Kunst in quarantaineFranse schrijfsters
Trek eens een Franse schrijfster uit de kast!
De cultuursector zit op slot, maar kunst is ook buiten de theaters en musea te vinden. Literatuurredacteur Sander Becker gaat in zijn boekenkast op zoek naar Franse schrijfsters.
Tja, die eeuwige ‘ontlezing’, wat helpt er nog tegen? Nou, corona dus. Sinds het virus door het land waart, zit de boekverkoop flink in de lift. Mensen gaan met stapels onder hun arm de winkel uit. Ook bol.com en co draaien overuren. Daar staat tegenover dat alle bibliotheken dicht zijn, dus tel uit je winst.
Maar goed, de grote vraag luidt toch: wanneer je als plotse thuiszitter ineens meer tijd hebt om te lezen, wát ga je dan lezen? Een mooi startpunt is de recent verschenen bundel ‘Zij namen het woord’ van Margot Dijkgraaf, NRC-recensent en kenner van de Franse literatuur. Dijkgraaf portretteert tien rebelse Franse schrijfsters die moesten opboksen tegen mannelijke dominantie, minachting en soms zelfs vervolging. Onderhoudend, verhelderend en enthousiasmerend beschrijft ze heldinnen als George Sand, Simone de Beauvoir, Madame de Staël, Colette en Annie Ernaux, samen een dwarsdoorsnede van vier eeuwen literatuur.
Nu ik net als de rest van Nederland thuiszit, vroeg ik me af wat ik als oud-student Franse letterkunde zelf aan Franse schrijfsters in de kast heb staan. En welke van hun boeken zou ik aanraden? Hier enkele tips.
Ietwat zoet, maar een fijne escapade voor de opgesloten mens is de plattelandsroman ‘François le Champi’ (1848) van George Sand. Ik kwam dit boek ooit tweedehands tegen bij De Slegte, vergeeld en kruimelig, en was benieuwd wat de minnares van Chopin zoal te melden had. Het bleek een boek vol warmte en ingehouden liefde. Centraal staat François, de vondeling (‘champi’). Normaal zou hij opgroeien voor galg en rad, maar dankzij de liefdevolle ontferming van molenaarsvrouw Madeleine ontplooit hij zich tot een toonbeeld van eerlijkheid, trouw en discipline. Maar dan wordt hij verliefd op Madeleine, wat hij niet durft te vertellen. Een klein drama waar de Bouquetreeks een puntje aan kan zuigen. (Alleen Franstalig, of in het Engels als ‘Francois the Waif’.)
Veel rauwer is een novelle die ik vorig jaar in Marseille kocht: ‘La place’ (1983) van Annie Ernaux, vertaald als ‘De plek’. Ernaux schetst een waarheidsgetrouw beeld van haar overleden vader, een arme kruidenier annex caféhouder die met zijn gezin net het hoofd boven water kon houden. Ernaux ontsnapte aan dit milieu dankzij een studie letterkunde, maar de sociale verwijdering bleef altijd pijn doen. Ze verwoordt haar jeugdherinneringen in sobere taal, à la Marga Minco, wat de emotie des te voelbaarder maakt.
Nog interessanter dan ‘La Place’, als we op Dijkgraaf mogen afgaan, is Ernaux’ debuutroman ‘Les Armoires vides’ (1974), oftewel ‘Lege kasten’. Dit boek gaat over de hypocrisie van de betere klasse en over een illegale abortus die Ernaux in volstrekte eenzaamheid moest doorstaan. Destijds taboedoorbrekend.
Geen proza, maar vuurwerk
Prachtig, ongetwijfeld. Maar in deze tijden zou ik eerder kiezen voor iets uitbundigers. Zoals het verrukkelijke ‘Apocalypse bébé’ (vertaald als ‘Apocalyps baby’) van Virginie Despentes. Deze schrijfster, filmmaakster en ex-prostituée geldt als het enfant terrible van de hedendaagse Franse letteren. Haar verfilmde debuutroman ‘Genaaid’ (‘Baise-moi’, 1993), over twee gewetenloze meiden die plunderend, naaiend en moordend door het land trekken, veroorzaakte een schokgolf. Despentes schrijft geen proza maar vuurwerk.
Dat geldt ook voor ‘Apocalyps baby’, een hilarische roman waarin de lesbische detective Lucie op zoek gaat naar een verdwenen rijkeluisdochter. Vanuit haar eigenzinnige moraal steekt Lucie achtereenvolgens de draak met rijke lieden, extreem-rechtse punkers en ronselende nonnen. Een genot om te lezen, en gegarandeerd coronavrij.
Lees ook:
Kampioen van het treiterproza: Michel Houellebecq
Boekrecensie - Het failliet van de westerse samenleving gesymboliseerd in de lotgevallen van een depressieve ingenieur.