Review

Toen het schip in honderdduizend stukken sprong

Willem IJsbrantsz Bontekoe zette eind december 1618 met zijn schip de 'Nieuw-Hoorn' koers naar Java. Van alle reizen die in opdracht van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) werden ondernomen, zou dit de meest memorabele worden. Niet vanwege het succes - de 'Nieuw-Hoorn' zou geen zilverstuk opleveren, geen Hollandse pepermolen vullen - maar vanwege het logboek dat aan boord werd bijgehouden, en dat later werd uitgegeven als 'Het journaal van Bontekoe'.

Peter Henk Steenhuis

De 'Nieuw-Hoorn' vertrok in gezelschap van elf Oostindiëvaarders. Aanvankelijk verliep de reis voorspoedig, al verloor men de andere schepen vrij snel uit het oog. Goed, het was winter en er stond vaak een 'stijve bries', waardoor er geregeld een 'breker' binnenkwam, de ruimte onder het 'boevennet' halfvol water liep en er met 'leren emmers' flink gehoosd moest worden. Maar toch kon Kaap de Goede Hoop al na vijf maanden gerond worden.

In tegenstelling tot de voorschriften van de VOC maakte Bontekoe bij Kaap de Goede Hoop geen verversingsstop, er waren nog weinig zieken aan boord en de harde westenwind maakte het gevaarlijk de Zuid-Afrikaanse Tafelbaai in te lopen. Na overleg met opperkoopman Heyn Rol - op het schip de hoogste in rang - besloot Bontekoe door te varen. Een dubieus besluit, waarop moest worden teruggekomen toen de scheurbuik begon toe slaan.

Bontekoe ankerde bij het eiland Réunion, en later bij het nabijgelegen Madagaskar. Vers fruit en het schone water deden de gebruikelijke wonderen, de zieken knapten zienderogen op. Vol goede moed, met een aangevulde voedsel- en watervoorraad begon de 'Nieuw-Hoorn' aan het fatale deel van de reis.

Zoals Willem IJsbrantsz Bontekoe schreef, en Thomas Rosenboom schitterend hertaalde: 'Op 19 november 1619, aangekomen op 5 1/2 graad zuiderbreedte, de hoogte van voornoemde Straat Sunda, is bij het overtappen van brandewijn de brand in de brandewijn gevlogen. Ouder gewoonte was de botteliersmaat die namiddag het ruim ingegaan met een vaatje, dat hij vol wilde tappen om de mannen de volgende dag een half mutsje te kunnen schenken. Hij nam een kaars mee, en stak de houder daarvan in de bodem van een vat dat een laag hoger lag dan het vat waaruit hij tapte. Toen zijn vaatje was volgetapt, wilde hij de houder met de kaars lostrekken, en omdat die nogal stevig was vast gestoken, moest hij die met kracht uit het hout rukken. Maar er zat een dief aan de kaars, en die viel er nu af, precies in het spongat van het vat waaruit hij getapt had. Hierdoor vatte de brandewijn vlam, het vuur laaide onmiddellijk op, boven het vat uit, waardoor de bodem eruit sprong en de brandende brandewijn naar beneden het schip in liep, waar smidskolen lagen. Meteen werd er geroepen: 'Brand! Brand!'

'De botteliersmaat dacht de brand zelf al geblust te hebben, maar Bontekoe liet nog veel meer water aanrukken, net zolang tot ze geen spoor van vuur meer zagen. De kolen moeten echter zijn blijven smeulen, want na een half uur begonnen ze weer te branden. Er ontwikkelde zich een verschrikkelijke rook, en vervolgens sloeg de brand over naar de nabij gelegen olievaten. Ondertussen kropen er heimelijk mannen aan boord van de reddingssloep, zij wachtten tot ze met genoeg man waren om op eigen kracht verder te kunnen varen. Ook de koopman voegde zich onder hen. De muiters sneden de touwen door en roeiden van het brandende schip weg.'

'Aan boord van de brandende 'Nieuw-Hoorn' heerste nu angst, er werd vreselijk gekermd en gehuild. Maar ondanks alles bleven de mannen blussen, totdat de brand in het kruit sloeg. Ongeveer zestig halve vaten kruit hadden we overboord gegooid, maar er stonden er nog wel zo'n driehonderd beneden - we vlogen de lucht in, met de complete bemanning, 119 personen op het moment van de ontploffing, toen het schip in honderdduizend stukken sprong.'

'Toen het gebeurde stond ik bij de grote halstalie aan dek, en omstreeks zestig personen die het water aan elkaar doorgaven stonden recht voor de mast; die werden tezamen weggevaagd en tot moes geslagen, zodat men niet begreep waar hun lichaamsdelen of die van alle anderen gebleven konden zijn. En ik, Willem Ysbrantsz. Bontekoe, toentertijd schipper, vloog mee de lucht in.'

'Ik wist niet beter of ook ik zou daar dood blijven. Ik hief mijn handen en armen ten hemel en riep: ,,Daar ga ik, o Heer! Wees mij, arme zondaar, genadig'. Ik meende dat daarmee mijn einde gekomen was, maar bij het opvliegen bleef ik bij mijn volle verstand en ervoer ik een lichtheid in mijn hart die, zo scheen het, zelfs nog met enige vrolijkheid vermengd was - en zo kwam ik neer in het water, tussen de wrakstukken en planken van het schip, dat geheel aan duigen was.'

,,Ik ben nog steeds benieuwd hoe deze tekst tot stand is gekomen', zegt schrijver en hertaler Thomas Rosenboom in een gesprek dat deels gevoerd wordt aan boord van de herbouwde Oostindiëvaarder Amsterdam bij het Amsterdamse Scheepvaartmuseum. ,,Het schip is de lucht ingevlogen, Bontekoe ligt in zee, weet zich samen met een andere overlevende nog net aan een balk vast te klampen, wordt aan boord van de sloep vol deserteurs gehesen, en heeft, zoveel staat vast, niet even de tijd gehad het Journaal uit zijn hut te pakken. Dan verstrijken er zeven jaren voordat Bontekoe terugkomt in Nederland en pas twintig jaar later verschijnt ineens 'Iovrnael, ofte gedenckwaerdige beschryvinge'. Het zou mij niet verbazen als dit geen geschreven tekst maar een door hem gedicteerde tekst is geweest, vermoedelijk aan zijn uitgever. Je leest ook aan de tekst af dat Bontekoe zich heeft willen rechtvaardigen. Het pleit natuurlijk niet voor een schipper om op zijn eerste reis naar Indië de lucht in te vliegen. Het boek heeft het karakter van een apologie.'

Mark Pieters, uitgever van Athenaeum - Polak & Van Gennep, weet uit ervaring hoe een scheepsjournaal moet worden opgesteld. Na zijn opleiding tot stuurman voer hij enige tijd op de grote vaart. ,,Ook nu worden er nog scheepsjournaals gemaakt: dorre opsommingen van windrichtingen, peilingen en kleine gebeurtenissen die zeker niet in de verhalende vorm gesteld worden die Bontekoe gekozen heeft. Het is bekend dat Bontekoes uitgever, Jan Janz Deutel, zich stevig met het boek heeft bemoeid, hij heeft het veel spannender gemaakt.'

,,Er zijn waarschijnlijk drie journaals geweest: het eerste van de heenreis is zondermeer verloren gegaan. Dan moet er een journaal zijn geweest van de reizen naar China, die Bontekoe maakte in opdracht van gouverneur-generaal Jan Pietersz Coen, en een journaal van de terugtocht. Je kunt ook zien dat er leemtes zijn, het eerste deel over de ontploffing en de overlevingstocht daarna zijn veel verhalender dan de delen erna. Dat verhaal moet achteraf gereconstrueerd zijn. Het was voor het boek beter geweest als al die journaals verloren waren gegaan.'

Dat laatste betwijfelt Rosenboom. ,,Die herhaling, die cadans van windrichtingen geeft het boek juist zijn authenticiteit. Een verslag van een voetbalwedstrijd kent ook eentonigheid, maar toch voel je het ogenblik dat er iets te gebeuren staat dichterbij komen. Die spanning heb ik ook terug proberen te laten komen in het Journaal. Dat was lastig, en daarvoor heb ik een enkele keer een vertalersdoodzonde moeten plegen: het verfraaien van de brontekst. Er staan in de oorspronkelijke tekst nauwelijks woorden van modaliteit, nauwelijks woorden die een beleving weergeven van wat er gebeurt. Zo lezen we op een gegeven moment dat ze het eiland Con Son konden zien liggen. Het verslag van een paar dagen later luidt weer: 'Op 21 mei konden we 's avonds Con Son zien liggen...' Om enige spanning in de tekst op te wekken, moet je daar van maken: 'Konden we 's avonds nog steeds Con Son zien liggen'.'

,,Karel van het Reve heeft eens gezegd dat je je van woordherhaling niets moet aantrekken. Mee eens. Maar elke prozaschrijver weet dat het niet prettig leest telkens hetzelfde woord tegen te komen. Bontekoe gebruikt tot vervelens toe de woorden 'de boot' en 'het land'. Iets gechargeerd gesteld, zegt hij: 'We zagen vanuit de boot het land. We kwamen met de boot bij het land. We trokken de boot op het land.' Met verwijzende woorden als 'er' kun je dit soort herhalingen op een elegante manier oplossen. Dat moet ook wel, anders krijg je onbeholpen proza, terwijl het origineel zeker geen onbeholpen indruk zal hebben gemaakt. Je moet Bontekoe wel recht blijven doen.'

Pieters: ,,De noodzakelijke ingrepen die jij je veroorloofd hebt zijn gering, en niets vergeleken met de vrijheden die de zeventiende-eeuwse uitgever zich heeft gepermitteerd. Je hebt de taaiheid uit de tekst gehaald. Je hebt er geen bijbelse verwijzingen aan toegevoegd, zoals Deutel indertijd, die van de reis soms bijna een Exodus uit Egypte maakt.'

Nadat het schip de lucht is ingesprongen en Bontekoe, die na de val aan zijn hoofd gewond is, de leiding over de overlevenden heeft teruggekregen, slaat de honger toe. Maar op de dag dat ze het niet langer kunnen uithouden liet 'God almachtig' meeuwen over de boot vliegen. Die beesten, schrijft Bontekoe, vlogen op een manier alsof ze gevangen wilden worden, want ze vlogen ons bijna in handen en lieten zich grijpen. 'We plukten ze kaal en sneden ze in kleine stukken; we gaven ieder wat, we aten ze zo rauw op, en het smaakte mij beter dan ik ooit gegeten heb - ja, het smaakte zo zoet alsof ik honing in mijn mond en keel stak.' Als ze na een paar dagen opnieuw denken te bezwijken, springt een partij vliegende vissen de boot in.

Pieters: ,,Dat kan nog, dat heb ik ook wel meegemaakt, maar het is weinig geloofwaardig meeuwen als manna uit de lucht te laten vallen. Later maakt de uitgever het nog bonter. Ondanks alles komt Bontekoe toch in de buurt van Sumatra, althans dat hopen ze. Bontekoe is nog nooit eerder in Indië geweest en zijn navigatie-instrumenten en kompas liggen op de bodem van de zee. Om zich beter te kunnen oriënteren beklimt Bontekoe een berg. Niets te zien. Er rest hem weinig anders dan zich op de Heer te verlaten. Hij valt op zijn knieën en bidt. Dan staat er: 'Nadat ik aldus met God gesproken had stond ik op om de berg weer af te dalen, ik keek als tevoren rond en rond, alle richtingen uit, en zie: aan mijn rechterhand zag ik de wolken van het land drijven, waardoor het opklaarde tot aan de einder toe, en al snel zag ik daar twee hoge, blauwe bergen liggen.' Deze gegevens zijn genoeg om de te varen richting vast te stellen: ze bevinden zich in de omgeving van de Straat Sunda. Bontekoe kan zijn volk weer verder leiden.'

Misschien is de vergelijking met Mozes wat ver doorgevoerd, maar Bontekoe moet wel een bijzonder schipper zijn geweest. In zijn nawoord wijst Rosenboom op een heikel moment waarin Bontekoe zich een 'bestevaar' getoond heeft. Nadat de meeuwen en de vissen zijn verteerd, en niets wijst op een nieuwe wonderbaarlijke spijziging, dreigt Bontekoe zijn grip te verliezen op zijn mannen, die in wanhoop het plan opvatten om dan maar de scheepsjongens op te eten. ,,Bontekoe volgt de macabere beraadslagingen met evenveel begrip als afschuw', schrijft Rosenboom. ,,Hij is er bovendien van overtuigd dat Sumatra niet ver weg meer kan zijn, en met al zijn verzwakte krachten pleit hij: 'Mannen, doe dat toch niet, want straks bereiken we het land en dan hebben jullie er je hele verdere leven spijt van'. De mannen geven hem nog drie dagen respijt, en zie: op de derde dag, dertien dagen na het verlies van het schip, krijgen ze land voor de boeg en zijn ze gered, van de hongersnood en van de wanhoopsdaad waar ze na aan toe waren.'

,,Hoe beroerd de situatie ook is', zegt Rosenboom, ,,kennelijk weet Bontekoe uit natuurlijk overwicht of wijsheid of innerlijke beschaving telkens weer het volk in toom te houden. Op de terugweg gebeurt iets vergelijkbaars. In het gezelschap van nog een ander schip, de 'Middelburg', komt hij in de buurt van Madagaskar in een orkaan terecht. De volgende ochtend blijkt de schade te overzien, de grote mast is omgewaaid, maar met de fokkenmast en de bezaanmast valt goed te zeilen. Verderop is de 'Middelburg' er beroerder aan toe, het schip voert in het geheel geen tuig meer. Het verzoek van die zijde luidt dan ook: geef ons een deel van jullie tuig, want anders kunnen wij geen land meer bezeilen. Weer weet Bontekoe zijn protesterende bemanning te overtuigen: 'Mannen, denk toch na, want als wij straks veilig het vaderland bereiken, hoe kunnen we het dan verantwoorden dat wij de 'Middelburg' hier ontredderd hebben achtergelaten?''

,,Neemt niet weg dat Bontekoe in opdracht van de VOC zonder pardon terreurdaden uitvoerde', zegt Pieters. ,,Dat schokte mij aanvankelijk. Ik ken Bontekoe in de eerste plaats van 'De scheepsjongens van Bontekoe', het beroemde, eindeloos verkochte jongensboek van Johan Fabricius, dat voortborduurt op een anekdote uit het Journaal. In 'De scheepsjongens' is Bontekoe toch de grote, onverschrokken schipper, en niet de bevelhebber die in China de bevolking terroriseert en dorpen platbrandt.'

Rosenboom: ,,Dat was ook zijn opdracht. Zo'n handelswijze past in het vijandsbeeld van de VOC. Zo zat de wereld in elkaar, alleen vijanden handelden niet met de Nederlanders. Toch toont Bontekoe zich ook in zijn omgang met de Chinezen een groot man. Als hij met ze onderhandelt is hij recht door zee, en wanneer de Chinezen zich aan hun woord houden, zegt hij: 'Daar kunnen heel wat christenen een voorbeeld aan nemen'. Ook over het scheepsvolk spreekt hij met respect. Zelfs wanneer ze vlak voor thuiskomst in Ierland een laatste stop maken, is zijn oordeel over mannen die niet meer aan boord wensten te komen mild. 'Nu hadden we de gehele bemanning weer aan boord, op drie of vier mannen na, die zich hadden verloofd met vrouwvolk die ze daarna zouden trouwen - die lieten we daar blijven.' Terwijl toch vrij zeker was dat die mannen zich niet verloofd hadden.'

,,Wat had hij dan moeten doen?', vraagt Mark Pieters lachend. ,,Zeggen dat de mannen bij de hoeren wilden blijven maar dat Gods zegen daar niet op rustte?'

Rosenboom: ,,Nee. Waarschijnlijk heeft de uitgever de mannen laten verloven omdat binnen het apologetische karakter van het boek geen hoeren passen. Staat het niet netjes om een schip kwijt te raken, het maakt ook geen echt goede indruk als je met de haven in zicht je manschappen aan de vrouwen verliest. En voor de VOC was zulk gedrag ook geen reclame. Vergeet niet dat de journaals ook gelezen werden in het vaderland. Uitgever en schrijver moesten wel een beetje oppassen met hun taal.'

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden