Onderzoek

Gezenderd en wel vliegt de vleermuis naar Engeland, maar het blijft oppassen voor windmolens

Vliegende ruige dwergvleermuis. Beeld Paul van Hoof
Vliegende ruige dwergvleermuis.Beeld Paul van Hoof

Met een groeiend netwerk van antennes langs de West-Europese kusten volgen biologen de trek van kleine vogeltjes, vleermuizen en zelfs hommels met zendertjes op hun rug. Wat is de relatie met windmolenparken?

Rob Buiter

Zeven en een halve gram, schoon aan het haakje. Oftewel: net iets minder dan het gewicht van twee suikerklontjes. Dat is alles wat een ruige dwergvleermuis weegt. Om zo’n klein diertje dag in dag uit te kunnen volgen, moet je dus aardig wat hightech uit de kast trekken. En dat is precies wat bioloog Sander Lagerveld en collega’s van Wageningen University & Research hebben gedaan. “In de veldbiologie geldt een gouden regel”, vertelt Lagerveld. “Alles wat je voor onderzoek op of aan een vleermuis of vogel hangt – ringen, zenders, wat dan ook – mag niet zwaarder zijn dan 5 procent van het lichaamsgewicht van het dier. Dat komt omgerekend neer op een rugzakje van vier kilo voor een volwassen man van tachtig kilo. Gelukkig hebben we tegenwoordig radiozendertjes die, inclusief het batterijtje, minder dan 0,3 gram wegen. Die voldoen dus aan de norm, en maken het mogelijk dat wij deze piepkleine vleermuizen precies kunnen volgen op hun trek.”

Dat ruige dwergvleermuizen trekken was al bekend. Diertjes die in Nederland een minuscuul aluminium ringetje aan hun achterpootje hadden gekregen, werden heel af en toe in Engeland teruggevonden. Lagerveld: “Het is bekend dat vrouwtjes van deze soort in het oosten van Europa kraamkolonies hebben. Wanneer het daar in de nazomer te koud begint te worden, trekken ze naar het zuidwesten. Daar ontmoeten ze de mannetjes die het hele jaar door in West-Europa zijn gebleven. Een deel van de vleermuizen vliegt dus zelfs de zee over, om op de Britse eilanden te overwinteren. In het voorjaar trekken de vrouwtjes weer naar Oost-Europa, om daar te profiteren van de vele insecten tijdens de kraamperiode.”

Aanvaringen met windturbines

Met het zenderonderzoek proberen Lagerveld en collega’s te achterhalen wannéér de vleermuizen precies de Noordzee over trekken. “Het is onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat, dat verantwoordelijk is voor de ruimtelijke inrichting van de Noordzee, dus ook voor de plaatsing van windparken. We weten van onderzoek op land dat vleermuizen in aanvaring kunnen komen met de wieken van windturbines en dat ze ook dodelijk gewond kunnen raken door de drukverschillen rond de rotorbladen. Rijkswaterstaat moet dus weten of die windparken op zee een invloed kunnen hebben op de populatie van beschermde dieren als de ruige dwergvleermuis en hoe ze beter beschermd kunnen worden.”

Het vliegpad van de ruige dwergvleermuis. Beeld
Het vliegpad van de ruige dwergvleermuis.

Inmiddels begint zich een beeld af te tekenen van de trek van deze kleine diertjes over zee, ziet Lagerveld. “In het voorjaar profiteren de vleermuizen die uit Engeland komen van westelijke luchtstromingen. Dat zijn vaak ook dagen dat de windturbines draaien. In het najaar zijn ze afhankelijker van rustig weer met oostelijke luchtstromen. Bovendien zijn er in het najaar meer vleermuizen door de aanwas van jonge dieren. Op dagen dat er veel trek is zouden de turbines dan het best stil kunnen worden gezet.”

Gezenderde hommels

De radiozendertjes die op de vacht van de vleermuizen zijn geplakt, zijn allang niet meer de allerkleinste die op de markt zijn. Collega’s van Lagerveld, ook van Wageningen University & Research, hebben afgelopen jaar voor het eerst radiozendertjes van 0,16 g op hommels geplakt om hun trekbewegingen te volgen. Een hommel weegt ongeveer 1 gram, dus die zenders voldoen niet aan de gewichtsnorm voor zenderonderzoek bij hogere dieren. Maar een hommel is ook gewend aan zwaardere lasten, stelt Lagerveld. “Hommels die volgeladen met stuifmeel en nectar naar hun nest vliegen, dragen ook meer dan 5 procent van hun eigen gewicht bij zich. Insectenonderzoekers houden daarom een minder strenge gewichtsnorm aan voor hun werk.”

Een gezenderde vleermuis. Beeld Jan Boshamer
Een gezenderde vleermuis.Beeld Jan Boshamer

De steeds kleinere zendertjes openen een wereld van mogelijkheden in het onderzoek naar trekkende dieren. Lagerveld: “Afgelopen jaar zijn we ook begonnen met het zenderen van spreeuwen, veldleeuweriken en zelfs bladkoninkjes. Dat zijn piepkleine vogeltjes, ter grootte van een goudhaantje, het kleinste vogeltje dat bij ons voorkomt. Die wegen ongeveer 6 gram. Bladkoninkjes komen van oorsprong uit Azië, maar worden in de trektijd steeds vaker bij ons gezien. Ook blauwstaarten en bruine boszangers zijn van die soorten die vroeger als ‘dwaalgasten’ hele horden vogelaars op de been brachten, maar die tegenwoordig steeds ‘normaler’ worden in de trektijd. We willen dan ook heel graag weten wat hier aan de hand is. Komen deze Aziatische vogels door het veranderende klimaat steeds vaker onze kant op, of is er iets anders aan de hand? Dat zijn vragen die je bij uitstek goed kan beantwoorden wanneer je de diertjes met een minuscuul zendertje kan volgen.”

MOTUS, voor al uw onderzoek aan kleine beestjes

Het onderzoek van Lagerveld en collega’s aan de ruige dwergvleermuizen en zangvogels maakt gebruik van het zogeheten MOTUS-netwerk. Dat is een netwerk van 800 antennestations in Noord en Midden-Amerika en inmiddels 150 in Noordwest-Europa. MOTUS, naar het Latijnse woord voor beweging, was een initiatief van Canadese biologen, maar is inmiddels dus uitgegroeid tot een internationaal web van antennes. Lagerveld: “Grotere dieren kan je tegenwoordig volgen met zenders die hun locatie doorseinen naar een satelliet. Ook zijn er zenders die groot genoeg zijn om alle informatie op te slaan, om die vervolgens naar een ontvangststation te versturen wanneer ze daar weer in de buurt zijn. Maar de allerlichtste van die zenders wegen nog altijd minimaal 2 gram. Dat betekent dat je er met de vijfprocentregel niets aan hebt voor dieren van minder dan 40 gram lichaamsgewicht.”

Het MOTUS-netwerk, met radiozendertjes die nu zelfs minder dan 0,2 gram wegen, biedt daar een oplossing voor. De signalen van de zendertjes worden opgepikt wanneer ze binnen enkele kilometers van één van de vele antennes vliegen. In België, Nederland, Duitsland, Zweden, Noorwegen, Finland en Engeland staan die vooral langs de kust opgesteld.

Inmiddels zijn er wereldwijd al dertigduizend vogels, vleermuizen, vlinders en insecten met een MOTUS-zendertje uitgerust. Ze vliegen daar enkele weken tot maximaal twee jaar mee rond. Daarna laat de chirurgische lijm waarmee het piepkleine blokje op de haren, veren of huid is geplakt, vanzelf los. Op dat moment valt er wel een slordige 160 euro op de grond. De nog kleinere zendertjes die nu op hommels worden gebruikt zijn zelfs nog iets duurder: 260 euro. “Maar door internationaal samen te werken aan het opbouwen van een netwerk van ontvangststations, om zo de trek van al deze dieren nauwkeurig in kaart te brengen, is dat een uitstekende investering”, vindt onderzoeker Lagerveld. “Uiteindelijk is het een investering in betere bescherming van deze dieren.”

Lees ook:

Zenders leren ons vooral over het leven van de Biesbosche zeearend, maar soms ook over de dood

Eén van elf in Nederland gezenderde zeearenden vloog zich vorige week te pletter tegen de wieken van een Duitse windturbine. ‘Deze zenders leren ons over de dood, maar vooral ook heel veel over het leven van zeearenden.’

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden