Kunnen we het klimaat redden met ‘groene groei’ of is dat bij lange na niet genoeg en moet de wereld de broekriem aanhalen? Esther Bijlo ziet een richtingenstrijd ontkiemen die het wel heel simpel voorstelt als een keuze tussen meer of minder.
Alleen al afgelopen maand klonken vele harde waarschuwingen over de staat van de planeet. Twee derde van de populatie-omvang van zoogdieren, vogels, amfibieën, insecten en vissen is in de afgelopen vijftig jaar verdwenen, staat in de tweejaarlijkse Living Planet Index van het Wereld Natuur Fonds. De achteruitgang ging niet eerder zo snel. Een miljoen – van de acht miljoen – planten- en diersoorten dreigen uit te sterven. De Groenlandse ijskap smelt met recordsnelheid en is misschien niet meer te redden. Aan de westkust van Amerika woeden de hevigste bosbranden in de recente geschiedenis.
Die planeet zelf overleeft dat allemaal wel, het is de mensheid die gevaar loopt. Natuurvernietiging en klimaatverandering bedreigen direct de voedselproductie, de leefomgeving en de gezondheid van mensen. Dat is geen bangmakerij van een pessimistische milieu-activist. Het is hoe het is, vastgesteld in inmiddels honderden wetenschappelijke rapporten, onder meer onder de vleugels van het internationale klimaatpanel IPCC en het zusje voor de biodiversiteit IPBES.
Te midden van alle rampspoed was er ook goed nieuws: het tij valt nog te keren. Als aan de juiste knoppen gedraaid wordt, kan de wereld er in 2050 een stuk schoner en biodiverser bij liggen, stelde een groep wetenschappers afgelopen maand in het tijdschrift Nature. ‘Bending the curve’, heette hun voorzichtig optimistische artikel. Het kan nog, zeggen ze aan de hand van scenario’s, maar dan moet het hele voedselsysteem op de schop en is er veel meer natuur nodig. Duurzaamheid moet bij alles de norm worden. Dat komt neer op een totaal andere economie. Oftewel, zoals het IPBES het eerder formuleerde: de wereld moet zich afkeren van ‘het huidige beperkte paradigma van economische groei’.
De wetenschappers gaan niet zo ver dat ze krimp van de wereldeconomie bepleiten. Ze laten in het midden of ze aanhangers zijn van de toenemende ‘degrowth’-beweging. ‘Ontgroeien’ als medicijn tegen uitputting van grondstoffen en opwarming. De Britse hoogleraar Tim Jackson is een van aanvoerders van deze andere kijk op de economie. Hij schreef het boek Prosperity without growth, welvaart zonder groei. ‘Groene groei’ – op ongeveer dezelfde manier blijven produceren en consumeren maar dan met een groen randje – gaat het klimaat en de biodiversiteit bij lange na niet redden, stelt hij.
Wie dat wel beweert, laat de getallen niet genoeg tot zich doordringen, stelt de ‘ecologisch econoom’. Wie denkt dat groene groei mogelijk is, heeft te veel vertrouwen in het fenomeen ‘ontkoppeling’. Dat is het zo gewenste doorknippen van het verband tussen economische groei en CO2-uitstoot. Sommige rijke landen zijn al in staat gebleken economisch te groeien terwijl hun uitstoot daalt. Die prestatie, dankzij efficiëntie en technologie bereikt, is over de wereld te verspreiden: ziedaar de groene groei.
Een veel te rooskleurig visioen, legt Jackson uit. Op wereldschaal is nog geen spoortje van ontkoppeling waar te nemen. De hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer is nu 60 procent hoger dan in 1990. Sinds de financiële crisis van 2008 ging het minder hard, maar sinds 2017 stijgt de uitstoot weer met enkele procenten per jaar. Om nog op 1,5 graden opwarming aan het eind van deze eeuw uit te komen, waar de wereld naar streeft in het Parijs-akkoord, is er nog een ‘koolstofbudget’ van 420 gigaton. Als de economie op de huidige – pre-corona – voet doorgaat, is dat er in tien jaar doorheen gejast.
Wil de opwarming blijven bij die 1,5 graden, dan moet de hoeveelheid koolstof per euro economische groei met 14 procent per jaar omlaag gedurende de komende dertig jaar. Het beste wat een paar van de meest ontwikkelde landen tot nu toe hebben laten zien is iets minder dan 3 procent afname per jaar, rekent Jackson voor. Het is in theorie niet onmogelijk, de hele wereldeconomie ‘ontkoppelen’, maar het is ongelooflijk moeilijk en je kunt er niet van uitgaan, gezien de prestaties tot nu toe, dat het op tijd technologisch voor de bakker komt. Je zult dus, naast het ontwikkelen van oplossingen als betere batterijen en efficiëntere zonnepanelen, tegelijkertijd de economie anders moeten aansturen. Niet met productie en consumptie als maat der dingen, maar welzijn, gezondheid, sociale cohesie, gelijkheid.
