De windmolenziekte bestaat wel in Australië, maar niet in Europa
Down Under gaan omwonenden van windturbines frequent gebukt onder duizeligheid, oorsuizingen, hoofdpijnen en geheugenverlies. De gezondheidsklachten worden toegeschreven aan ronddraaiende windturbines. Er is zelfs een naam voor: WTS, het Wind Turbine Syndroom. In Europa speelt dat probleem nauwelijks. Hoe kan dat, vraagt de Australische econoom Neil Barrett zich af.
Barrett, die jarenlang lid was van het elektriciteitsbedrijf van de Australische staat Victoria, vroeg politici in Denemarken en Duitsland naar hun mening. In de twee Europese landen wordt op veel grotere schaal windenergie gewonnen dan in Australië. De politici bevestigden zijn beeld: er wordt in Europa weinig geklaagd over gezondheidseffecten van windmolens, het is geen serieus onderwerp. Áls er klachten zijn, gaan die over horizonvervuiling, aantasting van het landschap en teloorgang van de leefomgeving.
Barrett vroeg ook de Amerikaanse windexpert Paul Gipe om zijn visie. Gipe, sinds 1976 razend actief in de (wind-)energiesector en auteur van zeven goedverkochte boeken over duurzame energie, heeft een haast té simpele verklaring: Denen en Duitsers lezen volgens hem bijna geen Engels en worden daardoor niet beïnvloed door de Engelstalige antilobby tegen duurzame energie.
"Dát is de reden dat Duitsers, Denen en Spanjaarden niet met duizenden tegelijk omvallen door dementie vanwege windmolens: ze worden niet vergiftigd door de antilobby, die zich inmiddels ook al richt op zonne-energie. Het is misselijkmakend", aldus Gipe, in een artikel dat Barrett onlangs plaatste op de onafhankelijke nieuwssite Independent Australia.
Gezondheidsaspecten
Barrett analyseerde in Duitsland 44 internetsites van actiegroepen tegen windenergie. De weerstand tegen windparken concentreerde zich op de aantasting van natuur en landschap. "Op nog niet de helft van die sites werd maar in één of twee zinnen over de gezondheidsaspecten gesproken."
Nee, dan Australië. Daar liep in 2009 de bevolking van het plaatsje Waubra in de staat Victoria te hoop tegen een plan voor de bouw van een windpark met 128 turbines van anderhalve megawatt elk. De bewoners, zelfs al woonden ze op grote afstand, klaagden over slapeloosheid. De aandoening heette al spoedig de Waubra Ziekte.
In enkele Australische staten zijn wetten in voorbereiding die huiseigenaren het recht geven een veto uit te spreken over de bouw van windturbines binnen een straal van twee kilometer van hun woning. In de staat Victoria zijn diverse regio's tot verboden terrein verklaard voor windturbines. "Het gevolg is", aldus Barrett, "dat de ontwikkeling in Australië, toch een van de beste landen ter wereld voor windenergie, merkbaar vertraagt". Het waait gewoonlijk hard in Australië en het land is dun bevolkt.
Het dichtbevolkte Duitsland haalt ongeveer 20 procent van de totale energiebehoefte uit duurzame bronnen, waarvan ruim een derde (7,5 procent) uit windenergie. Denemarken zit op 33 procent, waarvan 20 procent uit wind. In Australië wordt twee procent van de energievraag uit wind gewonnen; het totaal aan elektriciteit uit duurzame bronnen haalt nog niet de 10 procent.
Noodzaak van duurzame energie
Barrett heeft zelf enkele verklaringen voor het mildere Europese klimaat voor windenergie in Europa. De angst voor kernenergie zou hier groter zijn en ook zijn de Denen en Duitsers volgens hem veel meer bezig met de klimaatgevolgen door grootschalig gebruik van fossiele brandstoffen. De weinigen die geluidhinder ervaren van windturbines zouden dit makkelijker accepteren, omdat de noodzaak van duurzame energie sterker zou worden gevoeld in Europa. Verder denkt Barrett dat in Denemarken en Duitsland de lobby van de oliemaatschappijen tegen duurzame energie veel minder krachtig is dan in Australië, Canada en de VS.
