SchrijversinterviewSusan Cain
We moeten altijd maar opgewekt zijn. Hoog tijd voor een herwaardering van de ‘superkracht’ melancholie, zegt Susan Cain
We lijden onder een ‘tirannie van positiviteit’, aldus de Amerikaanse schrijfster Susan Cain. In Bitterzoet bepleit ze meer ruimte voor emoties als verdriet, verlangen en melancholie.
Altijd positief blijven? Hou maar op, zegt de Amerikaanse schrijfster Susan Cain (1968). Met Bitterzoet schreef ze een pleidooi voor een melancholische kijk op het leven. Ze gaat te rade bij psychologen, filosofen en schrijvers, bij religieuze tradities en spirituele denkers om melancholie beter te begrijpen. Die kenmerkt zich door een ‘ontvankelijkheid voor verlangen, ontroering en verdriet, een sterk besef van het verstrijken van de tijd’, schrijft ze. De melancholicus beseft dat ‘licht en donker, geboorte en dood – zoet en bitter – onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn’.
Aan de kiem van het boek staat een ervaring uit haar studententijd, zegt Cain. “Vrienden kwamen me ophalen in mijn kamer. Ik had droevige, melancholische muziek opstaan. Hard. Leonard Cohen, vermoedelijk, ik ben een groot fan. ‘Waarom luister je naar dat soort begrafenismuziek’, vroegen ze. Ik moest lachen, deed de muziek uit en ging mee naar college.
“Maar hun vraag bleef door mijn hoofd spoken: waarom geniet ik zo van weemoedige muziek? Dat leidde me naar dit boek. Wat ik ontdekte, is dat musici en kunstenaars die vraag al eeuwenlang onderzoeken. Tal van culturen en religies kennen melancholie al duizenden jaren een belangrijke plek toe. Ik ben haar als een soort verborgen superkracht gaan zien.”
Een superkracht, hoe dat zo?
“Melancholie kan leiden naar creativiteit, verbinding met elkaar en de wereld, en zelfs ervaringen van transcendentie. Kijk, samen dansen op vrolijke muziek verbindt ook, maar toch op een andere, oppervlakkigere manier. In verdrietige muziek zit een bepaalde diepte en troost. De kunstenaar neemt jouw verdriet en zegt tegen je: ik heb dit ook gevoeld, we zijn verenigd in onze menselijkheid. En het ontroert dat de kunstenaar de moeite nam om deze gedeelde menselijke ervaring om te vormen tot iets moois, haar te verheffen. Wij zijn schepsels die geboren zijn om pijn te transformeren tot schoonheid.”
Ze denkt na: “Het verwondert filosofen al eeuwen dat we zo worden aangetrokken tot droevige kunstwerken. Ze hebben het over de paradox van de tragedie. Waarom kijken we zo graag naar theaterstukken of drama’s vol dood en wanhoop?
“Dat is, denk ik, omdat ze een aangeboren spiritueel of existentieel verlangen in ons aanboren, naar betekenis, naar een thuis, naar geborgenheid en heelheid. Het is vooral verdriet en schoonheid samen die deze emoties oproepen. Die combinatie roept het specifieke gevoel op dat je diepste verlangens vervuld kunnen worden, dat de tuin van Eden in zicht is – die je dan toch telkens net niet kunt bereiken. Wat het verlangen ernaar alleen maar aanwakkert. Dat brengt ons in een transcendente gemoedstoestand: we krijgen een glimp van iets hogers en groters dan onszelf, voelen ons daar verbonden mee, ook al blijft het verlangen onvervuld.”
Daar is dus wel schoonheid voor nodig, zegt u. Krijg je die ervaring alleen via kunst?
“Niet per se, al brengt die mij persoonlijk wel het vaakst in een melancholische staat. Trouwens, ook in het alleen al uiten van verdriet zit een element dat mensen bij elkaar brengt. Charles Darwin wist dat al. We associëren Darwin met survival of the fittest, maar hij was een zachtmoedige, melancholische persoon, die óók schreef dat compassie de ‘sterkste impuls’ in zoogdieren is. Wie een ander zoogdier in nood ziet, voelt zich verschrikkelijk en wil er iets aan doen.
“Dat is in het bijzonder het geval bij mensen. Psycholoog Dacher Keltner van de Berkeley-universiteit toonde aan dat we een ‘compassie-instinct’ hebben. Als je een afbeelding ziet van iemand in wanhoop, dan wordt je nervus vagus geactiveerd. Dat is onze grootste zenuw, die onze ademhaling en spijsvertering controleert. Er is dus iets heel dieps in de menselijke ziel dat reageert op lijden. En ons dichter bij elkaar brengt.
“Maar” – ze lacht schamper – “in onze cultuur worden we niet geacht het daarover te hebben. Verdriet hebben we gereserveerd voor een klein aantal duidelijk omschreven plekken en tijdstippen. Als je een naaste hebt verloren, is het oké om daar een tijdlang over te praten. Daarna niet meer. Misschien kunnen mensen op sommige hoekjes van de sociale media praten over hoe ze zich echt voelen. Vaker camoufleren we dat allemaal.”
Waarom doen we dat?
“Uit schaamte. En dat zit zo diep dat we het vaak niet eens doorhebben. De Amerikaanse onderzoekers Jason Kanov en Laura Madden interviewden honderden mensen over situaties in hun werk. Die interviews stonden bol van de verhalen over pijn en lijden op de werkvloer: paniekaanvallen, verstoorde relaties, gevoelens van onderwaardering. Maar wat opviel: mensen vermeden woorden als pijn of lijden om die ervaringen te omschrijven. Als ze over angst en paniek vertelden, zeiden ze dat ze boos waren. Hadden ze het over verdriet, dan zeiden ze dat ze gefrustreerd waren. Ze gebruikten altijd taal die het deed voorkomen dat ze het minder moeilijk hadden gehad dan feitelijk het geval was.”
U schrijft in het boek dat we lijden onder een tirannie van positiviteit.
“Onze tijd vraagt van ons dat we voortdurend optimistisch zijn en mensen opdelen in winnaars en verliezers. Vroeger was er een besef dat wanneer iemand verloor in het leven, Fortuna, de godin van het geluk, hem niet genegen was geweest. Hij had geen geluk.
“In de negentiende eeuw veranderde die visie. Overkwam iemand iets slechts, dan was het iets aan hem dat dit veroorzaakte. Mensen waren geboren winnaars of verliezers. En als ze al niet zo geboren waren, dan hadden ze wel de gewoonten aangenomen van een winnaar of verliezer. Het ligt aan onszelf.
“Hoe meer je er zo naar kijkt, hoe minder je te maken wilt hebben met emoties als melancholie, verlangen of verdriet. Die vormen dan een hindernis op de weg naar je succes. In onze cultuur gelden daarom vooral mensen met een opgewekt karakter als een voorbeeld. En ik kan me vergissen, maar de laatste tijd geldt dat ook steeds meer voor cholerische mensen, mensen die snel boos zijn. Er is zo veel ‘gerechtvaardigde woede’ tegenwoordig... Aan boosheid ontbreekt het ons waarlijk niet.”
Susan Cain (1968) studeerde rechten in Princeton en Harvard en werkte als advocaat op Wall Street. Ze brak abrupt met de advocatuur en richtte zich op schrijven. In Stil uit 2012 onderzocht ze de kracht van introvert zijn ‘in een wereld vol geklets’. Het werd wereldwijd een bestseller. Ook Bitterzoet voert de New York Times-bestsellerlijst aan. Wie zijn gevoel voor het ‘bitterzoete’ wil meten, op Cains website, susancain.net staat een vragenlijst die ze samen met wetenschappers ontwikkelde. Er staat ook een playlist met verdrietige, bitterzoete muziek.
Weemoed, verdriet, verlangen: die emoties passen slecht bij een wereld waarin het individu de architect is van zijn eigen succes en geluk. Ze maken je passiever, lijkt het, je hebt geen controle.
“Ja, deze emoties hebben te maken met verlies en ook met imperfectie, met een erkenning dat de wereld niet is zoals we zouden willen dat ze is.
“Ik weet niet of passief het juiste woord is. Zo zien we verlangen en melancholie vaak, maar vroeger was dat anders. Verlangen komt van lang, er zit in iets in van lang worden of je lang maken, in de zin van: je uitstrekken naar iets. Neem Homerus’ Odyssee. Dat begint met Odysseus die heimwee heeft en huilend op een strand naar Ithaka, zijn thuis, verlangt. Homerus schrijft dat Odysseus overvallen is door pothos, het Griekse woord voor verlangen. Pothos betekent het verlangen naar alles wat waar, mooi en goed is. En onbereikbaar. Het verlangen zet het epos in beweging.
“Dat geldt voor veel klassieke verhalen en mythen. De protagonist is vaak een wees, die het verhaal binnenkomt in een staat van verlangen. Naar huis, naar zijn ouders. Zoals Harry Potter. Je ziet het ook in haast alle religies. De religieuze reis begint vaak met een verlangen naar een verloren paradijs. De tuin van Eden. Zion. Mekka. De soefi’s verlangen naar de ‘geliefde van de ziel’. Veel religieuze tradities zien verlangen als iets actiefs en positiefs. Augustinus schreef: ‘Ons hart is onrustig tot het rust vindt in U’. Het verlangen naar God gaf zijn leven diepte en richting. De zienswijze was: hoe meer je naar God verlangt, hoe dichter je hem nadert.
“Wij zijn dat inzicht kwijt. Wij denken dat melancholie je dichter bij een depressie brengt, niet bij God.”
Het woord melancholie komt van de oude Grieken, die mensen op basis van hun lichaamssappen indeelden in vier karaktertypes. Bij melancholici zou de zwarte gal overheersen. Is zwartgalligheid een kwestie van karakter?
“Nou, de een heeft er wel meer aanleg voor dan de ander. Onderzoek toont een zeer sterke correlatie tussen melancholie en een hoog-sensitieve persoonlijkheid, een term die psychologe Elaine Aron in 1996 muntte. Ongeveer 15 tot 20 procent van de bevolking heeft zo’n persoonlijkheid. Deze mensen reageren intensiever op prikkels uit hun omgeving en blijken sterker vatbaar voor melancholie.
“Maar ik geloof dat iedereen gevoel voor het bitterzoete kan hebben of krijgen. Levenservaring kan je er ook toe brengen. Psychologe Laura Carstensen van de Stanford-universiteit, laat in een fascinerend onderzoek zien dat ouderen vatbaarder zijn voor melancholie. De reden is dat zij zich sterker bewust zijn van de kwetsbaarheid van het leven.
“Carstensen ontdekte ook dat mensen die leven in moeilijke politieke omstandigheden er meer gevoeligheid voor hebben.”
Neigen mensen met een melancholische aanleg ook sterker naar depressiviteit?
“Onderzoek laat een kleine correlatie zien tussen een melancholische inborst en gevoeligheid voor depressie. Niet verrassend: het type persoon dat naar het melancholische neigt is meestal gevoeliger in het algemeen, waardoor ook de kans toeneemt op angst, piekeren, depressies. Melancholie en depressiviteit kunnen dus overlappen bij sommige mensen.
“Toch blijft het belangrijk om ze van elkaar te onderscheiden. Er is een diepgaand verschil. Je kunt naar believen uit de melancholische stemming terugkeren, terwijl dat bij depressie niet zo is. Dan val je in een zwart gat en voel je niets meer, behalve misschien hopeloosheid en waardeloosheid. Dat is anders dan dat verheven, weidse gevoel van melancholie. Die brengt je in een andere staat van zijn.”
Een ‘staat van zijn’ die u in uw boek opvallend religieus duidt. Toch bent u zelf agnost, schrijft u in de inleiding.
“Toen ik begon met schrijven had ik geen idee dat dit in feite een spiritueel boek zou worden. Ik denk steeds vaker dat spiritueel verlangen tot de kern van de menselijke natuur hoort. Ik beschouw mezelf nog even agnostisch als voor het schrijven van dit boek, maar ik sta wel meer open voor elementen uit religies, inclusief mijn eigen achtergrond.
“Ik ben joods en orthodox opgevoed, mijn opa was rabbi. Ik praktiseer al heel lang niet meer, omdat ik niet genoeg geloofde. En ik heb een aversie tegen dogma’s. Maar mystieke tradities, ook uit het jodendom, laten die dogma’s links liggen en hebben het direct over ervaring. Daar kan ik meer mee.
“Er is een oude chassidische parabel over een rabbi die zijn gemeente toespreekt over nabijheid met God, maar merkt dat een man achterin niet luistert. Het gaat volledig langs hem heen. De rabbi besluit het anders aan te pakken. Hij begint te zingen, een melodie vol verlangen en verdriet. De man zegt: ‘Ah, nú begrijp ik wat u al die tijd probeerde te zeggen’.
“Dat raakt me. Die man, denk ik wel eens, dat ben ik.”
Susan Cain
Bitterzoet. De helende kracht van verdriet en verlangen
(Bittersweet. How sorrow and longing make us whole)
Vert. Klaske Kamstra en Jet Zegers
Arbeiderspers; 320 blz. € 22,99