Een bonte vliegenvanger in de handen van professor Christiaan Both.

ReportageKlimaatverandering

Een topprestatie: de bonte vliegenvanger lijkt het klimaatprobleem de baas

Een bonte vliegenvanger in de handen van professor Christiaan Both.Beeld Herman Engbers

De opwarming van de aarde speelt veel vogels parten. Maar de bonte vliegenvanger lijkt ervan te kunnen profiteren.

Monica Wesseling

Wacht even. Eerst even een koolmees en de rupsenpoep controleren. De bonte zit een stukje verderop.” Een nestkast gaat open, een koolmees wordt voorzichtig een beetje opzijgeduwd, de eitjes geteld (acht) en de kast weer gesloten.

Vlakbij de nestkast hangt een horizontaal gespannen laken vol kleine, donkere stippels. Rupsenpoepjes.

Het is een zonnige zomerdag als Christiaan Both, hoogleraar dierecologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, het Dwingelderveld oploopt. Om preciezer te zijn; het deel van het natuurgebied waar honderden onderzoeks-nestkasten hangen. De nestkasten worden gebruikt door koolmezen en bonte vliegenvangers. De eerste groep wordt al zestig jaar door het Nederlands Instituut voor Ecologie gevolgd; Both bestudeert sinds 1992 ook de Ficedula hypoleuca, bonte vliegenvanger.

“Beide vogels zijn interessant, maar wat de bonte vliegenvanger flikt, grenst aan het onwaarschijnlijke, zo blijkt steeds meer. De afgelopen jaren presteert een enkeling het een tweede legsel te produceren. Zo lijkt het de nadelige effecten van de klimaatverandering in voordelige om te buigen. Een topprestatie. Dat geloof je toch niet?”, steekt de ecoloog – nog ietwat cryptisch – van wal. Knisperend over de droge bladeren, klauterend over takken en omgevallen bomen verdwijnt hij in het steeds dichter wordende bos. Een grote bonte specht alarmeert, de zon tekent vlekken en een kolonie rode bosmieren zet koers naar een begeerlijk keverkadaver.

Rupsenpiek is verschoven

Bonte vliegenvangers (12, 13 centimeter groot) overwinteren in subtropisch West-Afrika ten zuiden van de Sahara. Tussen begin april en half mei arriveren ze bij ons om hier te broeden. Tot nu toe maakten de vogels elk jaar één nest met gemiddeld zeven eitjes. Vanaf eind juli tot begin september vertrekken de bonte vliegenvangers weer, op weg naar hun 5000 km zuidelijker gelegen overwinteringsgebieden.

Het menu van de bonte vliegenvanger is wat diverser dan dat van de koolmees; vooral rupsen maar zeker ook (rozen-)kevers, vliegen en dazen. Het voedselaanbod kent duidelijk pieken en een perfecte timing is daarmee van groot belang. Als de jongen twaalf dagen oud zijn en het meeste voedsel nodig hebben, moeten de rupsen pieken.

Dat timen lukte zowel langeafstandstrekkers (de bonte vliegenvanger) als standvogels (koolmees) tot voor enkele decennia geleden prima. De klimaatverandering heeft echter de rupsenpiek verschoven van begin juni dertig jaar geleden naar 20 mei nu. “Maar daar waar de koolmees haar eileg beter kan aanpassen aan warme en koudere jaren – aanvankelijk overigens nog niet genoeg – vervroegde de bonte vliegenvanger aankomst- en eilegdatum aanvankelijk nauwelijks. De mismatch tussen voedselbehoefte en voedselpiek werd in eerste instantie steeds groter.”

Christiaan Both gaat langs nestkastjes op het Dwingelerveld. Op de foto noteert hij de gegevens van een vliegenvanger die hij in de hand houdt. Beeld Herman Engbers
Christiaan Both gaat langs nestkastjes op het Dwingelerveld. Op de foto noteert hij de gegevens van een vliegenvanger die hij in de hand houdt.Beeld Herman Engbers
Christiaan Both weegt een vliegenvanger. Beeld Herman Engbers
Christiaan Both weegt een vliegenvanger.Beeld Herman Engbers

Even is de vogelman afgeleid als een fors zwart-geel insect voorbijronkt. “Gele hommelroofvlieg. Geduchte jager. Grijpt zijn prooien in de lucht en verlamt ze met een flinke steek met zijn steeksnuit. Heel uitgekiend…”

Terug naar de vogels. De afgelopen vijftien jaar is de rupsenpiek niet verder vervroegd, maar is de bonte vliegenvanger wél blijven vervroegen. Hij arriveert nu eerder in ons land – vermoedelijk vertrekt ze eerder – en start ook eerder met broeden. In vergelijking met 35 jaar geleden komen de eerste bonte vliegenvangers nu twee weken eerder aan, en broeden ze gemiddeld ruim een week eerder. “Een enkeling arriveert bijzonder vroeg in het jaar. In het verleden, voor de klimaatverandering, was dat waarschijnlijk gevaarlijk omdat ze dan dood kon gaan van de honger. Tegenwoordig geeft dat haar juist de tijd om twee keer te broeden!”

