Een illegale goudmijn in het Amazoneregenwoud van Suriname. Volgens schattingen van de Centrale Bank van Suriname is ongeveer 30 procent van de arbeidsbevolking werkzaam in de goudsector. Beeld Rowin Ubink
Een illegale goudmijn in het Amazoneregenwoud van Suriname. Volgens schattingen van de Centrale Bank van Suriname is ongeveer 30 procent van de arbeidsbevolking werkzaam in de goudsector.Beeld Rowin Ubink

Koolstof

Klimaatfinanciering komt in bosrijk Suriname moeizaam tot stand

In 2021 beloofden rijke landen op de klimaattop in Glasgow miljarden beschikbaar te stellen om landen te steunen om hun bossen en de CO2 die daarin ligt opgeslagen te behouden. In Suriname neemt de houtkap echter alleen maar toe, en worden de rechten van inheemse gemeenschappen geschonden.

Ellen Raadschelders

In het bos bij een inheems dorp in Suriname ten zuidwesten van Paramaribo aan de Saramacca-rivier, zijn in het najaar van 2021 houtkappers actief. Tot in het dorp zijn de geluiden te horen van motorkettingzagen en van skidders (zware sleepmachines) waarmee de bomen uit het bos gesleept worden. De houtkap vindt plaats in het traditionele gebied van de gemeenschap van Pikin Poika en is zonder hun toestemming illegaal.

De traditionele gezagdrager van het dorp, kapitein Joan van den Bosch, is boos: “De overheid geeft steeds opnieuw concessies uit voor houtkap en goudwinning. We klagen en dienen petities in dat ze moeten ophouden met grote lappen grond uit te geven op inheems grondgebied. Juist wij – die ervoor zorgen dat het bos in stand wordt gehouden – worden onder druk aan de kant gezet.”

Internationaal maakt Suriname goede sier met zijn status als ‘meest beboste land ter wereld’: 93 procent van het land is bedekt met bos. Volgens schattingen is er in dit bos minimaal 11,9 gigaton CO2 opgeslagen en absorbeert het jaarlijks meer dan 8,8 miljoen ton koolstofdioxide. Suriname heeft de internationale gemeenschap beloofd om zijn bossen in stand te houden. Maar met een zwakke economie die vrijwel volledig afhankelijk is van goudmijnbouw en houtkap kan Suriname dit niet doen zonder internationale financiële steun.

Suriname is officieel Redd+-ready

Binnen het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties zijn verschillende financieringsmechanismen ingericht waarmee ontwikkelende landen steun kunnen krijgen om CO2-emissies tegen te gaan en zich aan te passen aan klimaatverandering. Een van die mechanismen is ‘Redd+’, een afkorting voor Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation in developing countries, met maatregelen om ontbossing en bosdegradatie tegen te gaan. Dat kan bijvoorbeeld door bosvriendelijke houtkapmethoden te gebruiken waarbij minder CO2 wordt uitgestoten. Ook zijn er Redd+-projecten om duurzame inkomsten voor traditionele gemeenschappen te ontwikkelen, zoals het rapen van noten.

Wat ‘bespaard’ wordt aan CO2-uitstoot kan vervolgens als koolstofkrediet (zogenoemde carbon credits) worden verkocht aan landen of grote bedrijven, die daarmee een deel van hun eigen CO2-uitstoot kunnen compenseren. Op deze manier kunnen bosrijke landen aan hun bos verdienen zonder het om te kappen.

Binnen het Redd+-mechanisme gelden strenge regels en criteria om te waarborgen dat er daadwerkelijk minder CO2 wordt uitgestoten. In de praktijk kost het vele jaren voordat landen zich Redd+-ready kunnen noemen en overeenkomsten mogen sluiten. Ook Suriname wil koolstofkredieten via Redd+ verhandelen. Het land heeft daarom de afgelopen tien jaar hard gewerkt om te voldoen aan alle strenge eisen.

