Jelle's WeekdierWat is een dier?
Elk dier is zijn eigen ecosysteem
We zijn in dit minifeuilleton bij de dieren aangeland. Via bacteriën kwamen we bij de cel met een kern, die een andere bacterie in zich opnam om als mitochondrion voor de energie te zorgen, die meercellig werd en ten slotte een darmkanaal ontwikkelde om niet als een paddenstoel door het leven te hoeven gaan.
Dat spijsverteringsstelsel was nog wel een dingetje, want je kunt niet zomaar out of the blue je eten verteren. Daar zijn hulptroepen voor nodig, alweer in de vorm van tot slaaf gemaakte bacteriën, die dit keer niet in de cel zitten, maar in de darm. De zogenoemde darmflora (die geen flora is maar een soepje van bacteriën) is voor vrijwel ieder dier, van mier tot muis tot mens, onmisbaar. De darmbacteriën zijn onderdeel van het dier-zijn en maken ieder dier feitelijk tot een heel ecosysteem.
Het verschijnsel ‘dier’ ontstond zo ongeveer zeven à achthonderd miljoen jaar geleden. Uit de periode die ediacarium wordt genoemd, zijn de oudste dieren als fossiel bewaard gebleven. Het waren bizarre schepsels die we niet onmiddellijk in een bekende klasse of orde zouden kunnen rangschikken, maar die we niettemin zonder twijfel als dier zouden herkennen. Daarna ging het snel, relatief gesproken.
Tweezijdige symmetrie is veel handiger
In de volgende periode, het cambrium, waren er al herkenbare groepen, denk aan sponzen en geleedpotigen zoals trilobieten en garnaalachtige wezentjes. En een piepklein wormachtig visje (of visachtig wormpje), de oer-gewervelde die in de loop van de erop volgende half miljard jaar zou uitgroeien tot de vissen, de kikkers, de hagedissen, de vogels en de zoogdieren van nu.
De meest eenvoudige dieren die we kennen zijn sponzen. Ze hebben geen organen, geen spieren en zenuwen, geen hart of hersens, slechts een holte die je als proto-darm zou kunnen beschouwen. Al ingewikkelder zijn de holtedieren: zeeanemonen en kwallen. Sponzen en holtedieren zijn alzijdig symmetrisch en zitten meestal vast verankerd. Wanneer je echter van A naar B wilt kruipen om eten of seks te vinden, dan is een tweezijdige symmetrie veel handiger, met een kop en een staart, een linker- en een rechterkant. Vrijwel alle dieren die geen spons of kwal zijn, hebben dat: ze worden toepasselijk Bilateria genoemd, tweekanters.
Het land op!
Er was nog één belangrijke innovatie nodig: het land op! Het leven is ooit in zee ontstaan, maar op land is het ook interessant. Er is voedsel. Om op land te kunnen leven is een aantal hindernissen te overwinnen. Er is de zwaartekracht die onder water geen rol speelt. Je kunt op land uitdrogen, je kunt door de zon worden verschroeid en je moet lucht kunnen inademen om aan zuurstof te komen. Dat vergt de nodige aanpassingen. Vanaf ongeveer vierhonderd miljoen jaar geleden kroop het leven het land op; eerst de planten en daarna volgde letterlijk schoorvoetend het dierenrijk. Ze hebben alle hindernissen overwonnen.
Er zijn nu vele honderdduizenden diersoorten die optimaal zijn aangepast aan het landleven. Er zijn er zelfs die de zwaartekracht voorgoed hebben overwonnen en die zijn gaan vliegen. De vogel en de vlieg zijn daarmee wellicht, in elk geval voorlopig, het hoogst mogelijke evolutiestadium.
Jelle Reumer is paleontoloog. Voor Trouw bespreekt hij iedere week een dier dat het nieuws haalt.