null

Strijd om de ruimteWinterswijk

In Winterswijk hopen ze op een provincie die boer én landschap wil beschermen

De provinciale verkiezingen zetten de discussie over landbouw, natuur en stikstof nog eens extra op scherp. Terwijl ze het in Winterswijk eigenlijk wel eens zijn: de boer moet blijven, de kleinschaligheid in het landschap ook.

Lukas van der Storm

Wie over de N18 de Achterhoek doorkruist, ontkomt niet aan een flinke dosis blauw, wit en rood. Op grote kruispunten hangen de boerenprotestvlaggen nog altijd prominent aan de stoplichten. Langs grote weilanden staan er vaak demonstratief een stuk of tien, vijftien op een rij. Wie goed kijkt, ziet dat het verval intreedt. De vlaggen wapperen zichzelf langzaam aan flarden, het wit wordt onder invloed van het weer langzaam beige. Verkiezingsborden staan er trouwens al volop. Hofleverancier is allang niet meer het CDA, zoals vroeger, maar de BoerBurgerBeweging.

Sla je vervolgens ergens bij Lichtenvoorde rechtsaf, dan begint al snel het buitengebied van Winterswijk. Het vlakke land begint er iets te glooien. Stukken landbouwgrond worden er vaker onderbroken door een houtwal of een bosje. De percelen zijn er klein en maar zelden recht. Ergens in dat coulisselandschap, aan de weg tussen Winterswijk en het Duitse Vreden, staat de boerderij van melkveehouder Arjan Tolkamp.

Tolkamp heeft een in grootte net iets bovengemiddeld bedrijf, met 130 melkkoeien en 80 hectare grond. Hij past met wat puzzelen prima in de van oudsher kleinschalig ingerichte omgeving. Maar die puzzel heeft wel een behoorlijk aantal stukjes. Achttien om precies te zijn, want op zo veel kavels boert hij. “Dat is heel wat anders dan een boerderij in Friesland, waar alles over twee stukken grond is verdeeld", constateert hij. Tolkamp zal er nooit zo efficiënt kunnen werken als een boer in een grootschalig ingericht gebied. “Terwijl je dat verschil in de melkprijs nergens gecompenseerd krijgt.”

Een hele serie aan gegevens

Dat zou in de toekomst eigenlijk wél zo moeten zijn, vindt een brede coalitie van betrokkenen rondom Winterswijk. En daarom doet Tolkamp inmiddels mee aan een proefproject: het Markemodel. Hij legt een kleurrijk tabelletje op tafel, vol gegevens over zijn bedrijf. Over zijn stikstofuitstoot, over de kwaliteit van de bodem en het water. En over de aanwezigheid van ‘kleinschalige landschapselementen’ als heggen en houtwallen op zijn grond.

Zo houdt Tolkamp zelf dus een hele serie aan gegevens bij, veel meer dan dat hij wettelijk verplicht is. Maar daar krijgt hij ook wat voor terug. Hoe beter hij scoort op alle elementen van het Markemodel, hoe meer hij daarvoor wordt beloond. Ook Rabobank en FrieslandCampina doen mee: zij vullen de pot met beloningen. Het systeem is nu nog hagelnieuw; de eerste uitbetaling moet nog volgen. Aan de proef doen nu zo’n 35 melkveehouders mee. Ruim de helft in Winterswijk, de rest in de gemeente Bronckhorst aan de westkant van de Achterhoek.

Dankzij het Markemodel is in Winterswijk al iets op gang gekomen dat je een ‘gebiedsproces’ zou kunnen noemen. En laat die gebiedsprocessen nu net de enorme opgave vormen waarvoor provincies zich de komende jaren gesteld zien. Zij spelen bij de stikstofaanpak van het kabinet een essentiële rol. Provincies zullen in de zones rondom natuurgebieden tot zaken moeten komen. Zij zullen de stikstofuitstoot zodanig moeten verminderen dat grofweg driekwart van de hectares aan natuur in 2030 geen stikstofoverschot meer kent.

Boer en natuur zijn met elkaar vervlochten

Maar dat niet alleen: er volgen bijvoorbeeld ook nog aanvullende doelen voor waterkwaliteit. En in al die gebieden hangt ook de vraag boven de markt welke toekomst er is voor boeren in het gebied. Daar is geen eenduidig antwoord op: voor een gebiedsproces maakt het nogal wat uit of er rondom een natuurgebied veel intensieve bedrijven zitten die op gespannen voet staan met de natuur. Of dat de landbouw er juist al wat kleinschaliger is en daarmee nu al beter in het gebied past.