Met hulp van talloze consultants en wetenschappers schreef het nationale milieu-instituut Nimos tussen 2013 en 2019 allerlei strategische documenten en richtte het een nationaal bosmonitoringssysteem in. De emissies van goudwinning, houtkap en andere economische activiteiten in het bos worden inmiddels tot in cijfers achter de komma gekwantificeerd, zodat in beeld gebracht wordt hoeveel CO2 in theorie bespaard en dus verkocht kan worden. Inmiddels is Suriname officieel Redd+-ready.

Kapitein Joan van den Bosch vreest dat Redd+ voor haar eigen gemeenschap nadelig zal uitpakken, omdat er dan geen enkele boom meer mag worden omgekapt. Kleine traditionele gemeenschappen zoals die van Pikin Poika kappen ook bomen voor eigen gebruik en om landbouwvelden te kunnen aanleggen.

“Vorig jaar moesten we bijvoorbeeld nieuwe gronden open kappen omdat gewassen verloren waren gegaan door overstromingen. Maar als ik een deal maak met Redd+ dan mag dat niet meer. Ze willen ons betalen voor CO2, maar dat betekent dat kapitalisten ons straks toestemming moeten geven voordat wij onze bossen kunnen gebruiken.”

Frustratie leidt tot geweld

De ontbossing in Suriname is relatief beperkt, maar door de stijgende houtprijzen is de houtkap de afgelopen tien jaar wel verdriedubbeld. Dat legt extra druk op de vraag van wie de gronden zijn. Om landroof te voorkomen is het waarborgen van de rechten van inheemse en tribale gemeenschappen een belangrijke voorwaarde van de Verenigde Naties om koolstofkredieten te mogen verhandelen. Maar in Suriname hebben deze gemeenschappen nog altijd geen wettelijk vastgelegde zeggenschap over hun traditionele gronden. Daarom kunnen zij zichzelf niet beschermen tegen bedrijven die in hun gebied natuurlijke hulpbronnen willen ontginnen.

Het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten (IACHR) vonniste al twee keer dat de Surinaamse overheid de rechten van inheemsen schendt, en riep op om traditionele gebieden te begrenzen en vast te leggen, en om grondenrechten toe te kennen. Wetgeving voor deze grondenrechten is in Suriname al jarenlang in de maak, maar is nog steeds niet door het parlement heen.

De frustratie daarover onder de inheemse bevolking groeit, en leidde begin mei zelfs tot geweld: een groep mensen die zei op te komen voor de rechten van inheemsen stak, niet ver van Pikin Poika, meer dan tien zwaarbeladen houttransportwagens en een controlepost van de boswachterij en politie in brand, en gijzelde kortstondig werknemers van een goudmijn. Bij een confrontatie met de politie kwamen twee van hen om het leven. Later bezweek een derde dader in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.

‘Binnen een paar seconden wordt u miljonair, kunnen we een deal maken?’

In het gebied zijn de laatste jaren veel concessies afgegeven, waar de lokale gemeenschappen niet van profiteren. Soms vragen ondernemingen wel aan lokale gemeenschappen om in hun gebieden te werken, vooruitlopend op mogelijke wetgeving. In de praktijk leidt dit ertoe dat leden van het traditionele gezag soms grote sommen geld aangeboden krijgen in ruil voor toestemming, en dat leidt tot spanningen binnen de gemeenschap.

Kapitein Van den Bosch is nog niet bezweken voor de verleidingen van het geld. “Het is verschrikkelijk om te zien hoe men in het binnenland aan kaalkap doet. Er is geen toezicht en er zijn geen regels. Er zijn houtkapvergunninghouders bij mij geweest met een koffer vol US dollars: ‘Hier kapitein, uw dorp is rijk aan hout, binnen een paar seconden wordt u miljonair, kunnen we een deal maken?’”

“Maar als er geen bossen rondom ons zijn, is er ook geen leven meer. Wij inheemsen zien het bos en de natuur als onze moeder, en je moeder kun je niet verhandelen. We zijn niet hongerig en we leven niet echt in armoede. Daarom heb ik gezegd: ‘Nee. Ik kies voor mijn mensen’. Wij inheemsen hebben het bos eeuwenlang beschermd, zonder dat iemand ons daar geld voor gaf. Moeten wij nu opeens betaald worden om onze bossen te beschermen?”

