Review
Ze zet de ijsschroef in de witte korst
Uiteraard is de hoofdpersoon 'Esther' uit het gelijknamige roman van Harman Nielsen een verzinsel. Maar Esther is op een dubbele manier fictief. De schrijver voert haar op als een creatie van de ikfiguur, een beeldhouwster die in cursieve passages expliciet het woord tot de lezer richt. In de eerste passage laat Nielsen deze beeldhouwster meteen duidelijk maken dat Esther haar ideaalbeeld is. En al op bladzijde vijf bekent de ikfiguur dat ze Esther per se uit graniet had willen maken, ,,zoals ik voor haar verhaal wilde dat ze zou klimmen, wat ik in de Alpen zelf had gedaan''.
Met het verhaal over Esther wekt de beeldhouwster een granieten vrouw tot leven. Zo'n projectie van eigen ervaringen en verlangens kan best leuk zijn, maar bij Nielsens roman vraag je je af wat de toegevoegde waarde is van deze extra fictielaag. Degene die Esther verzint, komt te weinig uit te verf om echt duidelijk te maken waarom ze 'een andere ik' nodig heeft. Bovendien doet Esther reëel aan. Je ervaart bijvoorbeeld hoe haar keel schrijnt als ze een berg beklimt en hoe de gereedschappen klinken op de verschillende typen steen: ,,Met de turbine zet ze een ijsschroef in de witte korst, snel en zeker of ze met een dopsleutel een moer aandraait. De sneeuw knerst. Achter haar rug voelt ze de leegte en voor zich voelt ze de berg (...).'' In het verhaal over Esther merk je er niets van dat zij verzinsel is.