik al een onderwerp heb. En als ik echt geen zin heb dan maak ik zin. Ik krijg er altijd weer lol in.”
‘Ik was vrienden met alle honden in de buurt’
Dijksterhuis was als kind al gek van de natuur. “Ik moest van mijn ouders naar catechisatie, een Bijbelstudie met andere protestantse leeftijdsgenootjes. Dat vond ik helemaal niks dus liep ik het bos in en dan ging de dominee later bij mijn ouders klagen dat ik nooit kwam opdagen.”
Dieren hebben hem altijd beter gelegen dan mensen. “Vroeger sloot ik vriendschappen met alle honden in de buurt. Als buren van huis waren zorgde ik dat ik hun honden mocht uitlaten en dan ging ik uren lang met ze door de bossen van Amersfoort struinen. Ik hield ook van de vogels, duiven, konijnen en cavia’s. Alle dieren eigenlijk.”
Zijn andere grote liefde, die voor schelpen, is wat hij noemt een familie-afwijking. “Mijn ouders hadden een huisje op Schiermonnikoog. Mijn broer verzamelde schelpen, mijn vader ook, die passie heb ik overgenomen. Toen ik acht was, was ik een soort wandelende schelpenencyclopedie”, zegt hij.
Schelpen en vogels
Niet voor niets staan in zijn woonkamer twee glazen vitrines. Eentje met alleen maar schelpen – zoals zijn lievelingsschelp, de noordkromp – de ander deels gevuld met schedels van vogels.
Zijn hobby’s maakten hem niet per se populair. Lachend: “Ik was echt een nerd. Toen ik vijftien jaar was moest ik van mijn ouders naar de soos [jeugdcentrum, red.]. Maar met een schelpen- en vogelfascinatie versier je natuurlijk niemand.”
Het maakt wel dat het natuurdagboek hem op het lijf geschreven is. “Het gaat nu vaak bijna vanzelf. Drie keer in de week 290 woorden. Ik hoef eigenlijk niet eens meer te kijken, ik zit nu automatisch rond dat woordenaantal.”
‘Er is altijd een verhaal’
De natuur is een onuitputtelijke bron van verhalen, vindt hij. “Er is altijd iets te zien of te horen. Er is altijd een verhaal.” Zijn onderwerpen vindt hij nog net zo snel als vijftien jaar geleden. “Ik weet nu ook meer, dus dan kun je op vergaarde kennis doorgaan door ergens verder op in- of uit te zoomen. Je beschrijft bijvoorbeeld eerst een vogel en dan ga je kijken naar wat die vogel precies eet en dan zit daar ook weer een verhaal in.”
Al vijftien jaar ontvangt hij wekelijks vijf à zes brieven van lezers. Sommigen kent hij van naam want die mailen vaker. “Ik lees alles en probeer ook altijd te reageren. Lezers geven je als schrijver bestaansrecht. Daar ben ik me wel van bewust.”
Bovendien dwingen de lezers hem alles goed uit te zoeken. “De mensen die mijn stukken lezen hebben heel veel kennis. Soms reageren ze op een detail van een detail. Door de natuurdagboeken heb ik veel geleerd. Mijn plantenkennis is groter geworden, mijn paddenstoelen- en vlinderkennis ook”, zegt hij.
De Betuwse vogel en de homoseksuele stier
Een reactie van een lezer die hem altijd is bijgebleven? Die kwam van een meneer uit Amsterdam. “Geachte meneer Dijksterhuis”, schreef hij in zijn brief, “Ik heb een vraag. Ik was bij mijn zwager in de Betuwe en hoorde daar een vogel. Welke vogel was dat?”
Dijksterhuis moet weer hardop lachen als hij daaraan terugdenkt. “Een ander vroeg of homoseksualiteit weleens voorkomt in de natuur. Ik legde uit dat het in de natuur schering en inslag is net als transgender dieren trouwens, die zijn er in de natuur ook veel.
“Een bekend homokoppel zijn de twee prachtige mannetjesflamingo’s in Artis. Maar ik noemde ook een voorbeeld van een stier die met zijn horens vast zat in het gaas. Een andere stier greep zijn kans en dook er bovenop”, legt Dijksterhuis het gebeuren uit. Hij beschreef dat in een van zijn natuurdagboeken.
‘Ik ben wat minder perfectionistisch’
“Toen reageerde een meneer dat dit niets met homoseksualiteit te maken”, zegt Dijksterhuis die moeite heeft zijn lach in te houden. “Die stier had volgens hem waarschijnlijk jeuk aan zijn anus. Dat verzin je toch niet”, zegt Dijksterhuis. Hij slaat met zijn hand op de tafel. “Jeuk, ja hoor!”
