Brabants landgoed wringt zich in vele bochten voor de vlinder
Landgoed De Stippelberg doet er alles aan om het vlinders naar de zin te maken Ze moeten het alleen nog even in de gaten krijgen.
Er zijn mensenhanden nodig om de Nederlandse natuur in banen te leiden. Of misschien beter gezegd: er zijn mensenhandig nodig om de natuur weer een duwtje in de goede richting te geven. Landgoed De Stippelberg in de Noord-Brabantse gemeente Gemert-Bakel is hiervan het levende bewijs.
Het gebied, sinds 1994 in handen van Natuurmonumenten, is van een monotoon productiebos langzamerhand veranderd in een spannend, divers natuurgebied. Door kale plekken aan te brengen, rechte sloten te veranderen in kronkelende beekjes en meer dan dertig poelen aan te brengen is er leven in de brouwerij gekomen. Rijen bomen maakten in de afgelopen vijftien jaar plaats voor ’wild-ogende’ natuur.
Daardoor gedijen een hoop dieren goed in het natuurgebied: de das is al weer een paar jaar actief, de nachtzwaluw heeft zich in het gebied gevestigd en ook de libelle is aan een opmars begonnen. Vrijwilligers en beheerders nemen steeds meer soorten waar.
Drie partijen werkten samen om een goede biodiversiteit aan te brengen in De Stippelberg, een plek die vroeger alleen werd ingezet om hout te winnen. Samen met Waterschap Aa en Maas en De Vlinderstichting is met actief natuurbeheer veel bereikt. De poelen zorgen voor een toename van het aantal libellensoorten – 46 nu vergeleken met 34 in het jaar 2000 – en moeten ook de vlinders een goede leefomgeving bieden.
Veling: „Vlinders zijn alleen nogal kieskeurig. In de eerste plaats zijn ze vrij honkvast, waardoor ze niet snel ontdekken dat het hier goed toeven is. Wat dat betreft zijn libellen mobieler. Daarbij zijn vlinders gevoelig voor kou: zodra ze de bosrand naderen, fladderen ze alweer weg. Het is daar te fris voor ze.”
Om die reden is aan de hoeveelheid libelles al wel te zien dat De Stippelberg in positieve zin veranderd is, maar aan de hoeveelheid vlinders kan men het pas na 10 tot 20 jaar merken. De laatste vlindertelling in het gebied dateert van 15 jaar geleden, ’toen Natuurmonumenten in kaart wilde brengen wat hier leeft’, aldus persvoorlichter Robert Moens.
Vlinderliefhebber Veling, zelf in de buurt opgegroeid, heeft het idee dat 2009 in elk geval een goed vlinderjaar is. „De temperatuur is uitstekend, en we hebben ook een koude winter gehad. Wanneer het te warm is, worden vlinders namelijk actief. De winterslaap is voor hen essentieel om zich op te laden, maar ze putten zich uit als de temperatuur telkens wisselt.” Zo nam het aantal dagpauwoogjes met 90 procent af door een warme winter.
In Nederland daalt de vlinderstand al sinds de jaren negentig. „Natuurlijk fluctueert het: je hebt goede jaren, pieken, en slechte jaren. Maar gemiddeld wordt de vlinderpopulatie kleiner. Daarom hebben we ook dit gebied perfect ingericht voor het diertje. Het duurt alleen even voor hij de locatie ontdekt. We moeten geduld hebben”, aldus Veling.