Vooral voor eigen publiek

Het Rembrandt-jaar kwam voor het Rembrandt Research Project te vroeg om uitsluitsel te geven welke werken echt van de hand van de meester zijn . Dat duurt nog twee jaar. Het publiek kon elke maand wel een andere tentoonstelling zien.

door Cees Straus

Het gebeurt niet vaak dat een tentoonstelling op de plaats zelf tot verhitte discussies leidt. Het Van Gogh Museum in Amsterdam kon het dit jaar meemaken. Onderdak biedend aan het Rijksmuseum ontstond daar een intrigerend ’duel’ tussen Rembrandt en zijn grote Italiaanse voorbeeld Caravaggio. De laatste mocht tot dan in ons land vrijwel onbekend zijn, dat was geen reden om zijn kwaliteiten een oordeel te onthouden. Bleef Rembrandt overeind in deze confrontatie of was Caravaggio de grote winnaar? Wat psychologisch inzicht betreft doen ze niet voor elkaar onder. Bij beiden leeft een sterke empathie voor mensen van vlees en bloed. Blijft de schilderkunstige uitwerking. En ja, op dat punt is de somber gestemde en altijd donkerkleurige Rembrandt toch net de mindere van Caravaggio die elke voorstelling met een fluwelen warmte omgeeft. Dat waren verschillen die de aanzet vormden voor levendige discussies.

Rembrandt is dit jaar elke maand aanwezig geweest op de museale agenda’s. Dat is uniek voor een jubileumjaar: Van Gogh, Escher noch Mondriaan waren doorlopend of zelfs gelijktijdig in zoveel verschillende musea te zien. En dat in weerwil van het feit dat aan het Rembrandt-jaar een centrale regie ontbrak. Of, misschien wel juist dankzij. In hun pogingen om alle ruimte aan hun eigen bezit te geven, overlapten musea elkaar. Dat deed zich vooral voor in de grafische hoek. Rembrandts grafiek telt in Nederland waar twee, drie musea het oeuvre (vrijwel) volledig in huis hebben, nu eenmaal veel dubbel werk.

Beter te veel, dan te weinig, zullen de musea hebben gedacht. En schilderijen van Rembrandt, die sinds de verstrekkende ingrepen van het Rembrandt Research Project tot een bescheiden aantal van niet meer dan 400 stuks zijn teruggebracht, zijn zo langzamerhand schaars geworden. Er kon dit keer dan ook geen grote overzichtstentoonstelling van af. Die eer werd overgelaten aan het Statens Museum in Kopenhagen, uitgerekend in een land waar slechts één enkel schilderij van de Nederlandse meester werd verworven. Had het niet voor de hand gelegen om alles wat in Nederlands bezit aan schilderijen en tekeningen verkeert nu voor eens onder één museumdak te tonen ?

Die overweging staat los van de vraag of de vele aandacht voor Rembrandt juist in deze tijd gerechtvaardigd is. Toen het Rembrandt-jaar eind 2005 losbarstte in Amsterdam en Leiden, werd het duidelijk dat de schilder in de eerste plaats een toeristische trekker zou worden.

Er leek zelfs even een vermarkting van Rembrandt in te zitten, zoals in het Van Goghjaar 1990 met complete kitschwinkels het geval was. Maar toen het Rembrandtjaar eenmaal goed op dreef leek te komen - dat gebeurde pas tijdens ’Rembrandt Caravaggio’ in het voorjaar- bleek de toeristische aantrekkingskracht weg te vallen tegen die van het eigen publiek. Het gaat te ver om te zeggen dat Rembrandt dit jaar door het grote publiek is ontdekt, maar zijn populariteit is zeker bestendigd.

Tentoonstellingen zoals deze zijn behalve dat ze voor een groot publiek zijn bestemd, ook opgeladen met een wetenschappelijke waarde. Musea die van zichzelf al een bijzondere eigen collectie bezitten, zijn het aan zichzelf verplicht om hun conservatoren kunsthistorisch onderzoek te laten verrichten. Een tentoonstelling of een publicatie kan daar het gevolg van zijn, een combinatie van beide is natuurlijk het mooist.

Veel musea zijn beducht om hun eigen conservator een sterrol toe te dichten, waardoor hun arbeid nogal eens onder de korenmaat dreigt te raken. Dat is een vreemde zaak, die haaks staat op de aandacht die de musea willen besteden aan het zoeken naar gastconservatoren. De opkomst van de gastconservator in de musea is de laatste decennia een gegeven op zich geworden.

Opvallend is dat meer en meer musea uit een klein gezelschap van steeds dezelfde (Nederlandse) kunsthistorici putten.

Juist in dit Rembrandt-jaar was het een goede zaak geweest om nu eens een betrokken buitenstaander naar de schilderijen te laten kijken. In Duitsland, Engeland, de Verenigde Staten en Rusland lopen alles bij elkaar meer deskundigen rond dan de beperkte groep van Nederlandse gastconservatoren. Bovendien werken ze vrijwel allemaal met een uitstekende collectie Nederlandse meesters uit de Gouden Eeuw (Braunschweig, Hermitage Sint-Petersburg, National Gallery Londen en Washington DC) op de achtergrond.

In ieder geval zijn ze ook goed op de hoogte van de vorderingen ten aanzien van het wetenschappelijk onderzoek naar Rembrandts schilderijen. En vooral daaraan schortte het dit jaar. Rembrandt is op een aantal deelgebieden weer eens behoorlijk doorgelicht, zoals de relatie met zijn voornaamste opdrachtgever in zijn vroege periode mooie aandacht kreeg in het Museum Het Rembrandthuis in Amsterdam en de landschappen, hoe mager ook van artistiek concept, in Stedelijk Museum De Lakenhal in Leiden voor het grote publiek maar ook voor de kunsthistorie een heldere belichting kregen.

Maar van de meeste andere tentoonstellingen valt niet te zeggen dat het onderzoek naar de ’authentieke’ Rembrandt met snelle stappen voorwaarts gaat. Zo’n tentoonstelling ligt wel voor de hand als nu eens een finale kan worden gegeven aan het Rembrandt-corpus dat zoals bekend wat al te rigoureus het kaf van het koren heeft willen scheiden. Het laatste deel van het corpus laat echter nog wel even op zich verwachten; dat duurt nog minimaal een tot twee jaar. Met de gereedkoming van het complete corpus zou het Rembrandt Research Project met een presentatie van goedgekeurde én afgewezen werken verantwoording kunnen afleggen. Voor een dergelijk groot overzicht kwam dit jubileumjaar dus gewoon te vroeg.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden