Jelles WeekdierGlasaaltje
Het glasaaltje. Hoe weten deze minuscule wezentjes de weg terug naar Europa te vinden?
Vorige week schreef ik in deze rubriek over de rivierprik. Een zin luidde: ‘Het zijn kaakloze vissen’. Ik kreeg daarop van een attente lezer de reactie dat prikken helemaal geen vissen zijn en feitelijk een heel eigen diergroep vormen. Deze lezer heeft gelijk. Ik gebruikte het woord ‘vissen’ hier in de betekenis van ‘waterdier’; denk aan inktvissen en walvissen die ook geen vissen zijn maar toch zo heten.
De term ‘vis’ is een taalkundig prullenbakwoord. Door biologen worden alleen de kraakbeenvissen zoals haaien en roggen en de beenvissen zoals haringen en palingen onder de vissen gerangschikt. Prikken vormen met wat verwante soorten de laatste restanten van de kaaklozen, Agnatha. In de stamboom van het leven staan prikken stukken verder van de haring af dan de haring van u en mij. Wat de term ‘vis’ voor een prik desondanks toepasselijk maakt, is de grote vormovereenkomst met de paling, die wel een echte vis is.
Terwijl de prik een anadroom dier is, dat voor de voortplanting vanuit zee naar zoet water migreert, doet de paling precies het omgekeerde: die verhuist om zich voort te planten juist van de sloot naar de zee. Het is een zogenoemde katadrome soort.
Een van de grotere mysteries van de biologie
De voortplanting van de paling (Anguilla anguilla) is nog altijd door raadselen omgeven. Samen met de vogeltrek is het een van de grote mysteries van de biologie. De paling leeft zo’n tien tot vijftien jaar in binnenwater, wordt geslachtsrijp en trekt dan – mits niet gerookt en opgepeuzeld – naar zee om vervolgens vijfduizend kilometer te zwemmen richting Sargassozee, ter hoogte van de Bahama’s.
Hoe weet zo’n dier dat jarenlang bij Kortenhoef of Giethoorn heeft rondgezwommen in hemelsnaam die verre Sargassozee te vinden? Deze zee is feitelijk een enorme zoute draaikolk tussen de oceaanstromen in de westelijke Atlantische Oceaan. Er drijven grote hoeveelheden zeewier, Sargassium geheten, en dat wier vormt een ideale beschermende broedplaats. Na de paring sterven de palingen (nog een overeenkomst met de prik). De jonge palinkjes die uit de ettelijke miljoenen afgezette eitjes komen, laten zich met zeestromen meevoeren naar het gebied waar hun ouders vandaan komen. Maar hoe weten die minuscule wezentjes, zogenoemde glasaaltjes, precies de weg terug naar Europa te vinden? Maar het lukt ze.
Uiteindelijk arriveren miljoenen glasaaltjes voor de Europese kusten; ze vinden er een dichte deur in de vorm van dammen, stuwen en sluizen die verhinderen dat de kleintjes de rivieren op kunnen. Ze hebben daar hulp bij nodig. Afgelopen dinsdag zijn daartoe miljoenen glasaaltjes uitgezet in het Grevelingenmeer; dan is de eerste barricade al genomen.
Of het succes zal hebben, is nog de vraag. Deze glasaaltjes zijn afkomstig van voor de Franse kust. Wilden ze eigenlijk terug naar Frans binnenwater? Weten ze dat ze over een aantal jaren ook weer terug moeten naar zee nu ze ergens anders terecht zijn gekomen? Het zou veel beter zijn de vele barricades weg te nemen. Dat zou ook de anadrome soorten helpen. Er zijn dus allerlei overeenkomsten tussen de paling en de prik. Maar alleen de paling is een echte vis.
Jelle Reumer is paleontoloog. Voor Trouw bespreekt hij iedere week een dier dat het nieuws haalt.