De weg van Bleker loopt dood
Vogelbescherming begint vandaag een proces tegen de staat omdat die weigert de Hedwigepolder onder water te zetten. Volgens hoogleraar Jonathan Verschuuren kan de ontpoldering helemaal niet worden tegengehouden, en ontbreekt het slechts aan politieke moed.
De alternatieven van het kabinet voor de ontpoldering van de Hedwigepolder zullen juridisch gezien onherroepelijk schipbreuk lijden. In een procedure bij het Internationaal Gerechtshof of het Permanente Hof van Arbitrage zal het kabinetsbesluit zeker niet standhouden.
Ook in de zaak die vandaag door Vogelbescherming is aangespannen bij de Nederlandse rechter staat het kabinet zwak, omdat internationale verdragen die door Nederland zijn geratificeerd volgens onze Grondwet een volwaardig onderdeel zijn van het Nederlandse recht en dus door Nederlandse rechters zullen worden toegepast.
Volgens professor Jonathan Verschuuren van de Universiteit van Tilburg vertoont de juridische bijlage in het Deltares-rapport over de Westerschelde dat staatssecretaris H. Bleker vrijdag presenteerde, op zijn zachtst gezegd 'de nodige gaten'. Verschuuren is hoogleraar internationaal milieurecht en autoriteit op het gebied van internationale milieuverdragen. In het rapport van vrijdag wordt regelmatig naar zijn publicaties verwezen. Volgens Verschuuren, die momenteel onderzoek doet aan de universiteit van Sydney, komen de juristen in het rapport van Bleker tot de onjuiste conclusie dat een streep door de ontpoldering van de Hedwige juridisch mogelijk is en dat de alternatieven op zich kunnen laten wachten.
"Met de ondertekening van het verdrag met België heeft Nederland zichzelf in een tijdklem geplaatst", aldus Verschuuren. "In de tekst is opgenomen dat de Hedwigepolder, als jongste polder en grenzend aan natuurgebied het Verdronken Land van Saeftinge, onder water wordt gezet en dat daarmee op zijn laatst in 2010 zal worden begonnen. Nederland heeft de termijn dus al overschreden en is daar juridisch op aan te spreken."
Het Deltares-onderzoek gaat vervolgens helemaal voorbij aan de verplichtingen van de overige internationale verdragen op het gebied van natuur- en milieubescherming, die ook de ontpoldering van de Hedwige eisen in het kader van een groter geheel. "Nederland heeft volgens die verdragen de plicht de kwaliteit van het estuarium in de Westerschelde te herstellen. Die kwaliteit is door de voortdurende uitbaggering inmiddels zo slecht, dat grootschalige compensatie binnendijks onontkoombaar is."
In de zogeheten ontwikkelingsschets die ten grondslag ligt aan het verdrag met de Belgen, wordt ervan uitgegaan dat voor de langere termijn aan de Nederlandse zijde maar liefst 3000 hectare moet worden aangekocht en ontwikkeld tot natuur. De oppervlakte van het estuarium van de Westerschelde moet worden vergroot, zegt Verschuuren, en dat kan alleen door polders weer om te zetten in schorren, wat ze van oorsprong zijn geweest.
Nederland zit als het ware aan twee kanten gevangen, door het verdrag met de Belgen, en de internationale verdragen die de natuur beschermen. En de smalle steeg naar de enige oplossing - ontpoldering - loopt dood omdat de publieke opinie en de politiek tegen zijn. Vogelbescherming op haar beurt blokkeert in deze beeldspraak de enige ingang omdat zij vandaag de staat voor de rechter heeft gedaagd en uitvoering van alle verdragen eist.
"Ik kan maar moeilijk de kwade gedachte onderdrukken dat het kabinet met dit besluit zijn straatje wil schoonvegen en niet de verantwoordelijkheid durft te nemen om uitvoering te geven aan besluiten die door vorige kabinetten, met instemming van het parlement, zijn genomen. Die zijn daarom juridisch onontkoombaar, maar kunnen politiek op dit moment niet op veel gejuich rekenen", zegt Verschuuren.
Maar voor die vlucht zijn in het rapport wel rare sprongen gemaakt. Het loslaten van het tijdspad was er één, de versnippering aan alternatieve locaties die samen niet eens de verplichte oppervlakte van het natuurherstel halen is twee. Maar Verschuuren vond er nog een. In het hele Deltares-rapport wordt namelijk niet één keer gerept over het Verdrag van Ramsar, het zogenoemde Wetlandsverdrag.
