Tv-columnWillem Pekelder
Waarom denkt de NPO bij Prideweek alleen aan dragqueens?
De vraag waaróm iets op tv komt, is minstens zo belangrijk als wát er op komt. Zo trapte de NPO de Prideweek af met een reeks programma’s die allemaal draaiden om dragqueens. In de quiz Pride test bijvoorbeeld waren twee ‘reserve-dames’ prominent aanwezig: Envy Peru en Hoax LeBeau. Ze waren naadloos overgevloeid uit de realityshow De diva in mij, die aan de quiz vooraf ging.
Later op de avond haalde KRO-NCRV My gay life uit de mottenballen, over Billy die op zijn zevende al wist dat hij op jongens viel en in zijn puberteit druk in de weer ging met make-up en stiletto-laarzen. Op hakken van vijfentwintig centimeter hoog wankelde de jonge Brit als Lady Gaga naar het schoolbal. De NPO sloot de avond af met Dolly Bellefleur, die in Op1 kond deed van haar dertigjarige existentie.
Tjeenk Willink
Dan zeg ik: hoor eens NPO, 99,9 procent van de homo’s loopt niet in jurken. Ze zetten bijvoorbeeld een kabinet in elkaar, zoals Tjeenk Willink dat tot voor kort probeerde. Goed, dat ging zo langzaam, da’s niet te filmen, maar er zijn toch genoeg andere gewone homo’s?
Waarom toch steeds die dragqueens? Dat heeft alles met het medium te maken. Het draait op tv om het mooie, liefst spectaculaire plaatje. Niks tegen travestie, maar dat is niet waar we het deze week over moeten hebben. Toenemende discriminatie en agressie, dát zijn de onderwerpen. Toegegeven, daar praatte men ook even over in Op1, maar je werd wel voortdurend afgeleid door het breedbeeldkapsel van Bellefleur. De inhoud gaat hier ten koste van de aard van het medium.
Anders gezegd: het is allemaal zo onmaatschappelijk, zo televisie-achtig in de verkeerde zin des woords. Bij een krant of weekblad zou niemand op het rare idee komen om onzekere vrouwen te laten oppeppen door dragqueens, maar in De diva in mij is dat heel gewoon. Ernstige zaken worden gepropt in amusements- of realityformats met als enig doel: zo hoog mogelijke kijkcijfers.
Flinterdunne reportage
Kortom, een teleurstellende aftrap van de Prideweek, en dan heb ik het nog niet eens over de opgewarmde prak afgelopen maandag in Nu we er toch zijn: een flinterdunne reportage uit 2020 over de homovriendelijkheid van Capelle aan den IJssel (of all places).
Het betere werk kwam deze avond uit het buitenland: de Britse dramaserie It’s a sin, hier vertoond door de VPRO. Het verhaal draait om vier jonge studenten en hun vriendin, die begin jaren tachtig gaan samenwonen in Londen. We zien feesten, dampende discotheken en enigszins expliciete seks. Bijzonder als het om homodrama gaat.
Gruwelijk monster
Maar achter al die pret verbergt zich een gruwelijk monster: de opkomende aidsepidemie. Niemand weet wat dat is, aids. Wanneer in de eerste episode een ouder homostel de ziekte krijgt, denkt een van hen dat schimmel in de keuken de oorzaak is.
Dát is de maatschappelijke achtergrond van It’s a sin: de opmars van aids, met als gevolg nog meer schaamte en (zelf)discriminatie. Dat alles met het Thatchertijdperk als decor en bezien vanuit homoseksueel perspectief. De reeks die vanwege het thema nauwelijks was te verkopen aan de Britse tv - daar heb je het weer, televisie - is spannend en amusant tegelijk, maar bovenal: hartverscheurend. En tot nu toe geheel dragqueenfree.
Ik ben na één deel al verkocht.
Willem Pekelder vervangt Renate van der Bas en Maaike Bos als columnist over televisie.