Interview
Hoe de Leidse hortus met vleierij en gedram tot bloei kwam
Herman Boerhaave is natuurlijk bekend als de 18de-eeuwse hoogleraar geneeskunde uit Leiden. Hij had ook een minder bekende kant. Hij was namelijk een gedreven botanicus en plantenverzamelaar, ontdekte biologe Margreet Wesseling bij toeval.
Wesseling hield zich al enige tijd bezig met de geschiedenis van oude landgoederen in Oegstgeest en werd gegrepen door de passie waarmee Herman Boerhaave bomen verzamelde op zijn buitenverblijf Oud-Poelgeest. De biologe dook de Universiteitsbibliotheek van Leiden in en stuitte daar op drie ‘zaaiboeken’ van Boerhaave. Drie boeken uit begin achttiende eeuw met Boerhaave’s notities over vijftien jaar van planten, zaaien, bedelen om planten maar die ook uitdelen. Steeds meer werd haar duidelijk hoe onderbelicht het botanische werk van de medicus was. Een naar haar idee onterechte miskenning, een die leidde tot het doorwrochte boek ‘Boerhaave Botanicus’.
“Boerhaave is eigenlijk bij toeval botanicus geworden”, vertelt Margreet Wesseling (geen familie van de journalist, red.). In 1701 wordt hij lector theoretische geneeskunde aan de Leidse universiteit. Het loon is mager: 400 gulden per jaar. De hortulanus (hoofdtuinman) van de hortus verdient 200 gulden meer. Hij blijkt een uitstekend docent en de leerlingen stromen toe. Dat heeft de Groningse universiteit in de gaten, die biedt hem een professoraat aan. Hij wijst het aanbod af, maar laat de Leidenaren wel weten dat hij gewild is. Leiden wil hem graag houden en geeft hem de eerst vrijkomende leerstoel binnen de medische faculteit, een die ook de botanie en de functie van prefect van de Leidse Hortus Botanicus inhoudt.
In 1709 is het zover. “Boerhaave weet op dat moment niet echt veel van planten en pakt met ongekende ijver die studie op. Al binnen een jaar na zijn aanstelling weet hij een index op te stellen van ruim 3600 planten die in de hortus staan.”
Vleierij
Hij slaat meteen aan het verzamelen. In honderden brieven aan plantenkundigen over de hele wereld vraagt hij om zaden en plantmateriaal. Niet zonder de nodige vleierij en enig gedram. Een bedelbrief aan de Britse consul in Smyrna verfraait hij met ‘Bent u niet de meester en de vader van de levende botanici’ en ‘alleen u kunt mij helpen’ – een frase die hij bij meerdere personen gebruikt. Guillaume Nissole (botanicus te Montpellier) krijgt het dringende verzoek rap olijftwijgen te sturen en met Pier Antonio Micheli (botanicus in de hortus van Florence) krijgt hij zelfs ruzie. Zeer tot ongenoegen van Boerhaave reageert de Italiaan niet prompt op zijn lijst van gewenste planten. Hij schrijft en schrijft, probeert het via een omweg en stuurt zelfs goudstukken in de hoop Micheli over te halen. Die ontkent het geld te hebben ontvangen. Boerhaave verandert zijn strategie en zegt dat Micheli tot de keur van beroemde botanici kan toetreden, mits hij het plantmateriaal stuurt.
Het gedram en gebedel werkt. Als hij tien jaar later opnieuw de soorten van de hortus inventariseert, blijkt die te zijn verrijkt met honderden planten uit alle werelddelen. Van Jamaicaanse mimosa tot Spaanse hyacinten en van ‘kapoekenesse’ uit Ceylon tot Egyptische composieten. Lang niet altijd is meteen duidelijk om welke plant het gaat. “Hoedoekoedeloe bleek kruidje-roer-mij-niet”, vertelt Wesseling glimlachend, er ondertussen op wijzend dat Boerhaave ook ruimhartig uitdeelde en per saldo meer gaf dan kreeg. Bedelen en bieden gingen hand in hand.
Imponeren
Het was niet alleen Boerhaave’s passie die tot de verzameldrift leidde. Uitbreiding van de plantenrijkdom van de hortus was ook een van de reguliere taken van de directeur, vertelt Wesseling. Ook moest hij als directeur leiding geven aan zijn ondergeschikten. Zo moesten de hortulanus en hulptuinman beiden een ‘eedt van getrouwigheit’ tekenen en beloven geen planten uit de tuin voor eigen gewin te verkopen, iets dat ze wel deden.
Om het College van curatoren en burgemeesters te imponeren en wellicht te paaien geeft hij de heren een ‘aftekeningh van een zeldzame Surinaamse plant’ en meldt dat ‘de Academische Cruythoff tegenwoordigh sodanigh floreert ende toegenomen was’ dat deze zich ‘in frayigheyt kon meten met andere Europese tuinen en deze zelfs verre surpasseerde’. Reclame en opschepperij, maar niet geheel ten onrechte, meent Wesseling. In tien jaar tijd weet Boerhaave het aantal soorten planten in de hortus enorm uit te breiden.
Zeer tot Boerhaave’s verdriet is de hortus te klein om er ook bomen en struiken te kweken. Ze zouden te veel schaduw geven. Hij koopt daarom op persoonlijke titel in 1724 het landgoed Oud-Poelgeest in Oegstgeest. Opnieuw door zijn uitgebreide contacten met buitenlandse collega’s weet hij zijn tuin te verfraaien met ‘alderly bomen en struiken’, soms met veel tegenslagen en moeite. ‘Onze ceder van de Libanon is weer doodgegaan’, schrijft Boerhaave aan een van zijn botanische vrienden, met daarbij het verzoek nieuwe zaden te sturen, liefst met teeltaanwijzingen. Die krijgt hij, maar opnieuw lopen de teeltpogingen op een mislukking uit.
Hysterie
Zo internationaal gericht als hij in zijn verzamelwoede was, zo honkvast was hij in zijn privéleven, valt in Wesselings boek te lezen. Lange tijd reisde hij nauwelijks verder dan Haarlem. Naast zijn botanische beslommeringen bleef Boerhaave ook altijd werkzaam als medicus. In het armenhuis van Haarlem leden meisjes aan krampachtige toevallen die besmettelijk leken. Boerhaave’s remedie voor deze ‘hysterie’, was even gruwelijk als doeltreffend: dreigen met brandmerken.
Een van zijn verste reizen was een familiebezoek in Breda. Een knap ingewikkelde tocht met trekschuit, postkoets, boot en dan lopend of hobbelend in een koets over een onverharde weg. Een tocht waarop hij, de ‘ontberingen’ ten spijt, bleef verzamelen.
Dat brengt Wesseling terug bij Boerhaave als verzamelaar. Daarin ligt zijn grote waarde. Want al zijn er in de Leidse hortus nauwelijks meer restanten van Boerhaave’s werk te vinden – alleen de tulpenboom is zeer waarschijnlijk een directe nazaat van een door hem gezaaide –, de zaaiboeken zijn volgens haar van onschatbare waarde voor de geschiedenis van de plantkunde, de hortus en het landgoed. Wesseling: “Boerhaave de botanicus, die zichzelf een onbeschaamde bedelaar noemde, verdient waardering.”
Boek
‘Boerhaave Botanicus’ staat boordevol prachtige oude bloementekeningen. Het 253 pagina’s tellende werk van Margreet Wesseling is uitgegeven door Primavera Pers. € 29,90, na 1 juli € 39,50.
Lees ook:
Boerhaave schiep orde in de medische chaos
Het genie Herman Boerhaave (1668-1738) gaf de geneeskunde haar huidige, natuurwetenschappelijke vorm. Het naar hem vernoemde wetenschapsmuseum in Leiden eert hem met een expositie.