Die laatste situatie is in Winterswijk vooral van toepassing, constateert Arie Schoemaker. Hij is namens de Vereniging Agrarisch Landschap Achterhoek (Vala) nauw betrokken bij het Markemodel. Maar dat niet alleen: hij werkt ook voor de gemeente, die in feite al een eigen gebiedsproces achter de rug heeft. “Daar kwam uit dat boeren, burgers én grondeigenaren het belangrijk vinden dat we hier boeren in het gebied houden. Daarbij zitten we nu eigenlijk al aan de ondergrens.”

Schoemaker redeneert daarbij vooral vanuit het Winterswijkse landschap. Boer en natuur zijn daarin van oudsher met elkaar vervlochten. De kleinschalige inrichting van nu komt voort uit een eeuwenlange geschiedenis. Het gebied was het domein van ‘scholtenboeren’. Scholten, het begrip is verwant aan het Hollandse ‘schout’, waren in feite gebiedsnotabelen die ook grond verpachtten. Daarbij stond rentmeesterschap hoog in het vaandel: een boer mocht niet zomaar een boom kappen. En deed hij het toch, dan gold er een herplantplicht.

Stap één: de boeren in het gebied houden

Het leverde een waardevol cultuurlandschap op. Ook daarover is in Winterswijk grote consensus, ziet Schoemaker. “Dat willen we behouden.” Toch staat de erfenis van de scholtenboeren van twee kanten onder druk. Vanuit de landbouw. Want nog even los van dat het op achttien percelen minder efficiënt boeren is dan op twee, vergen alle bosjes en heggen ook onderhoud. Melkveehouder Tolkamp wijst naar de strook bos waarover hij vanaf zijn eettafel uitkijkt. “Ik ben toch weer een dag bezig om dood hout uit het weiland te halen.” En ook dat dus niet keer twee, maar keer achttien.

Maar wanneer de boer wijkt voor de natuur, dan wordt het er wat Schoemaker betreft niet per se beter op. “Er zijn wel plekken waar een perceel van een boer naar een natuurorganisatie gaat. Dan zie je toch al snel verwildering; ze laten het meer op zijn beloop.” Terwijl het coulisselandschap misschien ook weer niet de plek is voor nieuwe ‘donkergroene’ natuur. “Een ecoloog zal het misschien heel mooi vinden, maar het past niet bij het karakter en de geschiedenis van Winterswijk.”

De Winterswijkse inzet voor een gebiedsproces is dan ook helder. Stap één: de boeren in het gebied houden. Juist een kritische massa is nodig om het agrarisch cultuurlandschap voor de toekomst veilig te stellen. Maar dan zullen die boeren ook moeten worden beloond voor hun inspanningen. Juist daarbij zou het Markemodel kunnen helpen, denkt Schoemaker. “We moeten tot een model zien te komen dat kleinschaligheid beloont.” Daarvoor is de huidige proef nog te beperkt, benadrukt hij. Dan zouden overheid, natuurorganisaties én bedrijven eigenlijk allemaal moeten gaan bijdragen.

Natuur om de hoek

Dat is wel een heel andere richting dan in elk geval het kabinet voor ogen lijkt te hebben. De eerste inzet daarbij is stikstofreductie. En de eerste concrete maatregel is een opkoopregeling voor piekbelasters. Die zal vooral als een succes worden gezien als veel van de beoogde 3000 boeren stoppen. Hoeveel piekbelasters Winterswijk telt, weet nog niemand. Wel is duidelijk dat Winterswijk liefst vier, relatief kleine, beschermde en stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden kent. Die aanwezigheid van natuur om de hoek vergroot de kans dat boeren als piekbelaster worden betiteld.

Maar de stikstofproblemen in die natuur, benadrukt Schoemaker, zullen met stoppende Winterswijkse boeren niet veel minder worden. “De veebezetting hier is al niet groot, maar we worden wel aan drie kanten omsloten door Kreis Borken, het meest veedichte gebied van Duitsland.” Het maakt de precieze invulling en uitvoering van een gebiedsproces essentieel. Want komt de overheid straks vooral fors ingrijpen om ook hier aan het grote landelijke stikstofoverschot te werken? Of komt ze juist met een bredere blik kijken, met oog voor natuur, landbouw en landschap? En met de bereidheid om aan te sluiten op initiatieven die er al zijn, zoals het Markemodel?

BBB als grote uitdager

Op Den Haag wordt ook hier in Winterswijk veel gemopperd. Maar over de provincie zijn Schoemaker en Tolkamp positiever. “Ik heb de indruk dat er in de Gelderse aanpak wel aandacht is voor verschillen tussen gebieden”, zegt Schoemaker. Bovendien: gedeputeerde Peter Drenth (CDA) toonde zich al enthousiast over het Markemodel, dat als voorbeeld voor andere regio’s zou kunnen dienen. “Hij heeft zich de problematiek snel eigen gemaakt.”

Na de verkiezingen kan alles zomaar anders zijn. Dat wil zeggen: als het gaat om de politici die aan tafel zitten. De BoerBurgerBeweging (BBB) lijkt een grote uitdager te worden, zeker hier, in het oosten van Nederland. “Maar ook als BBB aan de knoppen zit, zullen ze ongeveer hetzelfde beleid uit moeten gaan voeren”, constateert Schoemaker. De provincie mag dan een belangrijke rol spelen in de uitvoering, veel fundamentele keuzes liggen toch weer eerder in Den Haag. Al kan BBB misschien wel de denkwijze beïnvloeden, denkt Tolkamp. “Door de manier waarop ze problemen praktisch benaderen.”

‘Ja, er is een enorme vertrouwenskloof’

Wie in het provinciehuis in Arnhem de scepter zwaait, is misschien niet eens zozeer belangrijk vanwege wat er nou precies in partijprogramma’s staat. Het sleutelwoord lijkt vertrouwen. In elkaar, binnen een gebied, tussen alle betrokken partijen. Maar ook in de rol de provincie. Dat wederzijdse vertrouwen is bij de betrokkenen van het Markemodel al best een beetje gegroeid, maar de vele vlaggen langs de N18 wijzen erop dat dat zeker niet overal zo is.

“Ja, er is een enorme vertrouwenskloof”, zo vat IJsbrand Snoeij, projectleider van het Markemodel, samen. “We wijzen ook wat af met zijn allen. Natuurorganisaties wijzen naar de boer. De boer wijst naar de supermarkt die hem geen betere prijs betaalt. En de supermarkt wijst weer naar de consument. Maar we kunnen niet blijven wijzen.”

Veehouder Arjan Tolkamp wil in elk geval aan de slag. Hij hoopt vooral dat hij via het Markemodel, of op welke manier dan ook, zélf kan blijven beslissen aan welke doelen hij werkt. “Neem bijvoorbeeld water”, legt hij uit. “We vinden het belangrijk dat de kwaliteit van het oppervlaktewater verbetert. Maar óók dat we meer water vasthouden voor droge periodes.” Belangrijk, vindt ook Tolkamp. Maar hij kan niet alles tegelijk. “Als ik meer water ga vasthouden, wil ik niet worden afgerekend op dat de waterkwaliteit dan weer net wat minder is.”

Hij hoopt, kortom, op een provincie die ook hém vertrouwt in de keuzes die hij vanuit de boerenpraktijk maakt.

In Gelderland is ook een CDA-statenlid én boer actief met de naam Arjan Tolkamp. Voor de helderheid: de melkveehouder in dit verhaal is een naam- en streekgenoot, maar niet dezelfde persoon.

Strijd om de ruimte

Met de serie ‘De strijd om de ruimte’ besteedt Trouw in de aanloop naar de Provinciale Statenverkiezingen van 15 maart aandacht aan de rol van de provincie bij de indeling van ons landschap. De komende weken verschijnen nog verhalen over natuur en wonen.

Lees ook:

Elke provincie heeft haar eigen stikstofprobleem

Voor provincies wordt 2023 een cruciaal stikstofjaar. Zij zullen via hun ‘gebiedsprocessen’ een groot deel van de weg uit de crisis moeten plaveien. Minister Van der Wal verwacht op 1 juli een ‘toetsbaar plan’. De verschillen in aanpak en in gevoel van urgentie zijn intussen groot. Een overzicht.

De wind verdeelt Utrecht, vlak voor de verkiezingen

In Utrecht laait de discussie over windmolens weer op, vlak voor de verkiezingen. In de hele provincie staan vijftien turbines terwijl er zestig nodig zijn. ‘Het is eigenlijk iets om je voor te schamen.’

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden