Review

Zen en waanzin op de motor

Elektroshocks laten het lichaam op de grond schudden, maar de waanzin wijkt niet van de man. De elektrische gitaar voert de gekte op. Ook de zoon van de man wordt gek. Het is allemaal heel erg, maar ontroeren kan het niet. Pirsigs cult-roman uit de jaren zeventig nu op het podium met muziek van Hofmeister.

Lodewijk Dros

'Zonder mijn hand van het linkerhandvat van mijn motorfiets los te laten kan ik op mijn horloge zien dat het half negen 's morgens is. De wind is zelfs bij honderddertig kilometer per uur warm en vochtig. Wanneer het om half negen al zo heet en drukkend is, vraag ik me af hoe het vanmiddag zal worden.''

De beginzin van Robert Pirsigs 'Zen en de kunst van het motoronderhoud' (1974) hebben velen wel gehaald. En dat het gaat over een vader en zijn zoon van elf, samen op de motor, is ook wel bekend. 'Zen en de kunst van' leidde tot veel navolging. Het boek werd een cultroman, motorrijders volgden het spoor door de Verenigde Staten, het boek mocht in de kast van oostwaarts gerichte zielen niet ontbreken. Toch bleef met meestal goeddeels ongelezen. Want het was wel moeilijk. Bovendien ging het niet echt over Zen, waarschuwde de schrijver voorin zijn boek, en ook niet echt over motorfietsen.

In 'Chris en de kunst van' krijgt het boek een nieuwe navolging, als rockopera op de planken voor de volgende generatie. Componist Jef Hofmeister koos daarbij overtuigend voor het verhalende element uit Pirsigs roman, gezien vanuit de vader: ,,Bij tijden ziet het eruit alsof we afzonderlijk van elkaar in dezelfde richting voortgaan, in plaats van samen op te lopen. En dan, op een willekeurig moment, botsen we weer.'' ,,Het schijnt hem niet te interesseren of hij door iemand anders aardig wordt gevonden. Hij wil alleen aardig gevonden worden door mij. Het begint voor hem tijd te worden om zich los te maken.''

Hofmeister pakt het losmaken van vader en zoon wel heel fors aan: zoon Chris is dood. Toch strookt het met de werkelijkheid. In de epiloog die Pirsig er later bij wijze van onbedoelde apotheose aan toevoegde, meldt hij dat zijn zoon was vermoord, nog wel voor het Zen Center in Los Angeles. Het was een in het boek voorzegde dood. Wer reitet so spüt durch Nacht und Wind, es ist der Vater mit seinem Kind (ontleend aan Goethe's Erlkönig). ,,Hoe loopt het af? Slecht. Het kind gaat dood''.

Het was ook te voorspellen dat Jef Hofmeister daar in zijn rockopera mee zou beginnen; waar Hofmeister komt, is de dood nooit ver weg. Dat was in zijn vorige opera's niet anders.

,,Chris is dood, en iedereen moet gaan/naar de zin van het bestaan'', dwars door de States met zijn vader, achterop de motor. Het begint met de monotone zang van oosterse monniken uit de 'tempel van de techniek' en gaat in hoog tempo verder met rock, country, de slidegitaar van (Ex Wild Romance) David Hollestelle, het bonken van de motor op de onafzienbare wegen.

Het filosofische aspect van de roman is nauwelijks na te vertellen, zeker niet in een rockopera. In 'Chris en de kunst van' staat de geschiedenis centraal van de zoon en van zijn waanzinnige vader.

Wie zich de moeite getroost de honderden bladzijden van 'Zen en de kunst van het motoronderhoud' te lezen, snapt hoe die vader gek is geworden. Voor hem draait alles om Kwaliteit, en vooral om de vraag, wat dat is. Een platonisch idee (het goede, schone, ware), een onderscheidend principe (wel of geen kwaliteit)? Hij omschrijft het als een ondefinieerbaar kernbegrip. ,,Kwaliteit is het mysterieuze, innerlijke doel van ieder creatief mens.'' Ga er maar aanstaan.

De roman, passend in de sfeer van de anti-psychiatrie, is de boekstaving van een gekte waar systeem in zit.

Pirsig beschrijft de mythos als het collectief bewustzijn van de communicerende mensheid. Met het filosoferen over Kwaliteit verlaat zijn hoofdpersoon, die erg veel van de auteur wegheeft, de mythos. ,,Kwaliteit is de verwekker van de mythos. Buiten de mythos treden is krankzinnig worden. Daarom voelde hij de vaste grond onder zich wegglijden.''

Het almaar doorfilosoferen kan daarvoor nauwelijks een medicijn heten. Chris' vader moet met 28 elektroshocks weer bij zinnen gebracht worden. Op de motor reist hij met z'n zoon zijn zoektocht langs. ,,De droom die steeds weer terugkomt, achtervolgt me, omdat ik niet aan de betekenis kan ontkomen: voor Chris sta ik altijd aan de andere kant van de glazen deur en ik kan hem niet openen. Hij wil dat ik hem opendoe en vlak voordat ik het doe, draai ik me steeds weer om. Maar nu is er ook een nieuwe gestalte die me ervan weerhoudt.''

Die gestalte -de waanzin- keert terug en daarmee de afstand tussen vader en zoon, hoe dicht ze ook tegen elkaar aan zitten op de motorfiets. Toch verbindt hen iets: bij de zoon zijn 'de eerste symptomen van krankzinnigheid vastgesteld'. Citaat uit het slot van de roman: ,,We zullen nu samen zijn. 'Was je echt gek?' 'Neen.' Grote verbijstering, maar Chris' ogen stralen. 'Dat wist ik wel', zegt hij.''

Hofmeister heeft het aangedurfd er een rockopera van te maken. Hij identificeert vader en zoon. Als Chris, 22 jaar oud, vermoord wordt, blijkt hij -dat is historisch- zelfs een tweedehands motorfiets te hebben aangeschaft. Dat gegeven, met al die andere typische Hofmeister-ingrediënten (dood, zin, een vleugje God, passie en pathetiek), doet meteen denken aan zijn eerdere theaterstukken, waarin hij onder meer de legende van de Vliegende Hollander en Dostojewski's 'Schuld en boete' bewerkte.

Helaas pakt de vergelijking in het nadeel van 'Chris' uit. De kwaliteit van de muziek is nog steeds prima in orde (al is het minder Kurt Weil en meer pop), maar de variatie ontbreekt. Naast snerpende gitaren had een hilarische ballade niet misstaan. Wat vooral wordt gemist is vrijheid. Hofmeister had zich die mogen permitteren bij de teksten, ze zich toeëigenen en het verhaal rustiger navertellen dan hij in deze korte voorstelling doet. In plaats van een verhaal is het een popconcert geworden.

Met de herontdekking van de volksopera vestigde Hofmeister juist zijn naam: met muziek 'recht het hart in', met ernst en geschmier (nu alleen tijdens een lied van bassiste Kim Soepnel), met ironie vooral. De waanzin van de vader, gespeeld door Har Smeets, is zo massief, dat het vlak wordt. De humor die wel in sommige teksten zit, valt weg, de band speelt -anders dan in vorige producties- zonder gein. Jawel, ook deze keer 'blijft de bar open' tijdens de voorstelling, maar het werkt niet. Hier wreekt zich de afwezigheid van de regisseur die vorige optredens tot feestjes maakte, met een lange nazit en soms een oude volksopera als toegift.

Voor wie het boek niet of niet helemaal gelezen heeft, is 'Chris en de kunst van' een aanrader. Je krijgt zin om het alsnog (uit) te lezen. ,,De echte motorfiets waar je aan werkt, is een motor die je zelf heet. De machine die daar 'voor me' schijnt te staan en de mens die 'in me' schijnt te zitten, zijn niet twee afzonderlijke dingen. Ze groeien samen naar Kwaliteit toe, of raken steeds verder van Kwaliteit verwijderd.''

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden