ColumnDolf Jansen
Een heerlijke tomaat uit het substraat
Ik neem u nog een keer mee naar het Westland, waar ik vorige week drie dagen doorbracht. Om mensen te spreken, op zoek te gaan naar echte duurzaamheid, en te begrijpen wat er eigenlijk gebeurt in die kassen. Die zijn natuurlijk behoorlijk doorzichtig, maar we weten er toch niet veel meer van dan dat er heel veel gas en elektriciteit naartoe stroomt, dat dat ons betaalbare groente oplevert, en natuurlijk dat people all over the world te pas en te onpas gelukkig worden dankzij trailers en vliegtuigen volgestouwd met Dutch flowers.
Ik ga het op deze plek hebben over voeding, met uw welnemen, omdat u aanstaande dinsdag ongetwijfeld al ruimschoots van bloemen wordt voorzien. #liefde #commercie
Er kan heel veel, is me duidelijk geworden. Wij kunnen heel veel. Waar een vierkante meter grond zes kilo tomaten oplevert, kun je uit een kas het dertienvoudige halen. Voor courgettes en minikomkommers geldt ongeveer hetzelfde. En de smaak van dit groen- en roodvoer kunnen we ook vrij vergaand beïnvloeden.
Maar wat we kunnen levert ook discussie op. Waar vooralsnog Monique Smit noch Wybren van Haga zich in gemengd heeft, maar veel anderen met enige influence natuurlijk wel. Het gaat vaak over de vraag wat echt duurzaam is, en meer nog over wat ‘echt voedsel’ is.
Verticaal boeren
Een van de ontwikkelingen die ik van dichtbij mocht zien, heeft te maken met verticaal boeren (een vertaling van vertical farming; dus deze term betekent op geen enkele manier dat ik de hardwerkende Nederlandse boer geen stoel of bed gun), met verbouwen vlak bij of zelfs in de stad. Urban farming, in dat geval.
Ik zag kassen met plateaus, meerdere boven elkaar. Op die plateaus groeit wat er moet groeien, wat we kunnen eten, en alle omstandigheden zijn perfect afgesteld op dat groeien: water, licht, voedingsstoffen, bodem. Waarbij mij vooral opviel dat ze vaak geen aarde (klei, potgrond, u weet wel) gebruiken, maar een geheel andere materie waar water en voeding uitkomt. ‘Substraat’ is de term die ik onthouden heb. Soms lijkt het op platen die je anders als isolatiemateriaal zou gebruiken, soms wordt het gemaakt van alles van de kokosnoot wat we niet kunnen eten. Sri Lanka heeft er een exportproduct bij, wij eten er (uiteindelijk) lekker van.
Niet biologisch
Wat ik als grote voordelen van deze manier van tuinbouw zag: het is veel gecontroleerder, verbruikt veel minder water, en het is op allerlei plekken − dus ook in en bij het groeiende aantal steden wereldwijd − toe te passen. Eén probleem: tomaten die niet feitelijk in de aarde groeien, mogen volgens de regels geen biologische tomaten heten. Hoe duurzaam je ze ook kweekt, en al gebruik je geen enkel chemisch bestrijdingsmiddel.
Eerder deze week maakten wij een grote pan soep met bovenvermelde tomaten. Het was, misschien wel omdat ik wist hoeveel moeite en liefde er in die rode vruchten zat, een van onze beste soepen ooit.
Dolf Jansen is cabaretier en schrijft wekelijks een column voor Trouw. Lees hier zijn columns terug.