ReportageNatuurbescherming
Hoe speurhonden helpen om het dwergnijlpaard te redden. ‘Ze pikken de meest subtiele geuren op’
De speurhonden van Conservation Dog Services assisteren bij onderzoek en natuurbehoud. Op zoek naar de poep van het dwergnijlpaard en het vliegend hert.
Labrador Max en zijn baas Mariska Snelleman mogen even niet kijken wanneer drie cacaostrooibusjes, met daarin wel of geen geurspoor in een plastic rek worden gezet. Uit de gaatjes van één van de drie busjes kruipt als het goed is de lucht van een beetje poep van een mannelijk dwergnijlpaard. Het andere busje bevat een heel klein beetje poep van een vrouwtje en het derde busje is leeg. Op het commando ‘Max, detect!’ van zijn baas haalt Max razendsnel zijn neus langs de drie busjes. Bij het busje met de mannelijke poep blijft hij stokstijf staan, met zijn neus op de gaatjes waar normaal gesproken cacaopoeder uit komt. Na vijf seconden krijgt Snelleman te horen dat Max inderdaad bij het goede busje stond. Met een speciaal klikkertje maakt ze haar hond duidelijk dat hij een beloning verdient: een tennisbal!
“Op deze manier trainen we nu vier verschillende honden, om de geur van alleen mannetjes van het dwergnijlpaard te herkennen”, vertelt Snelleman. “Eén busje met poep tussen twee lege is dan nog een makkie voor de hond. Het wordt al lastiger als de honden een mannelijk monstertje tussen één of twee vrouwelijke mestmonsters moeten herkennen. De lastigste opdracht is om niets te doen als er één of meer vrouwelijke mestmonsters tussen de lege busjes zitten en dus helemaal geen mannelijke monsters.”
Maar met in totaal acht monsters van mannetjes en twaalf monsters van vrouwtjes uit verschillende dierentuinen halen de vier honden inmiddels een score van 96 procent, vervolgt ze. “Uit honderd proefjes weten ze dus 96 keer de juiste bus met de mannelijke mest aan te wijzen. Honden zijn echt als geen ander in staat om de subtielste geuren op te pikken.”
Verborgen
De honden doen deze test op verzoek van natuurbeschermster Monique Paris. Zij is de directeur van het Schotse Institute for Breeding Rare and Endangered African Mammals (Ibream), een ngo die zich sterk maakt voor bedreigde Afrikaanse zoogdieren. Paris heeft zich onder andere gestort op de bescherming van dwergnijlpaarden in West-Afrika, een soort die veel kleiner is dan het gewone nijlpaard en een paar honderd kilo kan wegen. Het gewone nijlpaard weegt al snel 2,5 à 3 ton.
Hoogstwaarschijnlijk zijn dwergnijlpaarden ernstig bedreigde dieren, al weet Paris niet eens met zekerheid te zeggen hoeveel er zijn. “Op basis van veldwerk dat we sinds 2010 in het tropische regenwoud van Ivoorkust doen, houden we het op ongeveer 2500 dieren. Maar het probleem is dat dwergnijlpaarden verschrikkelijk verborgen leven. Overdag zitten ze in het water, in een soort schuilplaatsen in de oevers van rivieren. ’s Avonds trekken ze het oerwoud in om te eten, maar er is maar zelden iemand die deze charismatische dieren ziet of hoort.”
Tijdens haar project in Ivoorkust werkte Paris ook samen met een filmploeg die graag een documentaire wilde maken over de dieren. “Maar die raakten in eerste instantie alleen maar gefrustreerd. Wat ze ook filmden, het waren geen dwergnijlpaarden. De dieren waren gewoon nauwelijks te vinden. Sindsdien hebben we met cameravallen wél de nodige dieren gezien.”
Om ook te weten te komen hoeveel mannetjes en hoeveel vrouwtjes er zijn, schakelt Paris nu de Conservation Dogs van Snelleman in. “We trainen de honden eerst met mest van dierentuindieren, zodat we honderd procent zeker weten of de poep van een mannetje of een vrouwtje komt. Hopelijk kunnen we binnenkort terug naar Ivoorkust om mestmonsters uit het wild te halen. Dan kunnen de honden ons misschien vertellen hoeveel mannetjes en hoeveel vrouwtjes er in een bepaald gebied leven”, zo vertelt Paris hoopvol. “Die informatie is erg belangrijk voor een goed beschermingsplan. Je wil niet dat het dwergnijlpaard de volgende dodo wordt.”
Frustrerend veldwerk
Mariska Snelleman startte in 2011 met het trainen van haar Conservation Dogs, nadat ook zij frustrerend veldwerk achter de rug had als Leidse biologiestudent. “In de Kalahari, in Botswana, moest ik luipaarden en cheeta’s onderzoeken in de buurt van een groot veebedrijf. Dat ging vooral via het zoeken van uitwerpselen, maar dat was bepaald niet makkelijk. Weer thuis ben ik mij gaan verdiepen in het trainen van honden voor dit soort werk. Asielhond Max werd toen mijn eerste detectiehond.”
Inmiddels heeft Snelleman haar eigen, en ook enkele ‘freelance honden’, voor verschillende onderzoeksdoelen getraind. Zo sneuvelen in de buurt van windparken de nodige vleermuizen. Als ze niet door de wieken geraakt worden, dan kunnen ze zelfs dood gaan of verwond raken door de enorme drukverschillen rond de rotorbladen van de turbines. “Om de echte impact van zo’n windpark op vleermuizen of andere dieren te kunnen meten, zul je dode dieren moeten zoeken. Dat is lastig. Zie maar eens zo’n piepkleine dode vleermuis te vinden in het veld rond zo’n turbine. Een ecologisch adviesbureau wilde daarom weten of speurhonden die speciaal zijn getraind op de geur van vleermuizen kunnen helpen.”
Vliegend hert
Ook voor een onderzoek naar de impact van bosonderhoud op het grootste insect van ons land, het vliegend hert, zijn bij wijze van proef de speurhonden van Snelleman ingezet. “Het vliegend hert leeft een groot deel van zijn leven als larve onder de grond. Daar eet hij resten van dood eikenhout. Om te ontdekken of je door het rooien van dode bomen misschien ook het vliegend hert schaadt, wilden insectenonderzoekers van Naturalis dus op zoek naar larven.”
Omdat de honden van Snelleman niet getraind mochten worden met levende larven van het vliegend hert – dat waren immers de dieren die beschermd moesten worden – leerde zij Max en collega’s om de minuscule poepjes van de larven te herkennen. “Zelfs die poepjes van net een speldenprik groot weten de honden nog te herkennen. Maar in dat onderzoek liepen we toch ook tegen de beperkingen van speurhonden aan. Deze dieren mogen dan nog zo’n gevoelige neus hebben, als de larven meer dan een halve meter onder de grond zitten, dan weet zelfs een goed getrainde speurhond ze niet meer te vinden.”
Natuurbescherming aan de grens
Ook voor natuurbescherming aan de grens worden tegenwoordig speciaal getrainde speurhonden ingezet. In opdracht van het International Fund for Animal Welfare traint het bedrijf Scent Imprint speurhonden en hondengeleiders om de illegale handel in bedreigde dieren op te sporen. Zo zijn al verschillende honden getraind om de schubben van schubdieren in koffers of containers te herkennen. Ook ivoor van olifantenslagtanden of de huiden van jaguars kunnen door de speurhonden feilloos worden opgepikt. “En als zich een nieuw probleem met illegale handel voordoet, dan zijn de honden binnen twee dagen te trainen om een nieuwe geur te leren”, stelt trainer Wesley Visser van Scent Imprint. “In totaal kunnen honden vijftien verschillende geuren tegelijk leren herkennen.”
Lees ook:
Duitse honden snuffelen aan concertbezoekers om te controleren of ze corona hebben
In Nederland hebben we de coronapas, in Duitsland zetten ze speurhonden in. De stad Hannover is begonnen aan een proef waarbij honden aan concertbezoekers snuffelen om te checken of ze corona hebben.
Na 26 jaar ruikt hond het lijk in het water\
Speurhonden lossen in kort tijdsbestektwee vermissingen op