Limburg heeft de knoflookpad voor uitsterven behoed. Beeld Getty Images/iStockphoto
Limburg heeft de knoflookpad voor uitsterven behoed.Beeld Getty Images/iStockphoto

Jelles WeekdierKnoflookpad

De knoflookpad heeft geen gifklieren, maar kan wel behoorlijk geuren

Jelle Reumer

Limburg is in veel opzichten een bijzonder onderdeel van Nederland. Nee, ik heb het niet over het voor veel Hollanders onverstaanbare Limburgs of over de gezellige bourgondische uitstraling van Maastricht. Ik heb het over de natuur van vooral het zuidelijke deel van de provincie. Die is nergens anders in ons land te vinden.

Om te beginnen verschilt de geologische ondergrond, dankzij de kalkafzettingen van het Limburgse krijt. Er zijn ook lössbodems en op een enkele plek komt zelfs oeroud gesteente uit de steenkooltijd aan de oppervlakte. Er zijn de heuvels die zorgen voor bezonde zuidhellingen en minder zonnige noordhellingen.

Maar vooral de geografische ligging is bijzonder. Zuid-Limburg steekt als een naar beneden wijzende vinger omlaag in de richting van het zonnige zuiden, een appendix gelegen tussen Duitsland en België. Biogeografisch gezien is Limburg eerder een deel van de Ardennen dan van onze rivierdelta.

Voorbehouden aan de oude stadsmuren van Maastricht

In Limburg komen diverse soorten voor die elders in Nederland niet voorkomen. De muurhagedis, waar je in het Middellandse Zeegebied over struikelt, komt alleen voor op de oude stadsmuren van Maastricht en nergens anders in ons land. De eikelmuis, de hazelmuis, de hamster, Bechsteins vleermuis, de grijze grootoorvleermuis, de ingekorven vleermuis, de vuursalamander, de knoflookpad, de geelbuikvuurpad, de vroedmeesterpad, de elrits: ze komen elders soms ook wel voor, maar de nadruk van hun verspreiding ligt in Limburg.

Maar net als overal staat de biodiversiteit er onder druk. Gelukkig wordt daar iets aan gedaan. De provincie Limburg meldde dat men er in is geslaagd diverse soorten voor uitsterven te behoeden – uitsterven dan begrepen binnen de Nederlandse landsgrenzen, want veel van zulke soorten komen in Zuid- of Midden-Europa wel algemener voor.

Een woordvoerder van de provincie vertelde dat soorten als de hamster, de eikelmuis, de geelbuikvuurpad, de vroedmeesterpad en de knoflookpad dankzij speciale fokprogramma’s voor verdwijnen zijn behoed.

Onwelriekende geur afscheiden bij gevaar

Bij de naam van de knoflookpad, Pelobates fuscus, dwalen de gedachten onwillekeurig af in zuidelijke richting, naar streken waar aioli en pan con ajo wordt gegeten, maar dat is onterecht. Limburg is niet het meest noordelijke, maar het meest westelijke puntje van het verspreidingsgebied.

Deze mooie amfibie komt voor in een brede strook van Nederland via Midden-Europa tot in Kazachstan, voorbij de Oeral. Hij dankt zijn naam aan de ietwat onwelriekende, aan knoflook herinnerende geur die bij gevaar wordt afgescheiden door klieren in de huid. In tegenstelling tot andere paddensoorten hebben ze geen gifklieren achter de kop.

De knoflookkikkertjes worden van kop tot stuit niet groter dan zo’n zes à zeven centimeter en worden gekenmerkt door grote Kermit-achtige uitpuilende pogen met een oranje iris en een verticale spleetvormige pupil. Padden en kikkers, waaronder ook deze knoflookpadjes, zijn amfibieën die hun jeugd doorbrengen als kikkervisjes en tijdens een gedaanteverwisseling pootjes en longen krijgen en hun kieuwen en staart verliezen.

Dat laatste heeft de grote groep van de kikkers en padden de wetenschappelijke naam Anura opgeleverd, letterlijk: zonder staart. Dat is een anatomische overeenkomst met mensen, die weliswaar niet zelf tot de staartloze Anura behoren, maar ze wel kunnen beschermen.

Jelle Reumer is paleontoloog. Voor Trouw bespreekt hij iedere week een dier dat het nieuws haalt.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden