PoëzieJanita Monna
Toon Tellegen blikt terug op het schrijverschap
Toon Tellegen laat in zijn gedichten zien hoe tijd de ouder wordende mens steeds meer in zijn greep krijgt.
‘Ik schreef op 13 maart 1957 mijn eerste gedicht,/ ik had het daarbij kunnen laten.’ Maar dat heeft Toon Tellegen, want van hem is deze regel, niet gedaan. In de meer dan zestig jaar die er sinds 1957 zijn verstreken, schreef hij een lange plank vol poëzie. Daaraan werd recentelijk Langs een helling toegevoegd, een bundel als terugblik op dat schrijverschap.
Van hoe het begon, met een dwarsige drang om iets te willen, ‘ik wilde alles’, en de ontdekking van de woorden en hoe die te laten ‘spartelen en kronkelen’, te laten ‘friemelen en foezelen’, tot wat hij verlangde van poëzie: ‘ik wilde de ruimte van het volledig leven niet’.
Anders dan voor Lucebert, was voor Tellegen ‘hooguit een kwart of een vijfde’ van dat leven genoeg, zo schrijft hij in het poëticale gedicht Leven. Dat ‘kleine beetje’ volstond om mee te ‘woekeren’. Je zou het als een korte samenvatting kunnen zien van wat Tellegen bundel na bundel heeft gedaan: het steeds opnieuw variëren op een thema – ook Langs een helling bevat variaties op eerdere reeksen.
Het moois en lelijks
Zijn gedichten gaan steevast over wat iedereen bezighoudt, het complexe leven met al zijn onbevattelijke gevoelens en gedachten, het moois en lelijks (‘Op je twaalfde krijg je ruzie voor je verjaardag,/ op je vijftigste spijt.’). Tellegens poëzie kan dat voor even volkomen helder en begrijpelijk maken. Tot iets wat, even aan de tijd ontfutseld, voor het grijpen ligt, maar dat net op het moment dat je het vast denkt te hebben, weer in raadselachtigheid oplost.
In Langs een helling laat Tellegen zien hoe leven en schrijven samenhangen. Zonder dat expliciet te benoemen, toont hij – ook in de compositie – hoe tijd de ouder wordende mens steeds meer in zijn greep krijgt. ‘in het midden van ons leven wordt iets zichtbaar,/ iets ondraaglijks’. Dat haast ondraaglijke besef van het einde benadert Tellegen in zijn monter concrete taal, op melancholieke toon, en met nog altijd iets van verbazing. Zie zijn schets van een man in een moestuin, die rommelend tussen ‘de sla en de groenten’ ineens het gevoel heeft dat iets ontbreekt: ‘toen wist hij het:/ hij had een kwartier niet gedacht aan de dood/ vijftien minuten, vijftien hele minuten…!’
Toon Tellegen wordt dit jaar 82. En dus blikt hij ook vooruit: ‘Mijn laatste gedicht moet lang en onbeholpen zijn,/ alsof het mijn eerste gedicht is.’
Oude man in moestuin
Een man stond stil
tussen de sla en de prei in zijn moestuin –
zijn kippen kakelden,
zijn parelhoenders scharrelden rond
hij keek om zich heen –
wat is er… dacht hij, wat gebeurt er…?
toen wist hij het:
hij had een kwartier niet gedacht aan de dood,
vijftien minuten, vijftien hele minuten…!
wat moet ik doen, dacht hij, blij zijn?
in mijn handen wrijven?
of toch maar weer gewoon aan hem denken
alsof er niets is gebeurd?
en hij ging verder met het wieden van het onkruid,
het opbinden van de bonen, het snoeien van de heg
en dacht – met zijn gebruikelijke angst en nieuwsgierigheid –
onafgebroken aan de dood.
Toon Tellegen
Toon Tellegen
Langs een helling
Querido, 56 blz. € 18,99
Janita Monna (1971) is journalist en recensent. Ze was redacteur bij Poetry International en nam het initiatief voor de jaarlijkse Gedichtendag. Voor Trouw schrijft ze over poëzie.