De paardebloem kleurt de velden niet meer geel, zoals vroeger
Slechts in enkele weilanden rollen paardebloemen nog hun traditionele, gele tapijten uit. Hun teloorgang baart botanici zorgen, maar het Workumer Nieuwland is een bloemrijke enclave.
"Als ze er net als vorig jaar weer staan, krijg je hier drie soorten moeraspaardebloemen te zien!" Paardebloem-expert Karst Meijer verheugt zich zichtbaar als we het Workumer Nieuwland betreden, een vochtig graslandje van Staatsbosbeheer in Zuidwest-Friesland. "Ja, hier staat Taraxacum palustre", roept hij na enige tijd, hurkend in het vochtigste hoekje achterin. Tussen de bloeiende orchideeën en andere zeldzaamheden hurkt hij bij een paar paardebloemen met een iets kleinere en lossere bloem dan de overbekende paardebloemen die zelfs tussen trottoirtegels opkomen.
Na enig gebukt speurwerk vindt Meijer ook Taraxacum frisicum, de Friese moeraspaardebloem. "Die is nog zeldzamer", zegt Meijer. "Ze komen voor op drie plekken in Friesland en verder nergens ter wereld. Deze heeft iets rodere omwindselblaadjes dan palustre, en met witte zijvliesjes." Voor de getrainde botanicus is het subtiele verschil zo klaar als een klontje. De verschillen tussen beide moeraspaardebloemen en de gewone paardebloem zijn groter. Zo hebben de laatste meestal grotere bloemen en bredere, diep gelobde bladeren.
Het meest essentiële verschil is de stand van de omwindselblaadjes, de groene blaadjes vlak onder de bloem. Bij gewone paardebloemen krullen die om, van de bloem af, en wijzen ze naar beneden. Bij moeraspaardebloemen blijven ze overeind staan, strak tegen de bloem geplakt. "Er zijn tussenvormen van weer andere soorten", vertelt Meijer. "Globaal kun je zeggen dat hoe strakker die omwindselblaadjes zitten, des te kieskeuriger en zeldzamer de soort is."
Geen beginnen aan
Er zijn zoveel soorten paardebloemen, dat ze zijn gegroepeerd in secties, anders is er geen beginnen aan. Moeraspaardebloemen zijn zo'n sectie, die zes soorten omvat. Meijer vertelt dat er in Nederland minstens driehonderd soorten paardebloemen voorkomen en waarschijnlijk wel duizend. "Voor zover ze niet uitgestorven zijn", sombert hij. "Uit de meeste weilanden zijn ze verdwenen. Kortgeleden stonden er in elk weiland algauw zestig verschillende soorten!"
Zelfs de huis-, tuin- en keukenpaardebloemen Taraxacum officinale die betreding, begrazing en vervuiling verdragen, kunnen de enorme hoeveelheid drijf- en kunstmest en het vele maaien niet meer aan. Slechts in enkele weilanden rollen ze nog hun traditionele, gele tapijten uit. Hun teloorgang baart Meijer zorgen, want zonder paardebloemen zijn er nauwelijks insecten. En zonder insecten geen vogels.
Van bijna iedere paardebloem die we bekijken zwermen enkele insecten op. Vliegen vooral, die weer het voedsel zijn van gruttokuikens. Er alarmeren dan ook grutto's boven ons hoofd, die ergens een kuiken hebben. Ook kieviten, graspiepers en veldleeuweriken zijn present. Het Workumer Nieuwland is een bloemrijke enclave in het steriele platteland, waar de laatste weidevogels zich verdringen.
Allesbehalve ordinair
"De meeste mensen weten niet dat de paardebloem er in zoveel soorten is, laat staan dat ze de verschillen kennen." Daarom heeft hij andere plantenkenners warm gemaakt voor de paardebloemen. Dat viel niet mee, want die ordinaire paardebloemen worden doorgaans niet interessant gevonden; het zijn geen orchideeën.
"Iemand moet ze in kaart brengen", vindt Meijer. "Anders sterven ze ongemerkt uit. Maar het is geen gemakkelijke plantengroep, het kostte mij tien jaar om de kenmerken van moeraspaardebloemen te herkennen en beschrijven." Hij heeft een determinatiesleutel geformuleerd en wist daar zes andere plantenkenners warm voor te maken. Met hen inventariseert hij om te beginnen Friesland. De groep liefhebbers die beseft dat paardebloemen allesbehalve ordinair zijn breidt zich uit, want, zoals Meijer zegt: "Als je eenmaal een moeraspaardebloem hebt gevonden, ben je verkocht."
Moeilijke groepen
Meijer begon met paardebloemen in 1981. "Ik kende toen de complete Nederlandse flora en ook alle tuin- en kamerplanten", vertelt de botanist die in zijn levensonderhoud voorziet als hovenier. "Ik wilde meer. Toen ben ik met bramen en paardebloemen begonnen, twee moeilijke groepen met vele, gelijkende soorten. En 's winters wil ik ook graag het veld in, dus dan bestudeer ik mossen."
In de 'Atlas van de flora van Friesland', een standaardwerk van de Friese onderwijzer D.T.E. van der Ploeg, zag Meijer allerlei groeiplaatsen van moeraspaardebloemen, rond onder meer het Sneekermeer en in de Oude Venen bij Eernewoude. "Die plekken heb ik met mijn team vrijwilligers allemaal bezocht maar nergens is nog een moeraspaardebloem te vinden."
Van der Ploeg is de ontdekker van de Friese Paardebloem. Hij liet zijn leerlingen in de jaren vijftig planten meenemen voor een herbarium. Daar zaten paardebloemen tussen met ongekend strakke omwindselblaadjes. Het bleek een nieuwe soort te zijn, nooit eerder beschreven en nu zeer zeldzaam. "Kun je nagaan hoe algemeen ze toen moeten zijn geweest!", roept Meijer.
Moeraspaardebloemen zijn de meest kritische van alle paardebloemensecties. Ze groeien uitsluitend in voedselarme, drassige grond waar kalkhoudend en een tikkeltje zout kwelwater opborrelt. Het Workumer Nieuwland is een voormalige kwelder langs de Zuiderzee, waar blijkbaar nog steeds zout in de grond zit. In 2015 zijn de zeldzame paardebloemen er ontdekt.
Meijer, geholpen door zijn paardebloemgenootschap, begon toen een zoektocht door Friesland. In het Workumer Nieuwland vonden ze aardig wat Palustres, en warempel een heleboel Friese! In de Bocht van Molkwerum vonden ze beide soorten eveneens, in kleinere aantallen. Het jaar erop was de score in het Workumer Nieuwland nog hoger. Bovendien ontdekten de floristen daar bij de vele Frisiums en Palustres een derde moeraspaardebloem, van een soort die al 25 jaar niet meer in Nederland gevonden was: de Engelse moeraspaardebloem (Taraxacum anglicum). Meijer was euforisch. Die Engelse is de derde soort moeraspaardebloem die hij me in het vooruitzicht had gesteld.
Bagger
De plantenman zakt om de haverklap door zijn knieën en heeft hij al tientallen moeraspaardebloemen en diverse soorten uit andere secties geïdentificeerd, maar die derde soort mist nog. "Hier stond het er vorig jaar vol mee", zegt hij, wijzend op de strook grond langs de aangrenzende sloot. "Precies hier waar die baggertroep gestort is." Bagger uit de sloot is voedselrijk en dodelijk voor moeraspaardebloemen. Dit is de enige plek in Nederland waar de Engelse moeraspaardebloem ooit gevonden is, en daar wordt simpelweg bagger gestort.
We zoeken de hele slootrand af. Er staan diverse gewone soorten, maar 's lands enige groeiplaats van Engelse moeraspaardebloemen lijkt te zijn vernietigd. Maar dan ineens: "Ja, dit is hem!" Meijer roept het uit. "Toch nog!" Vlak naast een bos rietstengels en zwarte modderkluiten staat de bloem te bloeien en Meijer te stralen. Het is een echte moeraspaardebloem, strak in zijn omwindselblaadjes. Maar deze heeft veel grotere en bredere bladeren dan de ragfijne van Palustre en Frisicum. Bladeren op een kale nerf, ongevleugeld, zoals Meijer het noemt.
Lees ook: Geheel onterecht werd de paardebloem de risée van de botanische wereld
Op zonnige, warme plekjes bloeien de eerste paardebloemen, maar veel zijn het er niet. Na de aanhoudende lentekou zijn ze laat. Ooit was dat gewoon: volgens oudere plantenboeken bloeien paardebloemen van half april tot eind mei. De laatste jaren waren ze een maand vroeger.