Henk Looijestein en Annemarie Vels Heijn hebben voor het tulpenmuseum in Lisse een tentoonstelling gemaakt over de tulpenkoorts. Beeld Maartje Geels
Henk Looijestein en Annemarie Vels Heijn hebben voor het tulpenmuseum in Lisse een tentoonstelling gemaakt over de tulpenkoorts.Beeld Maartje Geels

ExpositieTulpenkoorts

De heroïsche reis van de tulp: ‘Het is geen verhaal van wilde hysterie en gekte’

Vanaf vandaag te zien in Museum de Zwarte Tulp: Tulpenkoorts – Het ware verhaal. De tentoonstelling laat een ander licht schijnen op de 17de-eeuwse tulpengekte. Toch: ‘Zo’n tulp, wat is dat nou? Hoe kan zo’n bloembol zoveel teweegbrengen?’

Louël De Jong

De bollenvelden tussen Hillegom en Lisse liggen er verlaten bij. Stro en plastic bedekken de landerijen om de bollen te beschermen tegen vrieskou. Maar kom in april nog eens terug, dan gloren hier rijen kleurige narcissen, tulpen en hyacinten. Dit is het hart van de Bollenstreek. Nog altijd. Ondanks dat bloembollen tegenwoordig ook in de kop van Noord-Holland, Drenthe en de Flevopolder worden geteeld.

Zelfs in het Zuid-Amerikaanse Chili zijn bollenvelden. Maar de handel gaat via Nederland en de meeste exporteurs zitten nog altijd in Hillegom en Lisse. Ook hier sinds 1860: de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB) die onder meer onderzoek doet naar ziekten en verduurzaming van de bloembollenteelt.

Oorsprong in Centraal-Azië

Dat juist deze kuststrook tussen Haarlem en Leiden het centrum werd, komt door de bodem. “Bloembollen groeien hier zo goed vanwege de kalkhoudende, schrale zandgrond. Ook is het waterdoorlatend, met name tulpen houden niet van nat. En de koele zeelucht speelt een rol. Tulpen zijn oorspronkelijk bergbloemen uit het hoge Pamirgebergte in Centraal-Azië. Met Turkse volkeren zijn de tulpenbollen meegekomen naar het Westen”, vertelt Henk Looijesteijn.

Looijesteijn is historicus en zoon van een bloembollenkweker. Samen met conservator Annemarie Vels Heijn schreef hij het boek dat hoort bij de tentoonstelling Tulpenkoorts – Het Ware Verhaal in Museum de Zwarte Tulp. Vels Heijn heeft vanwege de tentoonstelling een paar kratten met bijzondere tulpensoorten gekregen van een kweker, en is nu benieuwd naar de tulpen die straks opkomen. Hiermee zijn we meteen bij de betovering van de tulp: je weet nooit precies wat er uit de grond komt. “Lefeber zei het al: Moeder Natuur bepaalt uiteindelijk”, zegt de conservator.

Binnen op zolder is de werkkamer van D.W. Lefeber nagebootst. Een icoon in het bloembollenvak, geboren in Lisse in 1894. Hij reisde de wereld over om Hollandse bloembollen te verkopen, een avontuurlijke bedoening in die tijd. Beroemd veredelaar werd hij, vooral op het gebied van tulpenkruisingen. De rode ‘Madame Lefeber’ is een van de bekendste van de Fosteriana tulpensoort.

Botanische revolutie

Een stap verder terug in de tijd. In de zestiende eeuw namen Europese vloten planten mee van hun eerste ontdekkingsreizen. Dat waren aardappelen en tomaten, maar ook exotische sierplanten. Hierdoor groeide de belangstelling en ontstond een botanische revolutie: niet alleen medici en apothekers waren geïnteresseerd in planten vanwege de heilzame werking, ook botanici stonden vooraan bij het binnenvaren van de schepen.

Universiteiten legden plantentuinen aan, in Leiden stond arts en botanicus Carolus Clusius (1526-1609) aan het hoofd van de hortus botanicus. Zijn passie was enorm. Van zeelieden kreeg hij planten uit andere werelddelen om te bestuderen, van een bevriende diplomaat in het Ottomaanse Rijk een onbekende bloemsoort. Het was een tulp. In de Leidse Hortus kweekte hij hiermee de eerste grote tulpencollecties van Europa. Maar hij was wetenschapper, geen handelaar.

De bollenteelt en -handel ontstonden vooral in Haarlem. Vanwege die geschikte zandgrond én het aanwezige geld dankzij de bloeiende laken- en bierindustrie. Looijesteijn: “In eerste instantie was het bezitten van tulpen een hobby van hen die het konden betalen. Zoals ze ook exotische schelpen, porselein en edelstenen verzamelden. Zo ontstond de handel in tulpen en werd het interessant om bollenkweker te worden. Een van de eerste bollenkwekers was een voormalig tuinman van zo’n rijke verzamelaar.”

‘Tulpenmanie’

De bloem – met name de bijzondere, gevlekte soorten – werd zo gewild dat het ‘koortsachtig’ werd. Prijzen werden opgestuwd, men sprak in latere tijden van een ‘tulpenmanie’. Voorbeeld: in Haarlem steeg een pond Switser tulpen van 125 gulden op 31 december 1636 naar 1500 gulden op 3 februari 1637. Vlak hierna implodeerde de handel en stopte de hausse abrupt.

De veelheid aan kleuren en soorten is een van de redenen dat tulpen al lang zo populair zijn. Beeld Maartje Geels
De veelheid aan kleuren en soorten is een van de redenen dat tulpen al lang zo populair zijn.Beeld Maartje Geels

Het wordt gezien als de eerste speculatiegolf, een bubbel, in de wereldgeschiedenis. “Over deze periode lees je de wildste verhalen. Dat handelaren uit wanhoop in de gracht sprongen en over dramatische faillissementen. Maar de waarheid is minder extreem. Ik las het boek Tulipmania van de Amerikaanse schrijver Anne Goldcar. Zij heeft wonderbaarlijk historisch onderzoek gedaan en is tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van een manie of gekte.”

Ja er was een bubbel, ja er was veel speculatie. Het is dan ook een uitzonderlijke handel: je koopt iets dat nog in de grond zit en pas in juni, na het rooien, krijg je het in handen. Hoe komen de bollen uit de grond? Hoeveel zijn het er? De bollen zijn vaak al doorverkocht. Dat gevoel van onzekerheid droeg bij aan de bubbel. “Maar hoge verkopen werden geannuleerd, velen gingen helemaal niet failliet. Daarom heet de tentoonstelling ook Tulpenkoorts. Het was een koortsstuip die weer verdween, geen gekte. De handel herpakte zich na een tijdje.”

Als vanaf de achttiende eeuw de Engelse, meer natuurlijke tuinen geliefd worden, breidt de bollenteelt zich verder uit. Dan ontstaan de bollenvelden en verschijnen de gewonere tulpensoorten in de gewone tuinen en in vazen op tafel.

Kwetsbaar en bollenteelt onder vergrootglas

In de bloeiende bollenvelden is de ziekzoeker sinds oudsher een bekende verschijning. Met gebogen rug speurt de specialist zieke tulpen, hyacinten en narcissen op om eruit te halen. Van gezonde tulpen worden na drie tot vier weken de bloemen eraf gesneden, de bol met loof blijft in de grond. Zo kunnen moederbollen zichzelf klonen en kleinere bolletjes, klisters, aanmaken. In volgende jaren kunnen die uitgroeien tot volwaardige tulpenbollen. Dat is de winst voor de kweker, en een oud proces.

Tulpenbollen op sterk water in Museum de Zwarte Tulp in Lisse. Beeld Maartje Geels
Tulpenbollen op sterk water in Museum de Zwarte Tulp in Lisse.Beeld Maartje Geels

Looijestein: “Op andere vlakken is de bollenteelt wel wat aan het veranderen. Toen ik jong was en mijn vader hielp, begin jaren zeventig op ons land in de Anna Paulownapolder, werden veel gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Dat probeert men al decennia terug te brengen. Vroeger hoorde ik geen kikkers rond onze stolpboerderij, nu wel. Ik ben geen expert, en natuurorganisaties zijn kritisch, maar een van de dingen die men al jaren doet is tulpenbollen proberen te kweken die minder kwetsbaar zijn voor schimmels en ziekten. Dat gebeurt op grote schaal, maar ook door bollenkwekers zelf, in hun eigen, eenvoudige laboratoria.”

Een grootschalige, milieuvriendelijke bollenteelt vraagt om onderzoek en aanpassingen. Het is lastig, tulpen zijn kwetsbaar, maar er zit beweging in, merkt Looijestein. Werden vroeger bestrijdingsmiddelen gebruikt om aaltjes tegen te gaan, nu worden stukken land eens in de paar jaar onderwater gezet om de microscopisch kleine wormpjes te doden die de bollen aanvreten.

De tulp is ook modegevoelig, een andere vorm van kwetsbaarheid. “Je kunt niet eindeloos eenzelfde tulp telen. Op een gegeven moment willen mensen die ene kleur niet meer. Maar het duurt een aantal jaar voor een nieuw geteelde tulp bewezen stabiel is en verhandeld mag worden.”

Stoffige schuren

Wat nog te zeggen over de toch wel heroïsche reis van de tulp? Die begon in het hooggebergte en werd via het Ottomaanse Rijk, Europese botanische tuinen, gazons van Haarlemse villa’s en volle bollenvelden langs de kust ons visitekaartje. “Dat de tulp enerzijds veel gewoner is geworden en anderzijds al sinds 1800 een van de geliefdste bolbloemen is. Dat is natuurlijk bijzonder en komt vooral door de vele variëteiten”, zegt Looijesteijn.

“Verder zie ik zelf ook stoffige schuren voor me als ik denk aan de tulp. Dat komt door alle zomers waarin ik op het land hielp. ’s Avonds in bed hoorde ik nog de sorteermachine, doef, doef, doef, en zag ik voor mijn geestesoog nog de bollen opspringen. Met het schrijven van dit boek werd mij de bijzonderheid van de tulp duidelijk.”

Op de tentoonstelling wordt in hoofdstukken over de Tulpenkoorts verteld met een prentenkabinet, rekwisieten en het verhaal in beeld. Vels Heijn: “Het is dus geen verhaal van wilde hysterie en gekte. Maar ik denk dat wat wij vertellen net zo leuk is. Het blijft fascinerend: zo’n tulp, wat is dat nou? Hoe kan zo’n bloembol zoveel teweegbrengen?”

‘Tulpenkoorts – Het Ware verhaal’ is te zien van 18 maart t/m 27 augustus in Museum de Zwarte Tulp, museumdezwartetulp.nl

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden