Hightech algen meten op het wad
Een automatisch station gaat 24 uur per dag alles meten wat met algen te maken heeft. 'Ze zijn de basis van de voedselketens op het wad, maar we weten er nog maar zó weinig van.'
'Plons!' Onder begeleiding van een niet al te koninklijke krachtterm verdwijnt een joekel van een ringsleutel in het zoute water van de Waddenzee. Vanaf het werkschip, de TX 63, krijgt de technicus van het Koninklijke Nioz (Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee) een reserve-exemplaar aangereikt. "Die andere vinden we zo wel terug als het water is gezakt", hoopt hij, en gaat door met het aandraaien van een bijna vuistdikke moer. Een permanent meetstation op het wad, dat betekent onder andere roestvrijstalen bouten van een bepaald niet alledaagse omvang. "Het mag nu dan wel mooi, windstil weer zijn, maar dit station moet ook blijven staan als het windkracht 9 is, of bij kruiend ijs", verduidelijkt de onderzoekleidster, dr. Katja Philippart.
Philippart staat bij de nieuwe meetpaal te glunderen als een kerel met een nieuwe smartphone. "Voor jou is dit misschien gewoon een stalen constructie van een meter of vijf op een wadplaat, maar ik heb hier al jaren met een heel team van onderzoekers en technici over vergaderd en nagedacht. Dit is echt heel bijzonder wat hier staat te gebeuren."
Hoe bijzonder, blijkt volgens Philippart als je in de wetenschappelijke literatuur over algen duikt. "Wat we weten over algen, gaat voornamelijk over de algen die vrij in het water zweven. Maar op de bodem, in die bruine laag die je nu bijna onder de laarzen van je waadpak kunt zien, daar zitten weer heel andere soorten. Vooral van die bodembewonende algen is nog maar nauwelijks iets van beschreven in de literatuur. Ondertussen kunnen ze wel de helft uitmaken van de ecologische draagkracht onder het hele ecosysteem hier op het wad. Algen bepalen uiteindelijk hoeveel voedsel er is voor schelpdieren, en die bepalen weer hoeveel schelpdier etende vogels er in de Waddenzee kunnen leven."
Om de bodembewonende algen goed in kaart te brengen, worden op de meetpaal onder andere instrumenten gemonteerd die de kleur van de wadbodem, bij eb en bij vloed, met en zonder water erboven kunnen meten. Philippart: "We denken dat deze soorten actief de bodem in kunnen glijden. Zo zoeken ze waarschijnlijk een optimale diepte om niet te veel en niet te weinig zonlicht te vangen en ook om dicht genoeg bij de voedingsstoffen uit de bodem te komen. Door de kleur te meten kunnen we zien hoeveel algen er op de bodem ligen en ook hoe diep ze zitten."
Door de algen met een bepaald licht te beschijnen, en het licht dat ze vervolgens terugkaatsen weer op te vangen, kunnen de onderzoekers ook iets zeggen over de vitaliteit van deze mini-plantjes.
"Dat is bijvoorbeeld belangrijk in het kader van de discussie over fosfaat. Een alg die te weinig fosfaat krijgt is minder vitaal, en dat kunnen we zien aan het licht dat ze uitzenden. In de jaren tachtig was er een enorme toename van het aantal algen in de Waddenzee. Dat was ook de tijd dat er veel fosfaat via het Rijnwater naar de Waddenzee kwam. Er wordt vaak geroepen dat de achteruitgang in het aantal schelpdieren te wijten zou zijn aan het terugdringen van de fosfaatvervuiling.
"Dat is ook wel heel verleidelijk om te denken, want toen de fosfaten uit het water verdwenen, gingen ook de aantallen algen weer achteruit. Maar of dat ook de oorzaak was van de achteruitgang van de schelpdieren als kokkels en mossels, dat is te kort door de bocht. De precieze relatie tussen algen, voedingsstoffen, zonlicht, stroming en wind is daar veel te complex voor. En vreemd genoeg heeft niemand die complexe relatie tot nu toe goed onderzocht."
Het sluitstuk van alle instrumenten die aan de meetpaal worden bevestigd ziet er uit als een soort reuzen- smartie. "In die oranje schijf zit een klein echoapparaatje, een acoustic doppler current profiler", zegt Phillipart nog steeds stralend. "Met behulp van geluidgolven kan dat apparaat op verschillende diepten de stroming in kaart brengen. We zijn ook bijzonder geïnteresseerd in de effecten van wind en stroming op de algengroei. Als er meer slib opdwarrelt kunnen we dat op onze instrumenten zien aan een verminderd doorzicht. Zo hopen we ook te kunnen zeggen wat er gebeurt wanneer er bijvoorbeeld als gevolg van een veranderend klimaat meer stormen zullen optreden."
Het échte sluitstuk is het inpluggen van de diverse stekkertjes en het aansluiten van een tankje met alcohol, voor de brandstofcel die alle apparaten van stroom moet voorzien. "En dan nu terug naar het kantoor", zegt Philippart hoopvol, "om te zien of er ook echt gegevens worden doorgestuurd door de computer op de paal."
Hoe weinig biologen eigenlijk weten over algen werd onlangs bewezen door het verschijnen van een heel nieuwe algensoort. Mediopyxis helysia werd in 2003 ontdekt in het Duitse deel van de Waddenzee. Onderzoekster Katja Philippart: "Als je het moet vergelijken met vogelonderzoek, dan was het of we ineens een knaloranje meeuw ontdekten. Er was geen twijfel dat dit een nieuwe soort voor de wetenschap was, zo anders dan alle andere is hij." Deze alg - of preciezer: dit kiezelwier - komt inmiddels in behoorlijke hoeveelheden voor op het wad. Tijdens bloeiperioden maakt hij op sommige plaatsen wel 30 tot zelfs 90 procent van het volume van alle aanwezige algen uit. Het is ook een relatief grote soort die waarschijnlijk niet kan worden gegeten door microzoöplankton, de kleine algen-eters in het water, die op hun beurt weer de volgende stap in de voedselketen, richting vissen, vormen. "Waar hij ineens vandaan komt, niemand die het weet", zegt Philippart. "En hoe de rest van het ecosysteem erop zal reageren is voorlopig ook een groot raadsel."