Jelles WeekdierDwergvinvis
Baardwalvissen zeven hun voedsel met hun snor bijeen
Niet minder dan 21 nieuwe keversoorten werden ontdekt op een karkas dat op Rottumerplaat langzaam lag te vergaan. Dat ‘nieuwe’ betekent in dit geval niet dat het soorten betrof die voor de wetenschap onbekend waren, ze waren ook niet nieuw voor de fauna van Nederland (dat zou ook een opsteker zijn), maar ze waren nieuw voor het eiland. Ze waren er nog nooit eerder aangetroffen. Nou is Rottumerplaat ook niet ons grootste Waddeneiland, maar toch: nieuw is nieuw. Al anderhalf jaar eerder was de soortenrijkdom van het eilandje uitgebreid met een dwergvinvis die dood op het strand was aangespoeld.
Een dode walvis is al snel een nogal onwelriekende aangelegenheid. Zelf ben ik ooit wezen kijken bij een potvis die bij Koksijde op het strand terecht was gekomen; je rook de rotting al van mijlen afstand. En in 1995 mocht ik meehelpen bij het opruimen van een van de drie stinkende potvissen die toen bij Kijkduin waren aangespoeld. Dat waren dieren van zo’n 15 tot 17 meter lengte, en ze lagen op een stuk strand dat gewoonlijk altijd druk is en ’s zomers veel badgasten trekt. Die hebben liever geen stinkend walvissenkarkas naast hun neergelegde handdoekjes. De potvissen zijn dus weggehaald; een ervan is in Rotterdam opgehangen.
Hoe lang duurt het vergaan?
Maar je hoeft zo’n dode leviathan niet per se weg te halen als daar geen noodzaak voor is. Het is interessant om te zien wat er met zo’n karkas gebeurt wanneer je het gewoon laat liggen. Hoe lang duurt het vergaan? Wat blijft er uiteindelijk over? Welke diersoorten profiteren ervan? Toen dus anderhalf jaar gelden een dwergvinvis dood op Rottumerplaat aanspoelde, deed zich de kans voor om dat te onderzoeken zonder dat badgasten, hondenuitlaters of strandtenthouders daarvan hinder ondervinden. Het resultaat van anderhalf jaar nietsdoen was onder andere die bijzondere keverfauna.
De dwergvinvis is de kleinste van de vinvissen, de groep zeezoogdieren waartoe ook de grootste nog levende dieren behoren. Het zijn baardwalvissen, die tandeloos zijn maar hun voedsel vergaren door het met hun baleinen uit het water te filteren. Die baleinen bestaan uit keratine, het materiaal waaruit ook onze haren en nagels bestaan. Het zijn harige hoornplaten die aan de bovenkaak van het dier zijn opgehangen. Je zou kunnen zeggen dat baardwalvissen hun voedsel met hun snor bijeen zeven (de term snorwalvissen zou toepasselijker zijn). Dwergvinvissen (Balaenoptera acutorostrata) kunnen ondanks de naam toch altijd nog zo’n tien meter lang worden, minder dan een derde van de lengte die de blauwe vinvis kan bereiken; alles is relatief in de natuur. De wetenschappelijke naam betekent letterlijk ‘baleinvleugel met spitse snuit’, een beetje verwarrend want ze zijn geen familie van de spitssnuitdolfijnen die tot de tandwalvissen behoren.
Het experiment om de dwergwalvis gewoon te laten liggen leidde tot interessante resultaten, zo ontdekten onderzoekers van Wageningen Marine Research. Aasetende vogels hadden er geen plezier van want de huid bleek te dik om doorheen te pikken. Het opruimwerk gebeurde voornamelijk door 57 soorten huid en botten etende insecten die daarvoor vanaf het vasteland kwamen overgevlogen, waaronder die 21 ‘nieuwe’.
Jelle Reumer is paleontoloog. Voor Trouw bespreekt hij iedere week een dier dat het nieuws haalt.