‘Men wil de status quo behouden’

De belangen die gemoeid zijn met grondenrechten maken dat het wetgevingsproces extra moeizaam verloopt. Bij elkaar opgeteld maken alle traditionele gebieden samen wel een derde van het binnenland uit, de aanspraken van verschillende gemeenschappen overlappen elkaar, en er is geen helderheid over hoe ver grondenrechten over dat enorme gebied precies gaan.

“Er zijn inheemse mensen die denken dat ze eigenaar worden van alles dat boven en onder de grond zit, maar dat is het niet. Goudwinning is bijvoorbeeld geen traditioneel gebruik. Het gaat om rechten op alles dat gemeenschappen traditioneel gebruiken om te leven, met name de bossen”, legt de voorzitter van de presidentiële commissie grondenrechten, Patricia Meulenhof uit. Wel zou de inheemse bevolking finale zeggenschap krijgen over het gebruik van hun grond.

“Zo lang de grondenrechten-wetgeving niet is geregeld, kan er van Redd+-financiering geen sprake zijn”, vertelt John Goedschalk. Goedschalk is directeur van Conservation International, een grote internationale natuurbeschermingsorganisatie. Hij was in 2012 initiatiefnemer voor Redd+ in Suriname, maar heeft inmiddels nog maar weinig vertrouwen in de financieringsmechanismen van de Verenigde Naties: “Ik ken het systeem heel goed: het is een gebed zonder eind.”

“Er is altijd weer een reden waarom het niet werkt: dan wordt er weer een werkgroep ingesteld, dan komt er weer een technische review. Als men ons echt zou willen steunen, dan hadden ze het allang gedaan. En als de geïndustrialiseerde landen echt de waarde zouden toekennen aan het bos, dan zou Suriname een ongelooflijk rijk en machtig land zijn.”

Goedschalk is inmiddels behoorlijk sceptisch: “Men wil de status quo behouden. Het Klimaatfonds zou directe toegang tot financiering mogelijk maken, maar het is het meest bureaucratische en ingewikkelde mechanisme ooit geworden.”

Bankroet

Ook econoom en voormalig directeur van het Surinaamse Planbureau, Reynold Simons, is kritisch op de vergaande bemoeienis van ngo’s en consultants die de klimaatfondsen beheren met zaken die voorbij de reikwijdte van klimaatfinanciering gaan: “Om in aanmerking te komen voor dit geld moet je mensen toestaan om je te controleren. Ze willen in je huiskamer, in de badkamer en tot in je nachtkastje kijken. Redd+ bemoeit zich niet alleen met klimaatbeleid, maar trekt het hele economische planningsbeleid van de overheid binnen zijn invloedssfeer.”

Simons wijst erop dat de totale mogelijke inkomsten uit klimaatfinanciering maar klein zijn vergeleken bij de inkomsten uit goud en hout – en straks ook olie: “Alleen al de mijnbouw levert meer dan 1 miljard per jaar op!”

Zijn planbureau berekende dat Suriname de afgelopen 25 jaar slechts 25 miljoen US dollar heeft verdiend met natuur- en klimaatprojecten. “Multinationals zijn bereid om miljarden te investeren in de extractie van goud, hout en olie. Daartegenover staat een mogelijke en aan strenge voorwaarden gebonden klimaatfinanciering van misschien 100 miljoen.” Daarom gelooft Simons niet dat de Surinaamse economie met klimaatfinanciering kan worden omgevormd: “Wanneer we stoppen met de winning van natuurlijke hulpbronnen gaan we bankroet.”

De Surinaamse minister voor milieu Silvano Tjong- Ahin erkent dat Suriname nog niet aan alle Redd+-vereisten voldoet. “Koolstofkredieten zijn geen instrument om de financieel-economische situatie te verbeteren. Ons bos en de mensen die daarvan gebruikmaken staan niet in de uitverkoop, maar we hebben die middelen nodig om ons institutioneel te versterken, zodat we in staat zijn om op een gezonde manier aan houtkap te doen.”

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, www.fondsbjp.nl.

Lees ook:

Wat gaan we merken van de nieuwe anti-ontbossingswet?

De EU wil producten weren waar bossen voor zijn gekapt. Wat gaan mensen hier in de praktijk van merken?

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden