De alledaagse werkelijkheid van mensen die zo hard werken dat ze geen tijd hebben om acht te slaan op het onrecht dat ze wordt aangedaan, daar vraagt de Maleisische schrijver Tash Aw aandacht voor.
De Maleisische schrijver Tash Aw (1971) verwierf in Nederland enige bekendheid met zijn duistere roman Wij, de overlevenden, over een jongeman die zonder aanwijsbare reden een immigrant uit Bangladesh vermoordt en daarvoor de bak indraait. Onlangs is zijn in 2016 gepubliceerde korte familiekroniek Vreemdelingen op een kade in vertaling verschenen. Het is het verhaal van een eenvoudige Chinese immigrantenfamilie, die zich met moeite staande weet te houden in het snel veranderende Maleisië.
Voor Tash bleek lezen hét middel om ‘iets in het leven te bereiken’ en de armoede te kunnen ontvluchten. Dat lukte op zijn negentiende, dankzij een studiebeurs die hem naar Engeland bracht en in staat stelde een totaal ander leven op te bouwen dan waartoe hij in Kuala Lumpur was voorbestemd.
De kans was groot, zegt Tash Aw met zachte stem, dat hij zonder die beurs, net als zijn vader, van klus naar klus had moeten snellen, of erger, van het ene slecht betaalde baantje in het andere was gerold en misschien zelfs wel in de gevangenis terecht was gekomen. Zoals die ene neef, die ooit zomaar een man doodsloeg en model stond voor het hoofdpersonage Ah Hock in Wij, de overlevenden.
U wist al vroeg dat u uit Maleisië weg moest?
“Het was vluchten of sterven. Dat gevoel zat diep. Het was zo ongeveer alles wat ik van mijn ouders, afkomstig uit een familie van Chinese immigranten, had meegekregen. Die stille boodschap: eens zul je vertrekken. Om werk te vinden. Met vallen en opstaan en vol opofferingen, maar toch... Ga, laat je verleden achter je. Maak er wat van.”
U was niet de enige jongere die het land in de jaren negentig verliet.
“Veel van mijn generatiegenoten zijn dezelfde weg gegaan. En achteraf kan ik alleen maar zeggen dat wij ongelooflijk veel geluk hebben gehad. Dankzij de opbloeiende welvaart in de jaren negentig van de vorige eeuw en het laagdrempelige openbaar onderwijs kregen we volop kansen om de sociale ladder te beklimmen.
“Lange tijd gooide ik er op school met de pet naar en hing ik het liefst rond met vrienden die aan leren een broertje dood hadden. Pas na mijn vijftiende raakte ik doordrongen van het praktische belang van… boeken. Die belangstelling werd vooral ingegeven door een plotseling besef van urgentie: als je ooit een beter leven wilt krijgen, komt het er nu op aan.”
Boeken als noodzaak?
“Waar ik eerder nog met iedereen speelde, zag ik opeens hoe de welgestelde kinderen na het examen naar het buitenland trokken om te studeren, hoe de brave, goedlerende kinderen uit de armere gezinnen op kosten van de overheid de kans kregen om – meestal in Singapore – een vakopleiding te volgen en hoe de vaak stoere, op straat levende jongeren met hun brommers en voorkeur voor heavy metal, bestemd leken voor de zelfkant. De kansarmen, de verweesden, zoals Ah Hock in Wij, de overlevenden, van wie de ouders lang of ver van huis zijn om te werken en naar wie niemand omkijkt.”
U beschrijft hoe u gegrepen wordt door de ruige boeken van William Faulkner en John Steinbeck.
“Zij schreven over jonge mensen die opgroeiden tegen de verdrukking in. Figuren met wie ik me kon identificeren. Overlevers, op zoek naar beter.
“Amerika was het beloofde land. Het land van de toekomst, een paradijs voor immigranten zoals Malakka dat ooit voor mijn uit China gevluchte grootouders was. Anders dan Engeland was Amerika de ideale klasseloze maatschappij waar je, als je maar hard genoeg werkte en goed je best deed, veel geld kon verdienen en vanuit het niets iets of iemand kon worden.
“Schrijvers als Steinbeck en Faulkner, die het hadden over gewone mensen die leefden onder moeilijke omstandigheden, hielpen mij daarbij, net als later televisieseries als The Cosby Show en – op een heel ander, emotioneel en seksueel vlak – de eerste videoclips van Prince.”
U bent gefascineerd door Amerika, maar belandt in Engeland. U leest Steinbeck en Faulkner, maar kiest voor rechten.
“De studiebeurs bracht mij naar Engeland. En wat ik, net als zoveel generatiegenoten, zeker wist, was dat een baan als dokter of advocaat de garantie was voor een beter bestaan. Daar ben ik nog altijd dankbaar voor. Nu zie je dat de bovenklasse in Maleisië totaal losgeweekt is van de onderklasse. Rijke kinderen gaan vanzelfsprekend naar privéscholen en anders dan in Europa en de VS is er van een middenklasse nauwelijks sprake meer. Ik vind het triest om te zien dat juist de sterk toegenomen rijkdom in Maleisië binnen de kortste keren een nieuwe klassenmaatschappij heeft gecreëerd.”
Heeft u weleens overwogen terug te gaan? Voorgoed?
“Dat is voor mij onmogelijk. Ik probeer mijn ouders regelmatig te bezoeken. Maar teruggaan? Nee, dat niet. Ik zou mijn leven zoals ik het tot voor kort in Londen leefde en nu in Parijs heb ingericht daar niet kunnen leiden. Dat wil niet zeggen dat er geen heimwee is. Ik heb lange tijd het licht gemist en de warmte, de geuren, het groen. En vaak denk ik terug aan mijn grootmoeder van moederskant met wie ik een bijzondere band had. Hoe sterk en zelfstandig, hoe wijs en geëmancipeerd zij in al haar eenvoud en zwijgen was.
“Op mijn manier probeer ik wel iets terug te geven. Schrijven biedt mij de kans om een gezicht te geven aan dat voor de wereld onbeduidende land van herkomst, zonder verleden en vol mensen die zich in de loop van de tijd onzichtbaar hebben gemaakt om maar niet op te vallen.”
In uw boek gaat u uitvoerig in op een openhartig gesprek met uw anders zo zwijgzame vader. Hij spreekt over zijn afkomst en de schaamte die zijn ‘armeluisgeschiedenis’ met zich meebrengt.
“Ik werd er volkomen door overvallen. Hem zo, uit het niets, over kwetsbare zaken horen spreken. Het maakte me verlegen. Ik ben opgevoed vanuit een stoïcijnse houding waarbij niet gesproken werd over twijfels en het verleden vol armeluisverhalen er niet toe doet. Altijd dat zwijgen. Niets ter discussie stellen. Zeker onrecht niet. Ik wilde altijd zo graag het gesprek aangaan. En nu het zover was, wist ik me er geen raad mee.
“Ik wilde het gesprek opnemen met mijn iPhone, maar liet het apparaatje in mijn zak, bang dat ik het moment zou verstoren. Zo verwarrend. En spannend, want hoewel ik de neiging had om eindeloos door te vragen, durfde ik dat niet uit angst het gesprek te forceren en alles kapot te praten. Dus ja, het deed me veel, die schaarse woorden van erkenning. Van de erkenning van de schaamte, zo diep geworteld in de cultuur waaruit hij voortkomt.”
Het staat lijnrecht tegenover de vaak genadeloze westerse directheid.
“Dat zeg je nu, maar ik vind dat in Europa nog meevallen als je het vergelijkt met de huidige, in Amerika sterk benadrukte ‘open’ cultuur waarin alles tot in detail moet worden verklaard en uitgelegd. Zo zwart-wit dat er voor toenadering of verzoening geen plaats meer is.”
Tash Aw (1971) werd geboren in Taipei en groeide op in de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur. Na zijn middelbareschooltijd vertrok hij naar Engeland waar hij rechten studeerde in Cambridge en Coventry. Als advocaat vond hij werk in Londen. Hij volgde een opleiding in de praktische letteren aan de universiteit van East Anglia in Norwich.
Aw debuteerde in 2005 met de roman The Harmony Silk Factory. Het boek werd onder meer bekroond met de Whitbread Book Award. In 2009 volgde Map of the Invisible World. In Nederland verwierf Aw in 2019 bekendheid met de vertaling van We, the Survivors, ofwel Wij, de overlevenden.
De nu verschenen familiekroniek Strangers on a Pier (Vreemdelingen op een kade) ging daar in 2016 aan vooraf.
Vinden uw vader en uw moeder het mooi dat u een bekend schrijver bent geworden?
“Dat is een te moeilijke vraag. Een vraag die ik niet kan beantwoorden. Zo denken mijn ouders niet. Ze zijn blij dat ik het, net als mijn zuster die in Singapore woont, goed heb. En dan maakt het niet uit of je schrijver of advocaat bent, of dat je ergens ver weg op een olieboorplatform werkt.
“In Engeland maakte ik voor het eerst mee dat er bij de ouders van een vriend thuis bij de thee al keuvelend over literatuur gesproken werd. Als ik bel, informeer ik naar het weer, of naar de voorraad groenten in de schappen. En als ik thuiskom neem ik iets mee waar ze op dat moment behoefte aan hebben. Geen boek van Foucault, om maar iets te noemen.”
In een van zijn eerdere boeken, Map of the Invisible World, schrijft Aw ook over de koloniale verhoudingen tussen Nederland en Indonesië. Er komt een Nederlander in voor: Karl. Een kunstenaar die, idealistisch als hij is, na de oorlog op een van de eilanden blijft hangen.
Hoe kijkt u aan tegen de historische erkenning dat Nederland zich na 1945 schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden en de excuses die de overheid heeft gemaakt?
“Excuses hebben slechts een symbolische werking. Ze maken geen einde aan de geldende economische machtsverhoudingen. Dus als je werkelijk schuld wilt bekennen, moet je, en dat geldt niet alleen voor Nederland, bereid zijn daar een economische prijs voor te betalen. Dan moeten banken wereldwijd schulden kwijtschelden en het voor armere landen mogelijk maken om tegen betere voorwaarden geld te lenen. Anders is het nogal goedkoop om sorry te zeggen.”
Maar de waarheid blijft pijnlijk.
“Dat is zo. Misschien klinkt het vreemd, maar voor mij blijft het de allerhoogste vorm van liefde om eerlijk te zijn. Wees eerlijk, vertel elkaar de waarheid, al kan die voor iedereen anders worden uitgelegd. De waarheid is heel vaak niet leuk en behoorlijk lelijk.
“Literatuur van nu richt zich vaak op extreme situaties, op de opvallende uitzondering. Het maakt die literatuur even sensationeel als sentimenteel. Ik zoek het liever in de op het oog weinig spectaculaire alledaagse werkelijkheid, in het gewone leven van eenvoudige mensen die hard werken om te overleven zonder op te vallen. Mensen die zich niet kunnen ontworstelen aan de tredmolen van het bestaan en zo door de beslommeringen en zorgen van alledag in beslag worden genomen dat zij het onrecht dat hun wordt aangedaan niet zien of niet herkennen. Zulke mensen wil ik laten bestaan. Zij verdienen net als u en ik een identiteit, vol relativering en zelfrespect.”
Tash Aw
Vreemdelingen op de kade (Strangers on a Pier)
Vert. Paul van der Lecq
Bezige Bij; 104 blz. € 18,99