België bracht al in 1984 delen van de Schelde onder dit verdrag, Nederland volgde in 1995 met de aanwijzing van het Verdronken land van Saeftinge en bracht in 2000 de rest van de Westerschelde onder de bescherming van dit verdrag, inclusief de diepe wateren als de vaargeul. In 2008 heeft Nederland bij de andere landen die partij zijn bij dit verdrag, gemeld dat ontpoldering van de Hedwige in uitvoering is genomen als nodige herstelmaatregel voor het in slechte staat verkerende gebied. "Het zou een blamage zijn als Nederland, dat Den Haag graag als mondiale hoofdstad van het internationale recht ziet, en zich altijd als een sterk voorvechter van dit Wetlands-verdrag heeft willen zien, door de handhavers van deze overeenkomst op de vingers zou worden getikt."
En dan is er nog de Europese Commissie. Uit het Deltares-rapport blijkt dat de Europese Commissie natuurontwikkeling in de Hedwigepolder deels ziet als een compenserende maatregel voor de schade die is aangericht door de verdieping van de vaargeul ten behoeve van de haven van Antwerpen. "Omdat Nederland wel de vaarweg heeft verdiept, maar niet tegelijkertijd natuurherstel heeft gepleegd, was de commissie een juridische procedure tegen Nederland begonnen. Deze is beëindigd toen het toenmalige kabinet besloot om de Hedwigepolder te ontpolderen. Bleker zal heel wat overredingskracht in huis moeten hebben om de commissie te beletten deze procedure voor het Hof van Justitie van de EU weer op te starten."
Estuarium
Een estuarium is een verbrede riviermonding waarlangs de getijdegolf binnendringt. Kenmerkend voor estuaria zijn de eb- en vloedbewegingen en de menging van zout zeewater en zoet rivierwater.
De Schelde is één van de laatste en meest natuurlijke estuaria van West-Europa. Beginnend (in Frankrijk) als een vrij smalle rivier wordt ze stroomafwaarts richting Gent langzaam breder. Opvallend zijn de getijden op de Schelde - vanaf Gent, omdat daar sluizen en stuwen het getij tegenhouden. Vanaf Gent staat de rivier rechtstreeks in verbinding met de zee, zonder sluis of stuw. Tussen Gent en de Belgisch-Nederlandse grens heet de Schelde daarom de Zeeschelde - daarnaast bestaat het Schelde-estuarium uit de Westerschelde, het deel van de stroom in Nederland (tussen de Belgisch-Nederlandse grens en de monding).
Het ongewone aan de Schelde is dat de getijden van de zee heel diep landinwaarts waar te nemen zijn, tot aan het sluizencomplex van Gent, zo'n 160 km van de zee. Zelfs in de zijrivieren van de Schelde zoals Durme, Rupel, Nete en Zenne zijn er metershoge verschillen tussen hoog en laag tij.
Het verschil tussen de monding van de Schelde en die van de Amazone en de Nijl zit in de waterafvoer. In de riviermondingen van de Amazone en de Nijl overheerst de rivierafvoer. Die rivieren monden in de zee uit met een relatief zwakke getijdenbeweging. Bij de Schelde is dat niet het geval.
Slikken en schorren
Slikken worden gevormd door slib uit de rivier en de zee en komen bij hoogwater vrijwel helemaal onder water. Bij eb vallen ze droog. Slikken grenzen aan de dijk en ze zijn bijzonder voedselrijk. Vele duizenden vogels foerageren bij laagwater op deze drooggevallen gebieden. Dan zijn daar ook rustende en zonnende zeehonden te verwachten. Bij hoogwater, als de platen grotendeels onder water liggen, zijn ze van belang als voedselbron voor onder meer (plat)vissen. Schorren liggen buitendijks en zijn door opslibbing hoger komen te liggen dan slikken. Ze worden dan ook niet dagelijks overspoeld. Alleen bij springtij komen ze onder water. Wel loopt het zoute water dagelijks via diepe geulen het schor binnen. Daardoor hebben de schorren een zilt karakter en bestaat de vegetatie uit zoutminnende planten. Dat zijn geen planten die dol zijn op zout, maar die door speciale aanpassingen met het hoge zoutgehalte weten te leven. Op de schorren broeden kustvogels, zoals sterns en plevieren. Bovendien fungeren zij als hoogwatervluchtplaats voor de vogels, die bij laagwater op de platen en slikken naar voedsel zoeken.