51 april

Dit jaar verbraken twee bonte vliegenvangers alle records; ze legden op 20 april hun eerste ei. Both volgde duizenden en duizenden vogels, maar zag dit nog nooit eerder.

Banjerend door het bos waar nog steeds boomleeuweriken, zwartkoppen en fitissen zingen zijn we inmiddels op 50 meter afstand van nestkast 702 aangeland. Both vraagt ons achter te blijven zodat het bonte-vliegenvangervrouwtje niet te veel schrikt en daardoor het nest zou verlaten. Omzichtig sluipt hij verder. Het lukt. Hij pakt haar uit het nestkastje, wenkt: we mogen komen.

Voorzichtig vouwt hij de linkervleugel uit. Er blijken nogal wat ‘onderdelen’ te missen. Ze is al volop in de rui. Een boekje vol pietepeuterig, maar onleesbaar gekriebel gaat open en de bonte-vliegenvangerkenner ‘leest voor uit eigen werk’. “Ze arriveert 6 april – extreem vroeg dus –, legt op 20 april het eerste ei. Op 26 april het laatste van de zeven en begint met broeden. Doorrekenend betekent dat dat de jongen op 51 april twaalf dagen oud zijn en het meeste voedsel nodig hebben. Perfect getimed, want ook de rupsen pieken dan. De zeven jongen vliegen op 56 april uit. En dan komt het…!”

Hij stopt even met praten, zet na het nodige genoteer de vogel terug op het nest en lijkt zich dan opeens te realiseren dat voor normale mensen 51 of 56 april onbegrijpelijk zijn. Het is een truc van de onderzoekers om het rekenen te vereenvoudigen.

Hij gaat wat simpeler verder met het relaas van de avonturen van dit onderzoeksnest. Drie dagen nadat de jongen zijn uitgevlogen maakt het vrouwtje op het oude nest een nieuw nest; dropt de dagen erna vier eitjes; de eitjes waarop ze nu zit.

Een topprestatie, constateert Both, ook al is het tweede legsel wat kleiner. “En dan ruit ze ondertussen ook nog eens. Omdat ook ruien en dus de aanmaak van nieuwe veren veel energie kost, wacht de bonte vliegenvanger normaliter hiermee tot na het broedseizoen.”

Nest van een bonte vliegenvanger. Beeld Herman Engbers
Nest van een bonte vliegenvanger.Beeld Herman Engbers

Voor de vogels die twee legsels maken (nu nog slechts een enkeling) is uitstel tot na het tweede nest niet mogelijk. Het rui-tijdstip wordt namelijk bepaald door de interne klok van de vogel die op zijn beurt weer wordt aangestuurd door de daglengte, verklaart hij.

Het kan bijna niet anders of deze totale uitputtingsslag – twee keer eieren produceren, twee keer broeden, twee keer voeden én ruien – moet ten koste gaan van de overleving van de volwassen vrouwtjes. Dat is nog de vraag, zegt de onderzoeker. Omdat er in de duizend onderzoekskasten (verdeeld over Dwingelderveld en Drents-Friese Wold) tweede legsels pas een keer of tien zijn waargenomen en er dus nog veel te weinig gegevens zijn, waagt Both zich niet aan een uitspraak.

Slijtageslag of niet; vanuit het oogpunt van het aanpassingsvermogen van de soort is het volgens de onderzoeker in elk geval een slimme zet. Bij twee legsels vliegen er anderhalf keer zoveel jongen uit dan bij één legsel. De jongen zetten een vliegwiel in werking. Jongen van vroege ouders zijn waarschijnlijk genetisch geprogrammeerd ook vroeg in ons land te arriveren en met broeden te beginnen. Het aandeel vroegbroeders neemt dus toe en daarmee het aantal tweede legsels ook.

Het vroegere voorjaar

De bonte vliegenvanger lijkt daarmee te profiteren van de klimaatverandering en het vroegere voorjaar. Both merkt echter op dat bonte vliegenvangers van alle zangvogels die naar Afrika trekken het meest vervroegen. “Veel andere soorten lijken zich minder aan te passen, en de vraag is of die dit in de toekomst wel kunnen gaan doen, of dat er mogelijke beperkingen zijn waarom ze dit niet kunnen. Zouden ze bijvoorbeeld niet eerder vanuit Afrika kunnen vertrekken?

“En voor bonte vliegenvangers is er misschien ook wel een grens aan hun aanpassingsvermogen. Ik had ook absoluut niet verwacht dat de bonte vliegenvanger zich zó goed zou kunnen aanpassen aan het veranderend klimaat.”

De bonte vliegenvanger in het nestkastje broedt onverstoorbaar door. Haar man arriveert. Een eiwitrijk propje insecten wisselt van eigenaar.

Lees ook:

Bosbeheer speelt zwarte specht parten

Het gaat slecht met de zwarte specht. Lange tijd leek stikstof de boosdoener, maar eerste onderzoeksresultaten wijzen nu vooral naar de verandering van bosbeheer als oorzaak.

Melkveehouder Murk verkoopt zijn land aan vogelliefhebbers

Melkveehouder Murk Nijdam uit het Friese Wommels verkoopt zijn land. Aan vogelliefhebbers. Hij wil dat zijn weidegrond ook na zijn dood een paradijs blijft voor de skries, Fries voor grutto.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden