ColumnMerijn de Boer
We zagen de zon ondergaan in de woestijn en kwamen bij het oude decor van een Star Wars-film
Na een lange reis kwamen we aan in de woestijnstad Tozeur, in het zuiden van Tunesië. Toevallig had ik niet zolang daarvoor het boek Een nacht in Tunesië van Cees Nooteboom gevonden, waarin hij ook schrijft over Tozeur. Begin jaren zestig reisde hij door Tunesië.
Nooteboom beschrijft hoe hij in een café in Tunis een Pernod bestelt en dan ‘een in olie gedompeld stuk venkel’ krijgt toegeschoven. Dat heb ik zelf nog niet meegemaakt. Maar ik heb hier dan ook nog nooit een pernod besteld. Dat ga ik binnenkort maar eens doen.
Als Nooteboom net is aangekomen, schrijft hij: ‘Er is iets dat ik zie maar niet werkelijk opmerk en even later weet ik plotseling wat het is en denk: o ja, palmen’.
Weinig opzienbarende polemiek
Naar aanleiding van Nootebooms stukken over Tunesië ontstond een kleine polemiek met Hugo Brandt Corstius. Die schreef in Hollands Maandblad dat Nooteboom loog, zonder erbij te zeggen waaróver hij loog. Waarop Nooteboom weer antwoordde dat hij níet loog. En dat was dan het einde van een weinig opzienbarende polemiek.
‘Bij daglicht is Tozeur zandkleurig’, schreef Nooteboom. Als ik er aankom, zie ik hetzelfde. De huizen zijn gebouwd van lichtgele bakstenen en over alles ligt een laag zand, waardoor ook de palmbladeren niet groen, maar grijsgeel zijn.
We zagen de zon ondergaan in de woestijn en kwamen bij het oude decor van een Star Wars-film, midden in de verlatenheid. Onderweg passeerden we soms een groep dromedarissen. Een heel enkele keer zagen we iets in het zand liggen, bijvoorbeeld een oude autoband. Voor de rest was het in alle windrichtingen louter woestijn om ons heen.
Desert blues
Omdat we deze vakantie benutten om onze tweejarige zoon zindelijk te maken, stopten we om de zoveel tijd de auto. We zetten zijn potje neer en hij nam plaats, uitkijkend over de gele vlakte. Ik leegde het potje, zodat die zandkorrels eindelijk wat vocht kregen, en daarna reden we verder.
’s Nachts sliepen we met z’n vieren in een kamer. Rond een uur of twee hoorde ik: “Slaap je, papa?”
“Niet meer”, antwoordde ik.
“Ik kan eenhoorn niet vinden”, fluisterde mijn dochter.
Ik stapte uit bed, vond de eenhoorn en gaf ’m terug. Al snel sliep ze weer in. Mijn zoon en hoogzwangere vrouw waren niet wakker geworden.
Toen ik weer in bed lag, dacht ik dat ik buiten iemand hoorde trommelen. Ik houd erg van desert blues, maar dit klonk niet erg muzikaal. Misschien was het een blik dat door de straat ratelde, voortgeblazen door de woestijnwind. In elk geval: ik kon absoluut niet meer slapen. Ik knipte het bedlampje aan, bedekte dat met een T-shirt om niet te veel licht te maken, en las verder in Een nacht in Tunesië.
Merijn de Boer is schrijver, huisman en expat. Zijn vrouw is diplomaat. De Boers laatste roman De Saamhorigheidsgroep stond op de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2021. Lees zijn columns hier.