Review
Van zakbijbeltje tot sigaretten
Vivian den Hollander: 'Alleen Beer mocht mee', (met archieffoto's), van Holkema en Warendorf, 141 p, F 27,50, vanaf 9 jaar; Gila Almagor: 'Awia's zomer', vert. Shulamith Bamberger, ill. Rene Pullens, Elzenga, 81 p, F 22,90, v.a. 10 jaar (verschijnt begin mei). De op het Cinekidfestival 1990 bekroonde Israelische verfilming van 'Awia's zomer' wordt gedistribueerd door het LOKV te Utrecht: 030-332328.
De eerste jeugdromans over de oorlog, zoals 'Engelandvaarders' van K. Norel en 'Reis door de Nacht' van Anne de Vries, waren wel realistisch, en bovendien sprak er chauvinisme uit en was het vijandbeeld eenduidig. In de jaren '70 veranderde dat: boeken als 'Oorlogswinter' van Jan Terlouw en 'De kinderen van het Achtste Woud' van Els Pelgrom waren nog wel realistisch, maar Duitsers konden nu ook sympathiek zijn en het ferme-jongensstoere-knapen'-heldendom verdween. Voor het eerst waren toen ook joodse schrijvers in staat om hun oorlogservaringen voor kinderen op papier te krijgen.
Pas de laatste twee jaar verschenen er jeugdboeken over de Japanse bezetting van Nederlands Indie en het leven in de Jappenkampen: 'Vlucht door het oerwoud' (1991) en 'Blubberpap met geiteblaren' (1992). De auteurs daarvan, Jos de Man en Mieke Hille, zijn geen begaafde schrijvers, maar hun autobiografisch getinte verhalen imponeren door authenticiteit.
Ook het recent verschenen 'Alleen Beer mocht mee' van Vivian den Hollander komt zeer authentiek over maar heeft als meerwaarde dat het uitstekend geschreven is. De schrijfster heeft niet zelf in een Jappenkamp gezeten. Ze luisterde naar de verhalen die de oppas van haar kinderen, Trudi de Priester, vertelde over haar kindertijd in het Tjidengkamp op Java en documenteerde zich grondig.
'Alleen Beer mocht mee' is ondanks de problematiek een echt kinderboek gebleven. De Trudi uit het boek wordt negen jaar als de Japanners Java veroveren, en het verhaal wordt vanuit haar kinderlijke perspectief verteld. Ze blijft spelen en wordt niet depressief. Als haar vader door de gevreesde Japanse geheime politie, de Kempeitai, gearresteerd wordt, duwt ze de angst weg. De rest van het gezin belandt in het Tjidengkamp. 'Leuk mam, net een vakantiehuisje!' zegt Trudi in het begin, maar tenslotte proppen de Japanners 22 mensen in het 'vakantiehuisje'.
Zonder moralisme beschrijft Den Hollander het stap voor stap strenger wordende regime van de Japanners. In eenvoudige taal, maar glashelder, en tegelijkertijd lukt het haar ook om de gebeurtenissen 'te verkleinen' tot een omvang die voor kinderen verteerbaar is. Wreedheden worden wel genoemd, maar kort, bijna zakelijk, zonder enige hang naar sensatie. De details zullen voor oudere lezers veelzeggend zijn: de rijpe tomaat die met zoveel zorg is opgekweekt in het kamp, maar die 's nachts gestolen wordt; de blaadjes van een zakbijbeltje die als vloeipapier voor zelfgemaakte sigaretten dienen; het brood dat met een centimenter in 22 precies gelijke porties wordt verdeeld naast het als strafmaatregel met laarzen vertrappen van brood door de kampcommandant.
Vivian den Hollander heeft met dit boek precies de juiste toon getroffen: kinderlijk en sober, maar niet oppervlakkig; onbevangen, maar niet laconiek; warm, maar niet sentimenteel.
Dat de oorlog langer heeft geduurd dan vijf jaar blijkt uit het indrukwekkende, autobiografische verhaal 'Awia's zomer', van de Israelische schrijfster en actrice Gila Almagor. Het speelt in de jaren '50 en is het relaas, in de ikvorm geschreven, van een tienjarig meisje dat na de dood van haar vader geboren is. Haar moeder, partizane in de oorlog, is psychisch verminkt uit een concentratiekamp gekomen; ze is labiel, reageert extreem en kan niet goed voor haar kind zorgen, zodat Awia het grootste deel van haar leven in een kindertehuis opgroeit. Als ze toch een zomer lang bij elkaar zijn, gaat het helemaal mis. Het begint al meteen als haar moeder luizen op Awia's hoofd ontdekt en verbeten al haar haren afknipt, zodat ze voor kaalkop uitgemaakt wordt. Awia snakt naar gewoon kindergeluk, naar muziek, naar moederliefde en vooral naar haar vader, naar wie ze vernoemd is. Ze is zo hevig naar hem op zoek, dat ze een nieuwe buurman voor hem aanziet, hetgeen tot schrijnende situaties leidt. Awia komt niet aan kind-zijn toe: 'Ik moest zorgen dat mama kalm bleef'. Het gaat een paar weken goed, maar als haar moeder weer een keer een hysterische woede-aanval krijgt, haalt Awia de dokter en begint haar leven in het kindertehuis opnieuw.
'Awia's zomer' is een prachtig en ontroerend verhaal, zonder happy end, dat als geen ander laat zien hoe oorlog voelt als die allang is afgelopen. Hoe die oorlog was, wordt nog onderhuidser aangeduid dan Ida Vos bedoelde, maar komt toch dreigend op de lezer af.
Het verhaal is echter ook geschreven vanuit een bepaalde rijpheid, en vanuit een intense innerlijke kracht en liefde. Maar hoe sterk die liefde van beide kanten ook is, de kloof die overbrugd moet worden - het oorlogsverleden van Awia's moeder - is te groot.