De Europeaan die zijn vrije uitzicht bedorven ziet door malende wieken van een 150 meter hoge 3 megawatt molen wordt niet ziek, maar raakt hoogstens stevig in de stress, denkt een Nederlandse expert.
Nederland moet volgens doelstellingen van de regering in 2020 14 procent van de energiebehoefte uit duurzame bronnen halen. Op dit moment leveren windmolens nog maar ruim 4 procent, en dat moet in 2020 het dubbele zijn. Er zijn plannen voor enorme windparken op het land, onder meer in Groningen en Drenthe. In beide provincies is er veel weerstand, vooral vanwege de aantasting van het landschap.
'Windturbinesyndroom bestaat niet'
Ook bij de tegenstanders in het Noorden spelen de gezondheidsaspecten geen overheersende rol. Dat is ook wel begrijpelijk, zegt natuurwetenschapper Frits van den Berg. Hij promoveerde in 2006 in Groningen op de effecten van het geluid van windmolens op omwonenden. Er is nauwelijks onderzoek dat zoiets als een windmolenziekte ook maar aannemelijk maakt. Het windturbinesyndroom, in 2009 uitgevonden door de Amerikaanse kinderarts Nina Pierpont (ze schreef er een fier boek over), bestaat niet.
Slapeloosheid, hoofdpijn, evenwichtstoornissen, duizeligheid, misselijkheid, oorsuizingen, druk op de oren, geheugen- en concentratieproblemen en angst, zijn symptomen die zich voordoen bij overmatige stress, zegt Van den Berg, tegenwoordig senior adviseur milieu en gezondheid bij de GGD in Amsterdam.
"Ik heb de indruk dat het hier echt gaat om stress. Er zijn mensen die onevenredig veel last hebben van windmolens. Hun leefomgeving wordt aangetast. Voor mensen in de directe omgeving zijn windturbines naar verhouding hinderlijker als geluidsbron dan vliegtuigen of verkeer. Het geluid is constant en het fluctueert. Het lijkt ook op het geluid van de bassen die je hoort als de buurjongen zijn muziek te hard heeft staan. Overdag is het geluid minder goed te horen, omdat het dan opgaat in achtergrondgeluiden en ruisende bomen. Uit onderzoek is ook gebleken dat het geluid van windturbines na zonsondergang sterk toeneemt omdat er dan in de hogere luchtlagen meer wind staat. Ze draaien dan harder. Dat is onweerlegbaar."
Van den Berg toonde in 2006 aan dat mensen die zelf economisch voordeel hebben van een windmolen - zoals de grondeigenaar die een turbine plaatst - doorgaans de minste overlast ervaren. Hun klinken draaiende turbines als muziek in de oren, 'je kunt er lekker op slapen', zeggen ze, 'het is ritmisch, rustgevend'. De hinder doet zich vooral voor bij de mensen die niet aan een turbine verdienen.
Van den Berg vindt het storend dat overheden en ontwikkelaars van windparken de weerstand van omwonenden afdoen als een reactie in de categorie 'not in my backyard' (niet in mijn achtertuin). "Het is prijzenswaardig dat mensen opkomen voor de eigen leefomgeving. Een boer kan met een geavanceerde windmolen zijn inkomen opkrikken en die ervaart een windmolen soms als een werkelijke verrijking van het landschap. Voor de omwonende die zijn brood er niet mee verdient en juist geniet van de rust op het platteland, kunnen die ondingen de mooie omgeving juist verpesten. Beide visies zijn begrijpelijk en bestaan naast elkaar, maar komen nogal eens in conflict bij plannen voor een windpark. Het probleem is dat er bij de ontwikkeling van windparken eigenlijk geen inspraak is. Er is grond beschikbaar, er zijn geïnteresseerde exploitanten en eigenlijk is er vervolgens vaak geen ruimte meer om te kijken naar alternatieve locaties."
Van den Berg hoopt dat de stad waar hij werkt, Amsterdam, dat beter gaat aanpakken. Energiewethouder Maarten van Poelgeest maakte onlangs zijn windvisie bekend: er moeten in de hoofdstad zeker nog 36 grote windmolens bijkomen, zodat uiteindelijk een derde van de Amsterdamse huishoudens kan 'draaien' op windenergie. "Je moet omwonenden serieus nemen en ze diepgaand bij de plannen betrekken", zegt Van den Berg.