Het natuurdagboek schrijven, heeft hem niet alleen veel geleerd over de natuur maar ook over zichzelf. “Ik ben wat minder perfectionistisch, minder onzeker, kan het beter met mezelf vinden dan vroeger”, legt hij uit. “Ik heb geleerd mijn zelfbeeld niet te koppelen aan mijn prestaties. Ik doe mijn best om de verwondering die ik heb over de natuur over te brengen op lezers. Het mooiste vind ik als het me lukt om mensen te ontroeren.”
Soms lukt dat. Vooral als hij zijn teksten persoonlijk maakt en veel over zichzelf deelt. “Er is een natuurdagboek over het graf van mijn vader. Dat is wel een van de meest bijzondere die ik ooit geschreven heb denk ik. Daar kwamen veel reacties op, allemaal heel erg lief.”
Boos opgebeld door een lezer
Maar er zijn ook een paar beruchte hoenderhokken. “Als ik schrijf over de landbouw, of je wel of niet hout moet hakken en of je wel of niet exoten moet bestrijden dan weet ik dat er kritiek gaat komen. En die komt er ook altijd. Mensen hebben me weleens een ‘boerenbasher’ genoemd. Nou, oké dan. Ik ben ook een keer boos opgebeld door iemand die zijn naam niet wilde zeggen maar wel met van alles en nog wat begon te dreigen. Dat was niet leuk.”
Wat hem pas echt “in zijn ziel snijdt” is als hij ziet dat er soorten verdwijnen of als mensen slecht met het milieu omgaan. “Dat ze een blikje in de bosjes gooien bijvoorbeeld. Daar kan ik gewoon niet tegen”, zegt hij.
Maar het heeft geen zin om pessimistisch te worden, vindt hij. “Dat wil ik niet. Dus stuur ik naar de emotie verdriet, ik laat mezelf er verdrietig over zijn. Maar ik laat het mijn verwondering en enthousiasme niet afpakken”, vertelt hij terwijl hij zonder de hulp van zijn verrekijker in zijn tuin een koolmees aan ziet komen vliegen. “Koolmees!”, zegt hij alsof hij het zo mentaal registreert voor zijn vogeltelling.
Een tijger in het echt zou mooi zijn
Of hij nog hoopt om van een bepaald onderwerp een natuurdagboek te kunnen maken? “Niet echt. Ik vind het leuk om vaak in dezelfde omgevingen te lopen om zo ook subtiele ontwikkelingen te kunnen zien. Als ik op pad ga geef ik mezelf soms wel een soort van doel. Ik wil bijvoorbeeld een kraanvogel zien. Maar altijd als ik iets bedenk komt dat niet uit maar ontdek ik iets anders waar ik dan weer over kan schrijven. Zo heb je nooit een bucketlist nodig”, zegt hij.
Toegegeven: een tijger in het echt zien dat zou nog wel mooi zijn. Maar dat gaat in Nederland niet snel gebeuren en hij wil liever niet meer vliegen. “Daarover gesproken”, zegt hij. “Op de een of andere manier hebben mensen op sociale media de neiging om mij hard af te straffen op wat ik persoonlijk wel en niet voor de natuur doe.
Dan vertel ik in de krant dat ik weleens naar Spanje ben geweest en dan krijg ik meteen een boze reactie dat het een schande is dat ik met het vliegtuig reis. Terwijl ik daar met de trein naartoe ging.” Dat oordelen over het gedrag van één individu is echt niet constructief, wil hij maar zeggen. “We kunnen beter de dingen die slecht zijn voor de natuur belasten en goed gedrag belonen dan elkaar steeds de maat te nemen”, meent hij.
Sta eens stil, kijk eens rond
Hij kijkt terug op 15 mooie jaren. En als het kan, gaat hij door tot hij dement is. “Het natuurdagboek is mijn werk maar ik geniet er van. Ik ben freelancer geworden zodat ik mijn eigen werktijden kan bepalen en geen dingen hoef te doen die ik niet leuk vind”, legt hij uit.
Dan is er nog één tip die hij iedereen wil meegeven. “Ga eens vijf minuten stilzitten of staan in de natuur. Er is zoveel moois te zien onder onze voeten en boven onze hoofden. Dan sta ik in een prachtig natuurgebied en hoor ik mensen kwaken over iets anders moois in Zuid-Afrika waar ze ooit zijn geweest. Zonde! Dan ben je echt niet in het hier en nu.”
Koos Dijksterhuis
Op dit moment is Koos Dijksterhuis bezig met zijn vijfde vogelmonografie. Een boek over de Veldleeuwerik. “Een prachtige zanger, maar sinds 1980 bijna weggemaaid uit weilanden”, aldus Dijksterhuis.
Lees ook:
De meesten vinden paddenstoelen pas lekker als ze in plastic verpakt uit een winkel komen
Oesterzwammen zijn behalve lekker en prachtig, ook bijzonder. Nu blijken alle organismen bijzonder te zijn, als je je verdiept in hun leefwijze, voor zover die bekend is.