Genoeg gegeten van de planeet
Een deel van de ontgroeiers trekt hardere conclusies. Er is geen tijd om te wachten op technologische verlichting. Westerse, rijke landen hebben nu wel genoeg gegeten van de planeet. Ze zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van de historische uitstoot en verbruik van grondstoffen. Die economieën moeten krimpen, ten gunste van de minder ontwikkelde landen die nu aan de beurt zijn en recht hebben op het nog resterende koolstofbudget om uit de armoede te komen, is de stelling van antropoloog Jason Hickel van de London School of Economics. Stel dat het inkomen per hoofd van de bevolking in de VS zou halveren, in reële termen, dan zou het nog ongeveer op dat van Europeanen uitkomen, stelt hij in een blog. “Dat is nauwelijks een dystopie te noemen.” Dat een deel van de Amerikanen in de praktijk nu nauwelijks het hoofd boven water kan houden, is een feit, erkent Hickel. Maar dat is een kwestie van verdeling.
Het zijn dit soort minder-betogen waar de haren van ecomodernisten en vooruitgangsdenkers recht van overeind gaan staan. De wereld is er in de twintigste eeuw enorm op vooruitgegaan, zo constateren ze in de recent verschenen bundel ‘Meer - Hoe overvloed de wereld juist duurzamer en welvarender maakt’. Globalisering, verstedelijking, individualisering, materiële welvaart, wetenschap en innovatie, hebben “hand in hand met sociale ontwikkelingen als de geboorte van mensenrechten”, van de wereld een “almaar betere en comfortabelere plek gemaakt”, staat in de inleiding. Natuurlijk zijn er problemen op te lossen, met klimaat en natuur, maar dat kan de mens. “We zijn er nog lang niet , maar als we doorzetten op het pad van vooruitgang en modernisering dan leeft over een paar decennia de hele wereld het goede leven.”
Dat betekent ‘meer’ van alles: meer economische groei, meer innovatie, meer technologie, meer mensen, meer ontwikkelingshulp, meer energie, meer intensivering, meer toerisme, meer overheid. De bundel is zowel een aanklacht tegen de soberheidspleidooien van klimaatactivisten, als tegen de neiging van rechts-populisten om de grenzen dicht te gooien en de wetenschap te wantrouwen.
Het levert een aantal verfrissende stukken op. Zoals over intensivering van de voedselproductie als mogelijke oplossing. Etagelandbouw, die minder beslag op de ruimte legt, kweekvlees dat een oplossing kan zijn voor voldoende eiwitten op het bord. Het zijn denkrichtingen die ook de wetenschappers van ‘Bending the curve’ aangeven om het voedselsysteem te veranderen.
‘Meer ontwikkelingshulp’ wijst op de successen van vaccinatiecampagnes in Afrika tegen bijvoorbeeld gele koorts en stelt het verwrongen beeld van een deel van Nederland aan de kaak dat belastingeuro’s voor ontwikkelingssamenwerking weggegooid geld zijn. ‘Meer overheid’ constateert dat de overheid noodzakelijk is voor succesvolle innovatie, die komt niet alleen vanuit de markt tot stand. En ‘Meer betutteling’ bepleit een suikertaks: zinnig overheidsingrijpen om het gedrag van mensen in een gezondere richting te beïnvloeden.
Zure kritiek op ‘links’
Optimisme is absoluut noodzakelijk om de klimaatcrisis en de biodiversiteitsramp te lijf te gaan. Alleen borrelt er door de bundel telkens een zurig soort luie kritiek op ‘links’ op dat dit zo noodzakelijke debat over ‘hoe verder’ niet vooruithelpt. Zo krijgt Milieudefensie een romantisch etiket opgeplakt als zou de milieuclub terug willen naar ‘de tijd dat de mens in harmonie leefde met de natuur, in kleine hechte gemeenschappen waar mensen naar elkaar omkeken’. De vooruitgangsdenkers maken terecht korte metten met kleinschaligheid als dé uitweg. Maar bepleit Milieudefensie dat dan? Die club hamert er vooral op dat de overgang naar schone energie voor de laagste inkomens en kleine bedrijven betaalbaar moet zijn. Een comfortabel huis zonder een hoge rekening, daar kan een modernist moeilijk tegen zijn.
‘Links’, een niet nader gedefinieerde vergaarbak, zou het rapport van de Club van Rome, ‘Grenzen aan de Groei’, omarmd hebben. Een omslag bracht het teweeg, die eerste waarschuwing uit 1972 dat de mens met zijn manier van leven de planetaire grenzen zou gaan overschrijden. Welvaart en groei was voor ‘links’ plots niet langer van belang, is de stelling. Welk links dan? Ooit in een verkiezingsprogramma van de PvdA of de SP een pleidooi voor economische krimp gelezen? Juist de arbeiderspartijen en de vakbeweging hebben met hun focus op werkgelegenheid relatief laat het klimaatprobleem, laat staan de natuurcrisis, ontdekt.
Daarnaast valt moeilijk vol te houden dat ‘Grenzen aan de Groei’ zoveel invloed heeft gehad, zoals in de bundel valt te lezen. De wereld heeft zich niets aangetrokken van de Club van Rome. Sinds begin jaren zeventig is de economie gestaag gegroeid, behoudens enkele economische crises die niets van doen hadden met welke groene invloed dan ook. Een beetje voorzichtig aan doen met grondstoffen, zoals de wetenschappers adviseerden, daar is het niet van gekomen. Wie naar een grafiek kijkt van het verbruik aan materialen in de wereld ziet die na 1982 steiler omhooggaan naar bijna 100 miljard ton in 2017. De bijbehorende uitstoot van broeikasgassen nam toe van zo’n 40 miljoen ton rond 1970 naar ongeveer 100 miljoen ton vorig jaar.
Vooralsnog kent het ‘vooruitgangsdenken’ weinig serieuze tegenstand, anders dan de bundel wat verongelijkt suggereert. Niet van consumenten, die best een moestuin om de hoek willen maar niet massaal de Jumbo of de Albert Heijn de rug toekeren. Niet van bedrijven, die wel klimaatdoelen stellen maar ook de aandeelhouders te vriend willen houden. Niet van regeringen, die de ernst van de klimaatcrisis erkennen maar het begrip ‘groene groei’ omarmen.
Perverse bijwerkingen
Het hele systeem van productie, consumptie en afdanken met al zijn ingebouwde of bewust aangebrachte prikkels om dat vervuilend te doen, blijkt heel moeilijk te veranderen. Dat is precies het grote dilemma waar de wereld nu voor staat. Al die alarmerende rapporten zijn duidelijk, het moet anders, maar hoe? Die ingewikkelde vraag verdient het veel meer om in debat te gaan met de ‘ontgroeiers’ in plaats van op ze af te geven. Het zijn doorgaans geen bevechters van autarkische communes, zij constateren dat een economie sturen op groei in bruto binnenlands product perverse bijwerkingen heeft.
In rijke landen slaagt het economisch systeem er bovendien niet goed meer in het leven van mensen te verbeteren. De ongelijkheid binnen westerse landen is toegenomen, de bovenste rijke laag een stuk rijker, de midden- en lage inkomens krijgen een steeds kleiner deel van de koek, zo heeft de Franse econoom Thomas Piketty aangetoond. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de dikte van de portemonnee maar ook voor kansen op goed onderwijs, een fatsoenlijke woning en een gezond leven. Het welzijn van mensen in rijke landen gaat niet meer gelijk omhoog met de welvaart.
Modernisten lijken de misvatting aan te hangen dat economische groei ter discussie stellen, gelijkstaat aan afkeer van vooruitgang. Dat het ‘minder’ is tegenover ‘meer’. Maar het kan ook ‘anders’. Het klinkt vast te weinig spannend, maar dat is wat als de wiedeweerga nodig is wil de planeet leefbaar blijven. Het gaat de ontgroeiers, de kritische groei-beschouwers en de vooruitgangsdenkers tenslotte uiteindelijk om hetzelfde: het goede leven, voor iedereen.
‘Meer’
Het boek ‘Meer - hoe overvloed de wereld juist welvarender en duurzamer maakt’, waarover Esther Bijlo in dit essay schrijft, is volgens samensteller Hidde Boersma ‘een pleidooi voor vooruitgang, vernuft en modernisering, in tijden dat zowel rechts als links lijken te verlangen naar de overzichtelijkheid en harmonie van vroeger’. Aan het boek werkten onder meer Maarten Boudry, Gerard Govers, Sebastien Valkenberg, Mirjam Vossen en Joost van Kasteren mee.
Hidde Boersma e.a.
Meer
Nieuw Amsterdam; 256 blz, € 24,99
Lees ook:
Met een duurzame rekenmethode hopen banken de biodiversiteit te redden
De financiële sector begint oog te krijgen voor de risico’s van soortenverlies en natuurvernietiging. Nederland is voortrekker, een rekenmethode om beleggers en banken te helpen is in de maak.
Er is nog hoop voor bedreigde soorten, maar dat vraagt nogal wat
Als we onze samenleving zo reorganiseren dat duurzaamheid de norm is, valt de neergaande lijn van de biodiversiteit nog om te buigen.